Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Ik voel me dat ook wel wat: pater"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Ik voel me dat ook wel wat: pater"

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

ROTTERDAM - Een groepje mariniers marcheert juist over het grote plein. Hier, op de Rotterdamse Van Ghentkazerne, krijgen ze hun initiële opleiding, 26 à 27 weken lang. Ds. D. Huurman: "Als legerpredikant of pater ben je voor de meesten toch een beetje het gezicht van de kerk in de wereld."

"En waarschijnlijk", zegt de 52-jarige vlootpredikant, "zijn wij voor deze jongens ook de enige dominee of pater die ze in hun leven tegenkomen."

Pater - die benaming blijft vaak beter hangen dan dominee, merkt hij. "Tijdens de lessen geestelijke verzorging zie je dat de meesten nauwelijks weten wat een dominee is of een pater. Mij noemen ze ook vaak pater. En ik voel me dat ook wel, pater: vader."

Overigens komt ds. Huurman "opvallend veel" jongens -vrouwen kent het Korps Mariniers niet- van kerkelijken huize tegen, zegt hij in zijn werkvertrek in de "Ziekenboeg". "Pas nog een, van heel christelijken huize. Hij was net een paar weken met de opleiding bezig, maar had veel moeite met het ruwe klimaat. Eigenlijk vroeg hij aan mij of hij nog wel verder kon gaan. Ik heb hem toen toch geadviseerd: "Geef het niet te snel op."

Nadenkend: "Als christen moet je misschien júist daar zijn."

In het diepe

Het is alweer achttien jaar geleden -1989- dat ds. Huurman als hervormd gemeentepredikant in het Land van Heusden en Altena de overstap maakte naar het leger, specifieker: de Koninklijke Marine. "De zee sprak me aan."

In het begin viel dat echter nog niet zo mee, zegt hij. "Bij de krijgsmacht kom je niet in een gespreid bedje. Ik heb me echt wel eens afgevraagd: Wat doe ik hier? Je wordt in het diepe gegooid."

Letterlijk ook: de eerste jaren diende de predikant bij de onderzeedienst. "Die begintijd had iets onrustigs. Je wilt nog zo veel, ook om jezelf te bewijzen. Maar, en dat heeft me erg aangesproken, toen ik voor de eerste keer meeging op een onderzeeboot, vroeg de majoor, de chef onderwater, -hij was zelf onkerkelijk- me op een gegeven moment hoe het met me ging. En ja, dan zeg je natuurlijk dat het goed gaat. "Dominee", zegt hij, "als jij maar voor één iemand aan boord wat kan doen, heb jij je werk gedaan." Dat is me altijd bijgebleven."

Gruwelijke dingen

In de loop van de jaren zwierf de geestelijk verzorger "heel wat over de aarde." Voer naar Irak, naar "de West" (Curaçao), naar Eritrea - op de Hr. Ms. Rotterdam.

En al die tijd, zegt de predikant, "heb ik me dominee gevoeld, niet maatschappelijk werker of psycholoog bijvoorbeeld. Ik zeg altijd: een psycholoog wil mensen toch een bepaalde kant op duwen. Wij luisteren zonder te oordelen. Wij staan ook niet in het systeem, en dat is een belangrijk verschil. Je kunt écht aandacht hebben voor mensen, hun verhaal, hun zorgen. Het lijkt wat op pastoraat, maar dan wel heel direct. Mensen vertellen je één keer hun verhaal, in de kantine of zo, en dan zie je hen vaak nooit meer."

In dat opzicht, zegt ds. Huurman, "kon je vroeger nog wel een beetje krijgsmachtpredikant zijn voor de lol; nu, met al die uitzendingen, niet meer. Irak, Cambodja - die jongens krijgen soms zulke gruwelijke dingen te zien; daar willen ze over praten. Mariniers praten onderling ook ontzettend veel. Het zijn wat dat betreft soms net vrouwen."

Eigen gezicht

Als geestelijk verzorger heb je ook best nog wel wat invloed, is de ervaring van ds. Huurman. "Zeker als je wat ouder wordt. Soms zeg ik tegen zo'n officier van net dertig echt wel eens: Als ík jou was, zou ik dat zo niet doen. Niet opdringerig, maar in openheid. En dat accepteren ze vaak ook."

Maar, zegt hij, "soms proberen ze je ook wel eens uit. Dan vraagt zo'n jonge officier: "Dominee, wat doe je nou eigenlijk de hele dag?" "Weet je", zeg ik dan, "mijn moeder zei altijd: Als je een baan wilt hebben waar je weinig hoeft te doen, moet je predikant bij de marine worden. En anders kun je altijd nog naar de KIM gaan - de officiersopleiding zeg maar." Nou, dan heb je ze meestal wel."

Als je maar een eigen gezicht hebt, ondervond hij. "Gewoon jezelf bent, en je eigen plaats weet. Mensen hebben vaak sowieso al een beeld van een dominee: "Die heeft iets met God.""

Wat is zíjn eigen gezicht? "Ze hebben me dat verteld. In 2001 ben ik heel ernstig ziek geweest. Ik had er toen drie van de vier maanden op de Rotterdam op zitten. Ik lag in het ziekenhuis in Groningen en begon weer wat te herstellen. Op een gegeven moment kreeg ik van de hele bemanning een bordje. En als je dat leest, ga je huilen als een kind. Daar stond dus op hoe ze over me dachten - ik blijk iemand te zijn tussen clown en heel serieus. De commandant had er zelfs nog een tekst uit Spreuken op gezet."

Wat dat betreft, zegt ds. Huurman, "wordt er wel gezegd dat de onderlinge verbondenheid binnen de krijgsmacht afneemt. Maar bij het Korps Mariniers is dat zeker niet het geval."

Dit is het vierde deel in een zevendelige serie over het werk van de legerpredikant. Maandag deel 5: landmachtpredikant ds. T. Schutte.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 2007

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

"Ik voel me dat ook wel wat: pater"

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 2007

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's