Kerst zonder romantiek
T. van den Berg onderzoekt feiten en achtergronden van Christus' geboorte
Eerherstel voor Jozef, Maria, voor de inwoners van Bethlehem - dat is wat Papendrechter T. van den Berg beoogt. In zijn boek "De kerstgeschiedenis. Romantiek & realiteit" probeert hij, liefst voorgoed, af te rekenen met "de vele fabels" rond het kerstverhaal. "Ik heb me de vrijheid veroorloofd het Woord weer te laten spreken."
Kerstbomen, -mannen, -markten, -staven en -stallen. Nederland viert Kerstfeest. Met lichtjes, warmte, huiselijkheid en romantiek. Alles net ietsje meer dan vorig jaar.
Ook kerkelijk Nederland herdenkt het feest van Christus' geboorte. Met minder lichtjes misschien, maar verder toch wel hetzelfde. In de woonkamer flakkert, zomaar, een kaarsje. Een kerstbakje, opgetuigd met een enkele bal, siert de tafel. Op de achtergrond zingt een mannenkoor - over herdertjes, die bij nachte in het veld lagen. Voor vanavond staat een traditionele kerstzang- en orgelavond op het programma. En morgen, zo tussen de kerkdiensten door, gourmetten, met het hele gezin.
Kerstfeest. Voor menig Nederlander is het in de eerste plaats een familie- en gezelligheidsfeest, zo blijkt uit een vorige week gepresenteerd Intomart-onderzoek. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
In het kerstnummer van 1950 van De Kandelaar, het orgaan van de vroegere Bond van Nederlands Hervormde Meisjesverenigingen op Gereformeerde Grondslag, wijst de hervormde hulpprediker J. Goedhart vooral naar de christenheid zelf. "Komen die zonden niet neer op óns? Hebben wij, als Christen, zélf de romantische décors niet geschapen? Wijzelf hebben de kribbe geplaatst in een sfeer die strijdig is met de eenvoud der Schrift."
Daarom, vervolgt hij, "hebben wij elk jaar opnieuw de dure plicht het kerstgebeuren te zien in de soberheid van het Evangelie. Wij moeten scherp onderscheiden en ons telkens afvragen: is het historie of is het fantasie? Dikwijls weten wij de juiste toedracht niet, omdat de Bijbel zwijgt."
Onbevooroordeeld
Historie of fantasie? Met die vraag in het achterhoofd besloot T. van den Berg (54) de kerstgeschiedenis, zoals opgetekend in Matthéüs en Lukas, eens woord voor woord door te nemen. "Je hóórt wat fantasieverhalen", zegt hij, "het ene nog mooier en romantischer dan het andere. Maar als je eerlijk, onbevooroordeeld naar de Bijbel zélf gaat luisteren, kom je erachter dat veel elementen gewoon verzonnen zijn."
Van den Berg, werkzaam op een assurantiekantoor, houdt zich inmiddels al vijftien jaar bezig met de materie. Een inleiding voor de plaatselijke mannenvereniging vormde min of meer het startschot. Gaandeweg stuitte hij op steeds meer materiaal. Artikelen van Claire Ruth Pfann, docent Nieuwe Testament en vroege christendom aan de University of the Holy Land in Jeruzalem. Delen uit de serie "Commentaar op het Nieuwe Testament", onder redactie van dr. J. van Bruggen. Drie jaar geleden besloot hij de verworven inzichten op schrift te stellen. Uitgeverij Blassekijn uit Bleskensgraaf toonde zich bereid het geschrevene uit te geven.
Tegelijk met uw boek verscheen het enigszins vergelijkbare "En het geschiedde" van Paul Maier. Opmerkelijk?
"Ik wist het niet. Het was zelfs even schrikken. Later dacht ik: Als Maier nu hetzelfde schrijft als ik, sta ik wel sterker. Maar zoals ik pas in een recensie heb gezegd, laat hij helaas veel fabels in stand."
Prinsesje
Een van de voor hem belangwekkendste ontdekkingen, zegt Van den Berg, was "dat Jozef een veel grotere plaats inneemt in de Schrift dan we altijd hebben gedacht. Alleen hij, en niet Maria, stamt uit het geslacht van David. "Jozef, gij zone Davids!" zegt de engel. Hij is onmisbaar: via hém komt de Heere Jezus in het huis en geslacht van David. De geslachtslijnen in Matthéüs en Lukas zijn waarschijnlijk ook van hem afkomstig. Maria, zo is aannemelijk, is levitisch en niet davidisch. Zij is dus ook niet het romantische prinsesje, zoals elke kinderbijbel meldt."
Hij verzamelde heel wat negatieve typeringen van de aardse vader van Christus. "Hij zou nogal dom geweest zijn; een wat zielige figuur op de achtergrond. Hij zou afwachtend zijn geweest, en Maria pas na enkele maanden hebben gevraagd hoe ze zwanger was geworden. Hij zou meteen hebben willen scheiden, en dit nog stiekem hebben willen doen ook."
Maar met deze karakteriseringen doen we hem groot onrecht, stelt Van den Berg. "Jozef was rechtvaardig, lezen we. Een diepe denker. Als we Matthéüs 1:19 recht willen doen, kunnen we niet anders dan concluderen dat hij Maria niet van overspel heeft verdacht; wat toch al eeuwenlang de gangbare gedachte is. Het wás voor hem geen verrassing dat zij zwanger was. Uit alles blijkt dat ze hem daarover heeft ingelicht. Overigens: Maria was ouder dan twaalf tot zestien jaar. Uit bijvoorbeeld het niveau van haar lofzang valt af te leiden dat ze volwassen was: zeg 20 tot 25 jaar."
Wél werd Jozef, gedurende de maanden dat zijn ondertrouwde vrouw bij Elizabet (waarschijnlijk haar tante, niet haar nicht) verbleef, meer en meer bevreesd om "in het geheimenis te treden. Bevreesd om God voor de voeten te lopen. Om die reden besloot hij van haar te scheiden zodra ze teruggekeerd zou zijn. Niet stiekem, maar "heimelijk": onderhands - met een scheidbrief, zonder getuigen en zonder het gericht erbij te betrekken."
Zo ver hoefde het echter niet te komen. "Jozef, gij zone Davids! wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want Hetgeen in haar ontvangen is, Dat is uit den Heiligen Geest." Van den Berg: "Hieruit moest Jozef concluderen dat de Heere Zich niet had vergist en dat hij een eigen, unieke taak had in dit geheimenis. God had, met eerbied gesproken, gewacht tot hij en Maria ondertrouwd waren. Want juist in die weg komen twee elementen tot zijn recht. Enerzijds het: "Zie, een máágd zal zwanger worden"; aan de andere kant "en God zal Hem de troon van Zijn vader David geven." Heel duidelijk komt hier tot uitdrukking dat de Messias aan Davids huis geschónken is - Jesaja 9:5 en 6: Want een Kind is ons gegéven."
Aannemer
Zo laat de auteur, die jarenlang ambtsdrager was in de hervormde kerk in zijn woonplaats, de hele kerstgeschiedenis de revue passeren. Steeds plaatst hij kanttekeningen bij de traditionele voorstelling. Waarbij hij onderstreept dat veel van het geboekstaafde is ontleend aan het werk van dr. J. van Bruggen. "Ik heb zijn opvattingen min of meer gepopulariseerd en aangevuld."
Wás Jozef wel een timmerman? "Nee! Althans, niet naar onze begrippen. Het Griekse woord "tekton" kan weliswaar zo worden vertaald, maar hier moeten we eerder denken aan een bouwvakker, bouwkundige of aannemer. Timmerlieden waren er in die tijd vrijwel niet. Hout was behoorlijk schaars, en Nazareth stond onder meer bekend om zijn ploegmateriaal. Dat Jozef dus een timmermanswerkplaats had, waar ook Jezus vaak te vinden was, is erg onwaarschijnlijk." Treffend noemt Van den Berg het in dit verband dat de Heere Jezus later vaak spreekt over bouwers, bouwlieden en gebouwen.
Nog zoiets: Maria zou hoogzwanger zijn geweest op het moment dat zij (op een ezeltje) en Jozef in Bethlehem arriveerden. Néé, meent de auteur.
En toen zij er aankwamen, zouden zij door iedereen de deur zijn gewezen: niemand wilde het Kind immers ontvangen? Van den Berg plaatst er grote vraagtekens bij. Eén: de oosterse gastvrijheid liet dat eenvoudigweg niet toe. Twee: niemand wist Wie Maria bij zich droeg. Drie: naar alle waarschijnlijkheid woonde Jozefs familie in Bethlehem, en waren enkelen van hen nog bij de huwelijkssluiting van hem en Maria geweest. De twee kwamen dus in een vertrouwde omgeving aan.
"Omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg." Herberg? Van den Berg: "Het woordje "kataluma", dat in Lukas 22:12 wordt vertaald met opperzaal, is juist hier vertaald met herberg. Ten onrechte. In Bethlehem kan geen herberg, geen karavaanserai, zijn geweest. We moeten deze passage veel normaler interpreteren dan tot nu toe is gebeurd. Jozef en Maria kwamen, naar we veilig kunnen aannemen, bij familie in huis - zie ook Matthéüs 2:11. Concreet denk ik hier aan de Geboortegrot, zoals die nog altijd in Bethlehem te zien is. De gastenkamer, de kataluma, was echter vol, of ongeschikt voor hen. Kennelijk werd daarop besloten dat zij hun intrek zouden nemen in de benedenverdieping. En dáár baarde Maria, na verloop van tijd, haar eerstgeboren Zoon, wond Deze in doeken en legde Hem neder in de kribbe." Naar alle waarschijnlijkheid "ergens tussen augustus en november van het jaar 3 voor Christus."
Beestenstal
De passage over de doeken en de kribbe heeft, constateert Van den Berg, aanleiding gegeven tot veel romantische beeldvorming. Een kribbe, die wel in een (beesten)stal moet hebben gestaan; doeken, waarmee zonder twijfel vodden, lompen bedoeld zouden zijn. De armoede ten top. "Bizar", oordeelt hij. "Het woord voor doeken wordt in Ezechiël 16:4 vertaald met windsels. Dat is ook hier het juiste woord; de statenvertalers geven dit in een kanttekening bij Lukas 2:7 ook aan. Zoals iedere kraamvrouw in die tijd wond ook Maria haar Zoon in windsels. En wat de kribbe betreft, die kwam destijds in heel wat woningen voor. Eenvoudige mensen gebruikten die wel vaker als wieg. Onder veel huizen in Bethlehem bevond zich een grot die diende als opslagplaats of als ruimte waarin enkele dieren verbleven. We mogen hier dus beslist niet denken aan een beestenstal bij een boerderij."
En dan de herders uit Lukas 2. "Herdertjes", zoals het kerstliedje wil. "Niets is minder waar." Ook de vaak gehoorde notie dat deze stoere mannen daar, in Efratha's velden, hun zonden voor ogen hadden en beweenden, wijst Van den Berg van de hand. "De Bijbel zwijgt erover. Er kleeft ook een gevaar aan door het zo voor te stellen. Alsof deze herders eigenlijk al een beetje geschikt waren om de Heere Jezus te ontvangen. Néé. God Zélf vroeg naar hen, naar het uitschot. Christus is vrijwillig gekomen om moedwillige zondaren te verlossen van het verderf. Van jongs af aan heeft hij de toorn Gods gedragen, voor ons. En daaruit kunnen we leren dat er juist vanuit het kerstevangelie geen reden is om sceptisch te zijn over de vraag of Jezus ook ónze Zaligmaker wil zijn."
Dat zal niet iedereen u nazeggen.
"Ik weet het. Toch zit me dit best hoog. Juist in deze geschiedenis zie je dat God de Zaligmaker zonder voorwaarden vooraf aanbiedt, aan gewone mensen die nergens op kunnen bogen. "Dit zal ú het teken zijn", zegt de engel tegen de herders."
We hebben het altijd gezocht in extreme zaken, aldus de auteur. "Maar als eenmaal vaststaat dat Jezus geboren is in een gewoon huis, duidelijk is dat een kribbe geen bizar gebruik was en dat de doeken gewone windsels waren, dan betekent dit dat het gewóne het teken is. Jezus' armoede bestaat niet in allerlei uiterlijk vertoon, maar daarin dat Hij de hemelse heerlijkheid heeft afgelegd."
Wat de engelen aangaat: Van den Berg wijst erop dat de engel des Heeren bij de herders stónd, en de "menigte des hemelsen heirlegers" zich daar later bijvoegde. Van zweven is dus geen sprake. Verder: zij zóngen hun hemelse lofzang niet, maar spraken die uit - "zeggende" staat er. "Het gaat hier om een machtig spreekkoor van miljoenen engelen: Ere zij God, in de hoogste hemelen."
Zo zijn er meer zaken te noemen. Over de wijzen uit het oosten bijvoorbeeld, en de ster die hen voorging. "Lang heb ik erover nagedacht hoe we deze ster nu precies moeten plaatsen. Allerlei theorieën zijn erover ontwikkeld. Het zou een komeet zijn geweest, of een conjunctie. Op een gegeven moment wist ik het niet meer. Maar ineens dacht ik: als God de astrologie nu in Zijn Woord afwijst, zou hij er dan gebruik van maken om de wijzen op Zijn Zoon te wijzen? Nee. Deze ster moet een eenmalig wonder zijn geweest."
Meer dan eens plaatst u kanttekeningen bij een bijbeluitleg die soms al door Calvijn, Luther of Matthew Henry is gehanteerd. Hebben zij het dan allemaal mis gehad?
"Ook zij waren kinderen van hun tijd die voortbouwden op een lange traditie. Natuurlijk heb ook ik deze mannen zeer hoog staan, maar de exegese kan niet gefixeerd worden. Het kan toch niet zo zijn dat de angst om los te laten wat bekende voormannen eeuwenlang hebben beweerd, uitgaat boven het schriftwoord zelf? En waar kinderbijbelschrijvers altijd alle gelegenheid hebben gekregen om romantische sferen te scheppen, veroorloof ik me nu de vrijheid om het Woord zelf te laten spreken."
Wat verwacht u? Gaat er veel veranderen?
"Het zal zijn tijd nodig hebben. Toch reken ik erop dat de geschiedenis zoals ik die nu heb gepresenteerd, eens de standaard zal worden. Aan het slot van mijn boek kom ik ook met een eigen versie van het kerstverhaal voor kinderen. Ik hoop dat onderwijzers en zondagsschooldocenten daarvan gebruikmaken. Het gaat er mij om dat we weer gaan lezen wat er staat. De kerstgeschiedenis, in al haar soberheid. Want die zijn we kwijtgeraakt - zie ook een bijbels-historische roman als "Onbevreesd. Het verhaal van Maria" van Francine Rivers. Ik erger me daaraan. En, als christenen niet langer meedoen met de onjuiste, sfeerbepalende beelden in het kerstverhaal en hun uiterlijke viering daarop afstemmen, kan daarvan ook naar buiten toe een getuigenis uitgaan. Dat valt dan toch op."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 2003
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 2003
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's