Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tranen om een dagboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tranen om een dagboek

Kampslachtoffer J. Borgen: Toen ik m'n moeder kwijtraakte, verloor ik m'n laatste houvast

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tientallen jaren negeerde Jillard Borgen de dagboeken van zijn moeder. Totdat het verleden niet meer te verdringen viel. De vergeelde documenten voerden hem terug naar de jappenkampen, de honger, de paniek die hem beving toen zijn moeder leek te sterven, het verdriet na de scheiding. Bladzijde na bladzijde nam hij over in zijn computer. Het resultaat droeg hij onlangs over aan de oorlogsinformatiecentra Icodo en RIOD. Als eerbeto on aan de officiersvrouw. "Wanneer de tragiek het hoogst was, had ze haar God, op Wie ze volledig vertrouwde.

Extreme vermoeidheid dwong Jillard Borgen (68) in 1992 een punt te zetten achter zijn consultancybureau. Jarenlang had hij als logistiek adviseur en interim-manager de zwaarste klussen geklaard, nu leek de rek eruit. "Ik viel zomaar om. De dokter adviseerde me te stoppen: "Anders word je niet oud." Dat heb ik ter harte genomen."

De gezondheidsproblemen namen eerder toe dan af. "Uiteindelijk ben ik naar een natuurgenezer in Leusden gegaan. Die zei na een paar maanden: "Druppeltjes en pilletjes helpen niet, vertel eens wat van jezelf." Hij kwam erachter dat ik last had van een oorlogstrauma en heeft me doorgestuurd naar de riagg. Daar ben ik verwezen naar dr. Hafkenscheid van het Sinaï-centrum, een specialist op dit gebied."

De Veluwenaar, zoon van een KNIL-officier, groeide op in Indië. Toen Japan de Nederlandse kolonie binnenviel, was zijn vader gestationeerd in Padang Sidempuan op Sumatra. Na de capitulatie van de strijdmacht in Nederlands-Indië werd de oorlog op het met oerwoud bedekte eiland voortgezet. Borgen sr. trok met zijn troepen het binnenland in, waar hij verbeten doorvocht. Totdat hij op 28 maart 1942 gevangen werd genomen. Via Medan belandde de Nederlandse officier in de kampen van de beruchte Birma-spoorweg.

De negenjarige Jillard vluchtte bij het naderen van de jappen met zijn moeder de bergen in. "Een paar maanden hebben we ons verscholen gehouden in Sipirok, een kleine desa. Als naar ons werd gezocht, doken we onder in een kippenhok. Niemand van de bevolking wilde ons verraden, vanwege de waardering die ze voor mijn moeder hadden. Ze deed eenvoudig medisch werk en verstrekte medicijnen. Uit alle omringende dorpjes kwamen ze naar haar toe. Na een aantal zoektochten waren de jappen het zat. Ze dreigden het dorp in brand te steken als we niet werden uitgeleverd. Voor m'n moeder was dat reden om tevoorschijn te komen en zich over te geven. In de kazerne tegenover ons huis zijn we gevangengezet en een paar weken later met een open vrachtwagen overgebracht naar het interneringskamp Pematang Siantar. In december gingen we opnieuw op transport, naar Brastagi, te midden van vulkanen zoals de Sibajak en de Sinabung."

Zolang zijn moeder bij hem was, had Jillard weinig problemen. "Als kind ervaar je de dingen anders. Je blijft vrolijk, ogenschijnlijk. Later is gebleken dat ik toen al meer schade heb opgelopen dan ik zelf vermoedde. M'n moeder belandde geregeld in het ziekenhuis vanwege dysenterie en totale uitputting. Ze was niet tegen het zware werk opgewassen. Op een gegeven moment viel ze door zwakte van een trap naar beneden. Gillend ben ik naar buiten gerend en in volslagen paniek in het prikkeldraad geklommen.

M'n grote angst was dat zij zou sterven. Mentaal hield ze zich op de been door het schrijven van een dagboek, in schoolschriftjes. Die droeg ze, met haar Bijbeltje, altijd bij zich. Ze schreef het dagboek in de vorm van brieven "aan mijn lieverds." Dat was haar manier om alle misère te verwerken. De honger was niet het ergste. Waar ze onder leed, waren de vernedering en vooral de onzekerheid. Waar is iedereen? Leven ze nog? Dat vind je steeds weer in haar dagboek terug. Wat overbleef, was het uitzicht naar Boven.

Mijn moeder was een zeer pragmatische gelovige. Ze ging zelden naar de kerk, maar wanneer de tragiek het hoogst was, had ze haar God, op Wie ze volledig vertrouwde. Zij kon kracht putten uit haar geloof, iets wat ik bij veel gelovige mensen mis. Voor haar was het godsbestuur geen punt. Hij zou voor ons zorgen, Hij zou er ons doorheen helpen. In 1942 dacht ze spoedig bevrijd te zullen worden. In januari '43 ook. In '44 opnieuw. Het heeft tot oktober '45 geduurd, maar bij alle teleurstelling bleef haar vertrouwen in God en Jezus ongeschokt."

December '44 werd de toen twaalfjarige jongen van zijn moeder gescheiden. "Daarmee was de ramp compleet. M'n broer en mijn zus zaten voor hun studie in Holland, of m'n vader nog leefde, wisten we niet. Toen ik ook m'n moeder kwijtraakte, verloor ik m'n laatste houvast. Met andere jongens ben ik naar het mannenkamp Si Rengo Rengo gebracht, midden in de rubberbossen aan de Bilarivier. Ik lag daar met zo'n 200 anderen in een barak van gevlochten bamboe en hout van rubberbomen. Tochtig en vochtig. Weinig eten, slechte hygiëne, wrede bewakers. Ik ben seksueel misbruikt, het ziekenhuis ingeslagen omdat ik niet diep genoeg voor een passerende bewaker boog, kortom, er heeft zich genoeg voorgedaan waardoor ik nu onder behandeling van Hafkenscheid ben."

In Si Rengo Rengo ging hij zelf een dagboek bijhouden, in een schriftje van de plantersschoolvereniging Brastagi. "Misschien omdat m'n moeder het me gevraagd heeft, of omdat ik het haar had zien doen." In het begin versloeg hij de dagen uitgebreid, na verloop van maanden steeds summierder. Aan het eind van het beduimelde schriftje klinkt de monotonie van het kampbestaan door in het steeds weerkerende: "Alles gewoon." Het enige wat nog het noteren waard was, waren het eten en de doden.

Na de dood van zijn moeder borg de logistiek adviseur haar dagboeken op bij zijn eigen schriftje. Zonder er een letter in te lezen. "Ik was er bang van, kennelijk. Je bent je dat niet bewust, het gaat vanzelf, uit lijfsbehoud. M'n moeder sprak ook nooit over de kamptijd. Acht jaar heb ik in Canada gezeten, daarna ben ik hier als een malloot gaan werken. Om m'n herinneringen te verdringen, zeg ik nu. Je zag mij ook nooit op een herdenking van 15 augustus of andere Indische toestanden. Wel ben ik in 1990 teruggegaan naar Indië. Met m'n vrouw heb ik een van de vulkanen bij Brastagi beklommen en ben naar Padang Sidempuan gereisd, om ons huis op te zoeken. Dat was er niet meer. Toen ben ik ingestort.

Door de gesprekken met Hafkenscheid ben ik in de dagboeken van mijn moeder gaan lezen. Volgende maand gaan m'n vrouw en ik opnieuw naar Sumatra, om de plaatsen van de kampen op te zoeken. Ik ga bewust die confrontatie aan, om te zien wat ik inmiddels kan hebben. Het overtypen van de dagboeken was niet alleen een eerbewijs aan m'n moeder, het heeft me ook sterker gemaakt. Bij tijden ben ik nog depressief, maar over de hele linie gaat het steeds beter. Mede door het praten met lotgenoten. Dan ontdek je dat het nog erger had gekund. Ik heb iemand gesproken die erbij stond toen zijn vader werd onthoofd. Ik mocht mijn vader houden. De komende tijd hoop ik zijn verhaal op papier te zetten. Dat wordt een grotere klus, want hij heeft geen dagboek bijgehouden. En ik heb hem nooit gevraagd: "Pa, vertel eens wat van jezelf." Dat stoort me geweldig. De feiten kan ik achterhalen, maar z'n gevoelens en z'n gedachten niet. Dat vind ik een onvergeeflijke fout."

Het afronden van het dagboek van zijn moeder was aan de ene kant een opluchting voor Borgen. Tegelijk gaf het een gevoel van leegte. "Ze was al die maanden heel dicht bij me. Er zijn wat tranen gevallen tijdens het overtypen. Vooral wanneer ik las over haar geloofsvertrouwen. Als ik ziek ben, komt de dominee van m'n vrouw, dan wordt er gebeden, en ik bid mee. Maar niet van binnenuit, ik kan niet iets geloven wat ik niet geloof. Dat is misschien mijn depressieve inslag. Als God er is, waarom laat Hij alle ellende op deze wereld dan toe? Ambon, Timor, Den Bosch: van alle kanten hebben ze op me ingepraat, maar ik kan er niet bij, ík kan er niet bij. Dat vind ik verschrikkelijk jammer. Ik heb bij m'n moeder gezien wat het geloof kan betekenen. Ze heeft overal aan getwijfeld, overal last van gehad, maar haar geloof was onaantastbaar. Dat vind ik onbegrijpelijk en tegelijk geweldig.

Het was een hoogstaande en geestelijk sterke vrouw. Net als mijn eigen vrouw. Denk erom dat het een zware klus is, om met iemand als ik 24 uur per dag te leven. Als ik echt depressief ben, kruip ik in een cocon. Dan ben ik onbereikbaar, totaal ontregeld. Ik hoor niet meer wat er gezegd wordt, neem niet meer deel aan het gesprek, zonder me af. Leuk om met zo iemand getrouwd te zijn. Door mij heeft ook zij een oorlogstrauma gekregen. De laatste maanden ging het echt beter. "Je bent weer als vanouds", zei ze vaak, maar in december had ik weer een dip. December is een rampmaand. Met Kerst kroop m'n vader vaak achter de piano, om m'n moeder te begeleiden. Ik hoor nog haar stem. "Stille nacht, heilige nacht." Daar kan ik niet tegen. Zoals ik ook nog niet in staat ben om uit haar dagboek voor te lezen. Of om m'n eigen dagboek helemaal door te lezen."

Dan komt het verleden te dichtbij?

"Waarschijnlijk. Een mens zit vreemd in elkaar. Denk nooit dat je jezelf kent. Misschien dat ik er na de reis naar Indië aan toe ben."

Aan een confrontatie met Japan hebt u geen behoefte?

"Nee, ik heb geen haatgevoelens tegen de Japanners. De jap is ten diepste niet anders dan de Nederlander of de Belg. Die kunnen ook wreed zijn. Dat zit in de mens."

Geneigd tot alle kwaad, zegt de reformatorische belijdenis.

"Dat is zo. De mens is van nature slecht, minder dan een dier. Door zijn beschaving weet hij er een net laagje overheen te plakken, maar onder negatieve omstandigheden komt z'n ware aard boven. Zie de tonelen op Ambon."

En uw moeder?

"Dat is een ander verhaal. Die was doordrenkt van het geloof. Het is een geweldig voorrecht als je kunt geloven zoals zij deed. Zij zag kennelijk dingen die ik niet bij machte ben te zien. Het maakt me vaak verdrietig dat de Bijbel bij mij niet werkt zoals bij m'n moeder."


Grepen uit dagboek van moeder Borgen

Vrijdag 19 februari 1943: ...Mijn slaapje naast me is erg in de war, omdat de was van haar twee jongens vannacht van de lijn is gestolen en nu heeft ze geen verschoning meer voor hen. Zo werden van Jillard drie goede hemden gestolen, alleen dat wat hij aan had, bleef nog over. Dat gaf met de verschoning de moeilijkheid, dat hij dan de hele dag geen hemd droeg, wat veel te koud is hier. Een ander was zo vriendelijk mij een kinderhemd voor hem te geven, zo heeft hij er tenminste weer twee. Jillard gaf op zijn beurt al twee onderbroekjes weg aan een jongen die niets had...

Vrijdag 26 februari 1943: ...Ik blijf vertrouwen op leiding, op God, dan alleen zal ik rustig staande blijven en voortgaan. Gisteren kreeg ik mijn eerste catechisatieles. Ik vond 't erg mooi en de dominee is een gevoelig man, die de dingen goed en zuiver zegt en ziet, zodat het tot mij spreekt en me ontroeren kan. Met het oog op de korte tijd die we nog hebben, vroeg ik na afloop de dominee of we niet twee keer per week catechisatie konden hebben, maar iedereen moest daar erg om lachen en de dominee had er te weinig tijd voor. Nu, dan niet...

Donderdag 4 maart 1943: ...Ik was voor acht volwassenen en een baby van nog geen drie maanden. Dan mijn was en die van Jillard, boe luitjes, dat -geestdodende werk elke dag, gesjouw met wateremmers en dat koude water, soms kan 't me weleens teveel worden. Is dat nu mijn leven, nu al een jaar rond, op je 40e jaar, mijn gloriejaren als hoofdofficiersvrouw. Lach daar maar eens om, de ironie van het leven, de illusies en de barre werkelijkheid. Het allerminste kazerneleven, in gevangenschap, met de leegte om me heen, totaal leeg, geplunderd. kaal geroofd en jullie, de allerdierbaarsten eindeloos ver weg. Oh God, ik roep Hein soms in wanhoop aan, houdt Gij mijn beide handen vast, want 't is zo donker. Straks ga ik naar de bijbelkring en daarna naar de catechisatie, misschien komt er dan weer licht in je hart. Soms lijkt het zo peilloos donker, zo troosteloos. Oh Jan - Oh Jan...

Zondag 13 juni 1943: ...Je kunt niets onbeheerd neerzetten, het is persé gestolen en letterlijk van alles wordt gestolen tot je vergeten toiletreep, of tandenborstel of tandpasta toe. Van mij werden er ook al twee tandenborstels gegapt. Jillard heeft zelfs al geen tandenborstel meer en poetst zijn tanden nu met zijn vingers. Tandpasta bezit ik al in geen acht maanden meer, nadat mijn laatste tube werd leeggedrukt door een dief. Mijn tanden poets ik nu gewoon met zeep...

Vrijdag 3 september 1943: ...Ik word wanhopig van Jillards honger en geef hem nog zoveel mogelijk telkens van mijn portie, al kost het mij moeite het zelf niet achter elkaar op te slokken, maar hij moet nog groeien. Het wordt vreselijk nu de honger erbij komt en dan yolkomen geen suiker, wat je slap en gauw moe maakt bij zoveel werk en inspanning. Maar hoeveel erger zullen jullie het hebben, lieverds. Kassian schattebouten, ik heb zo'n medelijden met jullie, want voor jullie is het al veel langer zo. Lievelingen, ik vergeet nooit aan jullie te denken, ook aan mamsje en de zusters. Wanneer zal dat onzichtbare gordijn tussen ons worden opgetrokken, want ook jullie allen verlangen naar berichten. Laat ons moedig blijven en op God onze ogen vestigen, alleen Hij zal beslissen. Zijn wil geschiede. Zijn hand leidt...


Grepen uit dagboek van Jillard Borgen

21 december: ...Vandaag heb ik voor het eerst weer gezwommen. En in die rivier drijven altijd vruchten, ze hebben ook wel vissen gevangen. Jopie Roetert heeft er ook een gevangen. Die rivier heeft een ontzettend sterke stroom. Er wordt'ook 's avonds op een trekharmonica gespeeld. Ik heb ook vandaag erg verdriet gehad, al die prettige gedachten kwamen weer te voorschijn, ik dacht ook nou moet ik kerstmis vieren zonder mamie zonder papie zonder Elsje en Tonnie ik had zo'n heimwee...

29 december: ...Vandaag is er een meneer gestorven, meneer Egink. Hij heeft een zoon, die heet Kees. Dit is de elfde meneer al in 2 maand. Het eten is goed, morgen mag ik de pannen uitkrabben er zit altijd veel in, veel meer dan in Brastagi. Ik verlang zo naar mamie. Ik ben 1000 keer liever In Brastagi...

2 januari: ...We krijgen hier nooit school, jammer. Hier heb je bijna niets te tekenen. Het eten was vandaag niet veel, maar als je er olie in doet, dan heb je wel genoeg. Ik heb ook wel goed geslapen. Hier zijn veel lezingen en er wordt ook kerk gehouden, daar ga ik altijd naar toe. Ik lees altijd in de Bijbel...

21 januari: ...Ik ben gelukkig weer beter. Mijn hoogste temperatuur is 40,1 graden geweest. Ik heb weer eetlust. Dominee Van Muilwijk, die is ziek, hij gaat denk ik ook dood, morgen krijgen we zout en misschien ook suiker of we krijgen overmorgen suiker...

11 maart: ...Vandaag is het goed eten, weer maïs en gisteren ook. Maar wat minder leuk is, dat is dat meneer, ik ken de naam niet, gestorven is, de 29e al...

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 2001

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Tranen om een dagboek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 2001

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's