Wijsheid van de dichter en het kind
Een recensent 'doet' Achterberg. Hij leest diens "Reiziger 'doet' Golgotha", het drieledig slotgedicht van de bundel "Eiland der ziel", bladert verder in de Verzamelde Gedichten en wordt telkens weer getroffen door het weerbarstige en eigenzinnige karakter van Achterbergs poëzie. De schoonheid heeft, om met Lucebert te spreken, in zijn gedichten nogal eens haar gezicht verbrand en oneffenheden in bijvoorbeeld ritmiek en rijm nagelaten, om maar te zwijgen van de vaak zeer vervreemdende formuleringen. Bijvoorbeeld in "Dichter", het tweede gedicht van de bundel "Dead End" uit 1940.
De dichter geeft de dingen namen. In het openingsgedicht van deze bundel luidt het: "Voorwerpen, in mijn lied/ vereeuwig ik u, niemand weet/ het einde van dit wreed gebied/ en wat er nog met u geschiedt, / hoor, hoe ik u heet." Benoemen vergt inzicht. Over de manier waarop dat inzicht verworven wordt, gaat dit gedicht.
Het roept bij mij herinneringen op aan de eerste zinnen van Huizinga's "Herfsttij der Middeleeuwen": "Toen de wereld vijf eeuwen jonger was, hadden alle levensgevallen veel scherper uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk scheen de afstand groter dan voor ons; al wat men beleefde had nog die graad van onmiddellijkheid en absoluutheid, die de vreugde en het leed nu nog hebben in de kindergeest."
Heel jonge kinderen hebben nog niet de last te torsen van wat ouderen erkennen als onaantastbare, objectieve zekerheden. Hun kennis is een subjectief, een hoogst persoonlijk kennen dat zowel doorstoot tot als opbloeit uit de primaire betekenis die de simpelste voorwerpen voor hun bestaan hebben. Dingen van voor duizend jaren, waarmee kinderen van alle tijden en plaatsen zich hebben weten te vermaken, zulke zaken als een bal, een lint en een cent - zij zijn bij mensen met hun zogenaamde wetenschappelijke kennis niet in tel. Die proberen inzicht te verwerven door middel van gesprekken over de wonderlijke kracht van het verlangen (zoals in Plato's "Symposion") of door een wijsgerige analyse van de menselijke rede (zoals in het oeuvre van Kant) en zij schrijven daarmee geschiedenis. Maar over het kinderlijke kennen valt soms een scheppingslicht, dat alle zekerheden van wijsheid en wetenschap in de schaduw stelt en zich maar nauwelijks in taal laat vangen. Het is een redeloos kennen, doortrokken van een blinkend en zuiver geluk.
Achterberg duidt dit kennen als een "wilde vreugde." Juist omdat hij elders in dit gedicht Plato ter sprake brengt, vermoed ik dat hij de beschreven ervaring heeft willen karakteriseren als de "mania", de dichterlijke vervoering waarover de Griekse denker schreef: een goddelijke gave die als zodanig voor de menselijke rede niet toegankelijk is. Het lijkt mij veelzeggend dat de dichter al in de eerste regel de weg aangeeft waarlangs bij de gratie van het plotselinge verklaren het dichterlijke spreken begint. Dat blinde en tegelijk zo zekere stamelen vangt aan wanneer men heeft willen worden als een kind, meer nog: wanneer men zich op de knieën neergelaten heeft.
KADER
"DICHTER"
Toen hij zich op zijn knieën neerliet bij het kind
zagen hun ogen dingen van voor duizend jaren:
een bal, een bouwdoos, koekkruimels, een lint, een cent;
hij wist niet waarvandaan de wilde vreugden waren,
die ze elkaar toelachten, redeloos als het ware.
Was niet van Plato het Symposion gekend,
alsmede die Kritik der reinen Vernunft van Kant
(om nog even heel groot te doen tegen het kind)
en van de dood het wezen als der dingen eind?
Maar het moment laat alle zekerheden varen,
die het der wijsheid ons te geven is vergund,
om oog in blinkend oog met het geluk te staren,
dat nog geen middel heeft om zich te openbaren;
waarvan alleen de dichter de formule vindt,
als bij de gratie van een plotseling verklaren
weerzijds het blind en zeker stamelen begint.
G. Achterberg
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 12 juli 1999
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van maandag 12 juli 1999
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's