Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Keynes legt nadruk op vraagzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Keynes legt nadruk op vraagzijde

Mensen moeten juist in crisistijden over geld kunnen beschikken

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Keynes zet zich in zijn boek ”The General Theory” vooral af tegen de klassieke economen Adam Smith en Jean-Baptiste Say, die de werking van het marktmechanisme te veel benadrukten. De markt zou ervoor zorgen dat de vraag naar en het aanbod van arbeid altijd aan elkaar gelijk zijn. De prijs van arbeid -de loonvoet— zou zelf voor evenwicht zorgen.

De klassieken konden de crises van de jaren dertig op deze wijze niet goed verklaren. Een lager loon met tegelijkertijd minder kosten voor de bedrijven kon de economie niet uit de depressie halen. Het marktmechanisme hield een daling van werkgelegenheid niet tegen, maar zorgde juist voor een grotere werkloosheid. In plaats van naar de aanbodzijde te kijken, benadrukt Keynes nu veel meer de vraagzijde.

Volgens hem moet de koopkracht behouden blijven. Als de vraag van de consumenten minder wordt, moet de overheid juist extra overheidsuitgaven doen, om er voor te zorgen dat er voldoende werkgelegenheid is. De mensen moeten kunnen beschikken over geld, zodat de vraag naar goederen kan blijven bestaan en de bedrijven kunnen blijven produceren en investeren. Het is als het ware een naar boven lopende spiraalwerking tussen inkomen, bestedingen en produceren die weer tot nieuw inkomen leidt.

Luxe goederen

De totale vraag naar consumptieve goederen (C) hangt onder meer af van de hoogte van het nationaal inkomen (Y). Een stijging van het nationaal inkomen zal in het algemeen leiden tot meer vraag naar consumptiegoederen, zoals kleding, eten, vervoermiddelen en ook luxe goederen.

De investeringen (I) in een land worden beïnvloed door verschillende factoren. Toekomstverwachtingen, de hoogte van de rente, het belastingklimaat in een land en de investeringen van de overheid in onder andere de infrastructuur beïnvloeden de investeringen van het bedrijfsleven. Pas als ondernemers verwachten in de toekomst winst te kunnen maken, zullen zij tot de aanschaf van nieuwe machines en andere productiereketiemiddelen overgaan. Een eenvoudig keynesiaans model beschouwt de investeringen echter autonoom, dat wil zeggen onafhankelijk van de hoogte van het inkomen.

Naast elkaar staan nu de bestedingswensen van twee economische sectoren: de gezinnen en de bedrijven. Hun wensen kunnen alleen dan vervuld worden als hun gezamenlijke bestedingen aan de waarde van het nationale inkomen gelijk zijn. Er is sprake van een bestedingsevenwicht als de vraag naar goederen gelijk is aan de totale productie. Vraagveranderingen zullen de productie beïnvloeden. Kan opmaak hiervan een eigen grafiek maken?

Het volgende verband kan verondersteld worden:

Bij een inkomen van 200 miljard is de vraag van gezinnen en bedrijven samen ook 200 miljard. Er is sprake van inkomensevenwicht. De effectieve vraag naar goederen, hier uitgeoefend door consumenten en producenten, is gelijk aan de totale productie. De investeringen die de bedrijven van plan zijn te verrichten, zijn nu gelijk aan de gerealiseerde investeringen.

Overbesteding

Als de effectieve vraag groter is dan 200 miljard (EV&greaterthan;Y), is er sprake van overbesteding. De voorraden van de ondernemers nemen af doordat de effectieve vraag groter is dan de totale productie. De ondernemers zullen nu hun productie uit willen breiden en de prijzen zullen stijgen.

Als niet het volledige nationale inkomen besteed wordt en de EVY, zal de onverkochte voorraad goederen toenemen. Ondernemers zullen terughoudend zijn met hun investeringen en het gevaar bestaat dat het nationaal inkomen af zal nemen, de werkloosheid toeneemt en de welvaart daalt.

Vergelijkingen geven een keynesiaans 1 model zonder overheid als volgt weer:

Als de investeringen toenemen, neemt het nationaal inkomen met een veelvoud van de investeringen toe. Dit noemt men het multiplier-effect. Het gestegen inkomen zorgt voor een stijging van de consumptieve vraag (C = cY+Co), waardoor het inkomen verder kan stijgen.

Het evenwichtsinkomen neemt toe tot er sprake is van bestedingsevenwicht. Alle werknemers die in het bestaande productieapparaat kunnen worden ingeschakeld, hebben werk. De conjuncturele werkloosheid als gevolg van te weinig vraag naar goederen is opgelost.

Toch werkloosheid

De arbeidsproductiviteitslijn laat zien dat er bij het bestedingsevenwicht toch nog sprake van werkloosheid kan zijn. Het betreft de structurele werkloosheid. Verandering van de arbeidsproductiviteit -de productie per mens per tijdseenheid- kan een oplossing zijn. In figuur 1 betekent dit dat het bestedingsevenwicht van 250 miljard niet gerealiseerd moet worden door vijf miljoen mensen, maar door zes miljoen mensen. Als gevolg hiervan verdraait de arbeidsproductiviteitslijn zich naar onder.

Meer mensen produceren hetzelfde, waardoor ook de werkdruk kan afnemen. Dat is in figuur 2 te zien. Een extra investering van de bedrijven leidt tot meer werkgelegenheid en meer loon bij de gezinnen. De bestedingsmogelijkheden verruimen. Een stijging van de autonome consumptie heeft hetzelfde effect. Een extra besteding van 12,5 miljard zorgt voor een stijging van het inkomen van 50 miljard. Dat is vier keer zoveel. De multiplier bedraagt vier. Anders gezegd: De multiplier is het getal waarmee de verandering van de autonome bestedingen moet worden vermenigvuldigd om de verandering van het inkomen te berekenen.

Vraageffèct

Een keynesiaans model is een conjunctuurmodel. De vraag naar goederen (=EV) bepaalt bij een bepaalde productiecapaciteit het nationaal inkomen. De investeringen hebben bij Keynes alleen een vraageffèct en geen capaciteitseffect. De investeringen beïnvloeden bij Keynes de productiecapaciteit niet. Dit is alleen maar geldig op de korte termijn.

Als we de werkgelegenheidsproblematiek in het model onderbrengen, blijkt inkomensevenwicht niet altijd te betekenen dat er geen sprake van werkloosheid is. Gebrek aan arbeidsplaatsen kan ook werkloosheid veroorzaken. Er wordt voldoende geproduceerd om aan de vraag naar goederen te kunnen voldoen, maar toch heeft niet iedereen werk. Er is nu sprake van structurele werkloosheid. Het kortetermijnmodel van Keynes heeft voor deze actuele problematiek niet direct de oplossing. Ook moeten we niet al te hoge verwachtingen hebben van de multiplierwerking. In Nederland is de multiplier ongeveer 1,1. Dat wil zeggen 1 miljoen aan investeringen leidt tot een toename van het nationaal inkomen met 1,1 miljoen. Dat is niet veel meer dan er in de economie gestopt is.

Smeltende vraag

Het is niet meer zo dat het eenvoudig opvoeren van de bestedingen de werkloosheid als sneeuw voor de zon doet smelten. Ook is het niet meer zo dat door het temperen van de bestedingen de prijsinflatie afneemt. De overmatige aandacht voor de vraagzijde van het economisch proces maakt plaats voor een model waarin meer ruimte aan de aanbodzijde van de economie wordt toebedeeld. In plaats van op een pseudosocialistische plangedachte, waarin de bestedingen beïnvloed worden door de overheid, leggen economen nu de nadruk op de aanbodzijde van de economie.

Er is meer aandacht voor de structuur van de productie en de veranderingen daarin.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 31 Pagina's

Keynes legt nadruk op vraagzijde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 31 Pagina's