Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De romans van Ina Boudier-Bakker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De romans van Ina Boudier-Bakker

Vlammende kritiek legde onredelijke smet op talentvol schrijfster

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op tweede kerstdag 1966, nu 25 jaar geleden, stierf in haar woning in Utrecht de bekende romanschrijfster Ina Boudier-Bakker. Al vanaf 1928 had ze in het oude patriciërshuis aan de Oudegracht 333 gewoond, samen met haar echtgenoot Henri Boudier, die directeur was van het postkantoor in de Domstad. Na zijn overlijden in 1952 kreeg ze gezelschap van een jongere vriendin, die haar in haar laatste levensjaren liefdevol verzorgde en verpleegde.

Aan een lang leven gewijd aan de literaire kunst -toen ze de tachtig jaar gepasseerd was, schreef ze nog drie korte romans was een einde gekomen. Haar lichaam werd begraven op "Den en Rust" in Bilthoven. Op haar grafsteen staan de woorden: „Zij schiep menselijke mensen en kinderlijke kinderen".

„Armoede"

Haar naam: een begrip. Voor velen is haar naam ongetwijfeld nog steeds een begrip. Dat geldt zeker voor de oudere geleratie. Wie herinnert zich niet de titels van de boeken waarmee ze destijds haar grote bekendheid verkreeg: de uitgebreide familieromans die een beeld geven van het leven van de welgestelde burgers in de eerste decennia van deze eeuw. Allereerst "Armoede" natuurlijk, waarin de tragiek in die wereld het thema is. En verder "Het spiegeltje", het boek over de zangeres Marinne Roske, in wie we tot op zekere hoogte de schrijfster zelf kunnen herkennen. Haar beroemdste roman (niet haar beste!) was ongetwijfeld "De klop op de deur", die verscheen in 1930. In deze lijvige familieroman -het boek telt meer dan duizend bladzijden!- worden drie generaties beschreven. Het was in die jaren onbetwist de meest verkochte roman in ons land: de eerste oplage telde 7000 exemplaren en na 25 jaar bleken er zestien herdrukken nodig te zijn geweest. We kunnen ons nauwelijks voorstelen hoe populair het werk van Ina Boudieriakker in die tijd is geweest en met hoeveel belangstelling velen haar ontwikkeling als schrijfster hebben gevolgd. Ook met haar korte verhalen en schetsen, zoals de bundel "Kinderen" (1905), had ze succes, hoewel ze hiermee nooit de oplagecijfers van de familieromans heeft gehaald.

En nu?

Maar hoe staat het met de belangstelling voor haar werk in ónze tijd? Worden haar boeken ook nu nog gelezen? De indruk bestaat dat er in dit opzicht, vergeleken met zestig jaar geleden, veel veranderd is. Zeker, er zullen nog wel liefhebbers van de familieroman zijn die haar boeken waarderen, maar we mogen aannemen dat hun aantal niet groot is. Daarop wijst bij voorbeeld het feit dat de bestsellers van destijds alleen nog maar antiquarisch verkrijgbaar zijn. Daar hebben de verfilmingen van "De klop op de deur" en "Armoede" (respectievelijk in de jaren zeventig en tachtig) weinig aan kunnen veranderen. En ook werken die toen door de officiële literaire kritiek enthousiast zijn ontvangen, zoals het meesterwerkje
"De straat", zijn niet meer in de boekhandel te koop. Kennelijk is er geen lezerspubliek voor. Dat is jammer, want de onderhoudende en psychologisch bijzonder knappe vertelkunst van Ina Boudier-Bakker verdient beter!

De vraag kan worden gesteld of die geringe waardering misschien te maken heeft met de grote omvang van haar boeken. Passen zulke wijdlopende verhalen nog wel in onze tijd, waarin snelheid, vluchtigheid en zakelijkheid het levenstempo bepalen? De leescultuur is toch op z'n retour en velen zijn alleen nog maar in staat om korte verhalen te lezen! Het lijkt een onaanvechtbare redenering, maar toch zijn er tekenen die in een andere richting wijzen. Het lijkt er juist op dat de magere jaren in dit opzicht voorbij zijn en dat men de dikke pil weer aankan. Daarop wijst bij voorbeeld de populariteit van een nieuw type historische roman (Umberto Eco: "De naam van de roos"), dat er qua omvang bepaald zijn mag. Het is te hopen dat deze ontwikkeling doorzet, want dan zal onze oudere letterkunde nieuwe kansen krijgen.

Officiële kritiek

Bij het grote lezerspubliek bestaat voor Ina Êoudier-Batkers oeuvre weinig belangstelling meer. Geldt dat ook voor literatuurcritici en schrijvers van literaire handboeken? Of is hun oordeel positiever? In recente handboeken valt allereerst op hoe weinig aandacht er aan deze schrijfster wordt besteed. En verder treft ons het geringschattende toontje dat doorklinkt in de wijze waarop dit proza wordt gekarakteriseerd. Anbeek bij voorbeeld typeert het als een afgezwakte vorm van het naturalisme, die vooral door dames werd beoefend. Hij noemt dan Herman Robbers, Augusta de Wit, Margo Scharten-Antink, Top Naeff en Ina Boudier-Bakker. „Dit damesproza", schrijft hij, „komt ons nu even overvloedig als uniform voor". Met andere woorden: het is omslachtig en altijd hetzelfde!

Op een andere plaats spreekt hij van „huiskamerrealisme", dat immens populair is geworden, terwijl het hoogtepunt van het naturalisme, "Een nagelaten bekentenis" van Emants, weinig kopers vond. Gelukkig brengt hij even verderop een nuancering aan, waarop ik de aandacht wil vestigen: „Ze (de vrouwen) worden door de literatuur-historie, waarschijnlijk ten onrechte, allemaal op de grote hoop van het huiskamerrealisme gegooid". Inderdaad! Dat blijkt al wanneer we de drie kenmerken die hij van die afgezwakte vorm van het naturalisme geeft, leggen naast het werk van Ina Boudier-Bakker. Twee van de drie zijn zeer beslist niet typerend voor de stijl en de inhoud van haar boeken. De Tachtiger woordkunst heeft zij Juist radicaal afgewezen, en het standsprooleem („de verhouding met de dienstmeid") speelt bij haar geen belangrijke rol. Wèl komen we in haar werk de „uiteenvallende familie" tegen, met enkele leden die lijden onder een of andere vorm van „zenuwzwakte", zoals dat het geval is in "Armoede". Die lijn van het naturalisme trekt ze inderdaad door, maar verder is ze in veel opzichten haar eigen weg gegaan. We constateren hoe hachelijk het is om schrijvers met hun eigen veelkleurige ontwikkeling gemakshalve in te delen in stromingen.

Menno ter Braak

Het is interessant om na te gaan waar de geringschattende ondertoon die we signaleerden vandaan komt. Het blijkt namelijk dat Anbeek zich in zijn oordeel baseert op de vernietigende kritiek die de befaamde en gevreesde criticus Menno ter Braak op de damesroman heeft geleverd. Hij moest niets hebben van die wijdlopige beschrijvingskunst, en hekelde het „openzetten van de sluizen van de ongelimiteerde taalverspilling", zoals hij het noemde. Ter Braak was een krachtig voorstander van bondie, zakelijk taalgebruik, en het was natuurlijk zijn goed recht zijn standpunt te verdedigen en af te wijzen wat hij daarmee in strijd achtte. Het is alleen aanvechtbaar dat zo'n eenzijdig oordeel de beeldvorming in de recente geschiedschrijving van onze letteren in grote lijnen bepaalt.

Daar komt nog iets bij. Ter Braak was het ook die de reputatie van de schrijfster een geduchte knauw bezorgde met zijn bespreking van "Vrouw Jacob", een historische roman over Jacoba van Beieren, die in oktober 1935 verscheen. Deze dreun kwam zo hard aan, dat de schrijfster zich er nooit helemaal van heeft kunnen herstellen. Haar zelfvertrouwen was ze sindsdien kwijt en ook het werk dat ze eerder gepubliceerd had, was bij velen op slag omstreden. Jammer genoeg is dat nog steeds in zekere mate het geval. Wat een scherp uitgevallen recensie al niet teweeg kan brengen!

Vrouw-Jacoh-affaire

Hoe heeft een en ander zich afgespeeld? Ina Boudier-Bakker had juist een grootscheepse huldiging achter de rug ter gelegenheid van haar zestigste verjaardag. Bij de organisatie waren vakbroeders en -zusters van naam betrokken geweest: P. C. Boutens, Top Naeff, Herman Robbers, Annie Salomons en Arthur van Schendel. Zij had het toppunt van haar roem bereikt. Kort daarna werd haar nieuwe roman "Vrouw Jacob" gepresenteerd, een soort roman waaraan ze zich nog niet eerder had gewaagd. Het schrijven ervan had haar erg veel moeite gekost. Boekhandel v/h Broese in Utrecht had een kleine tentoonstelling ingericht over haar werk en de schrijfster hield een lezing over haar nieuwe boek. Zij plaatste handtekeningen in exemplaren van bewonderaars en bewonderaarsters.

„En toen kwam de klap", schrijft Hans Edinga, die de gebeurtenissen weergeeft in zijn lezenswaadige biografie van Ina Boudier-Bakker, getiteld "Tien huizen, duizend levens". Ter Braak had het boek snel gelezen en besprak het in "Het Vaderland . Zijn oordeel was vernietigend. Hij vond het boek als historische roman volledig mislukt, omdat, zo schreef hij, de romancière „de eigenschappen mist die nodig zijn om zich aan de herschepping van een zo gecompliceerde historische periode te kunnen wagen". Maar zijn tweede bezwaar was veel erger. Hij had ontdekt dat zij een vertaling van een Duitse bron (namelijk F. von Löhers "Jakobaea von Bayern") had gebruikt, die ze „bij tijd en wijle natuurgetrouw" had gekopieerd. Ze had „hele zinnen van de Duitse historicus letterlijk of ietwat omgewerkt overgenomen" en haar bron niet vermeld.

Plagiaat

Hoewel haar man geprobeerd heeft de recensie voor haar verborgen te houden, kreeg de schrijfster die toch onder ogen. Ze reageerde met een emotionele, felle ingezonden brief in "Het Vaderland", waarin ze haar werkwijze probeerde te verdedigen. Dat had ze beter niet kunnen doen, want toen was er helemaal geen houden meer aan. Ter Braak constateerde (terecht) dat ze nu plagiaat in bescherming nam: Had hij moeten verzwijgen wat hij ontdekt had, „omdat mevrouw Boudier een soort gevestigde reputatie heeft en daaraan het recht ontlenen kan om ongestraft alle fouten te begaan, die men een debutantje hoogst kwalijk zou nemen?"

Formeel had Ter Braak volkomen gelijk, maar hij heeft zijn slachtoffer op geen enkele manier willen sparen. Het was toch ook duidelijk dat er geen sprake was geweest van bewust bedrog, maar van slordigheid. Ina Boudier was en bleef diep gekwetst; ze zag de aanval als een uiting van jaloezie en boosaardigheid. We hebben al gezien dat de gevolgen voor haar verdere literaire ontwikkeling ingrijpend zijn geweest. Zelfs heeft ze overwogen met schrijven te stoppen. Pas twintig jaar later kwam ze weer met werk van formaat voor de dag. "Kleine kruisvaart" (1955), waarin ze teruggrijpt op haar kinderjaren, kreeg goede recensies. Dat geldt ook voor "Finale" (1957) en, in iets mindere mate, voor haar laatste werkje, waarvoor ze de opzet al veertig jaar tevoren had gemaakt. Toen ze "Honger" voltooide, was ze 87 jaar! We zien dus dat er toch, ondanks alles, aan het eind van haar leven sprake is geweest van een literaire herleving.

Samenleving

De conclusie ligt voor de hand dat in een schrijversleven mateloze bewondering en onverdiende verguizing vlak naast elkaar kunnen liggen. Ina Boudier-Bakker heeft dat aan den lijve ondervonden. Het valt te betreuren dat het erop lijkt dat in de beeldvorming het negatieve stempel overheerst. Want zij is een begaafd schrijfster geweest, die haar talent met een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen heeft ontwikkeld. Tussen het vele dat ze schreef, en dat meestal van een verdienstelijk niveau is, zijn juweeltjes van vertelkunst te vinden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 1992

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

De romans van Ina Boudier-Bakker

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 1992

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's