De toren van Tzum bleef toch de hoogste
Hoe de toerkenjetters en lyntsjesnijers aan hun naam komen
In de Friese Greidhoek (Weidestreek), iets ten zuiden van Franeker, ligt het oude terpdorpje Tzum. Te midden van een mooi en vredig landschap, dat bezaaid is met dorpjes, ai dan niet met zadeldaktorens. Overal, zo ver het oog reikt, staan schilderachtige boerderijen van het kop-halsromp-type. In de zomer is het landschap nog gestoffeerd met het prachtige zwartbonte Friese stamboekvee. Het is er niet altijd zo vredig geweest. Daarvan getuigt dit verhaal van list tegen list. Met de lengte van de toren van Tzum als inzet.
Tzum lag, evenals Wieuwerd, vele eeuwen geleden dicht bij de Middelzee, die destijds als een lange slurf diep het Friese land in drong. Tzum was een van de vele terpen die zich hier langs de Noordzeekust uitstrekten. Alhoewel dit gebied het oudste terpenland is, zijn deze vloedheuvels hier niet erg hoog en soms moeilijk in het landschap te onderscheiden.
Het landschap is er niet minder mooi om. De oude zeedijk, die in het jaar 1000 al ter bescherming tegen de soms wilde Middelzee om Tzum was aangelegd, ligt er nog. Hij valt bijna niet op, omdat hij maar gedeeltelijk als weg wordt gebruikt en verder gewoon door de weilanden loopt en ook met mals gras is begroeid.
Spitse toren
Tzum kan zich nog steeds beroemen op het bezit van de hoogste dorpskerktoren van Friesland. De kerk dateert uit de twaalfde eeuw en staat op de plaats waar voordien al een bescheiden, houten kerkje stond. In de eerste tijd van haar bestaan had deze kerk een zadeldaktoren, waarvan men er in de gehele omgeving nog veel vindt. Maar na de brand van 1547, toen kerk en toren grotendeels vernield werden, koos men voor een spitse toren. Die moest zo hoog worden, dat hij de gehele omgeving zou beheersen. De stenen voor de bouw van kerk en toren werden ter plaatse in veldovens gebakken van de vette zeeklei van de Middelzee. Die had men hier tenslotte voor het opscheppen.
Volgens de overlevering zou de bouw precies twaalf maanden, twaalf weken, twaalf dagen en twaalf uren hebben geduurd. En toen had Tzum de hoogste dorpskerktoren van Friesland. Vanaf de mat van de begane grond tot de trans 42 meter en van de trans tot het uiterste puntje van de spits 30 meter, dus in totaal 72 meter.
Oldeboorn
Ook Oldeboorn, ten oosten van Akkrum, is één van de oudste dorpen van Friesland. Volgens de overlevering zou Bonifatius in 754 op weg naar Dokkum, waar hij later werd vermoord, eerst hier zijn tenten hebben opgeslagen. Veel van zijn volgelingen zouden bij dit dorp gedoopt zijn. Het dorp ligt aan weerszijden van een bocht in het riviertje de Boom en heeft ongetwijfeld aan dit riviertje zijn naam te danken. De Boom mondde vroeger in de Middelzee uit. Op zeer oude kaarten van ons land staat deze nog vermeld als Middelzee of Bomdiep.
Alhoewel Oldeboorn niet direct aan de Middelzee lag, had de plaats via de Boorn toch een directe scheepvaartverbinding met de zee. Zodoende was het rond 1200 een aanzienlijke handelsplaats. Maar met het verdwijnen van de Middelzee verdwenen ook de handelsmogelijkheden voor Oldeboorn. Ook het riviertje de Boorn boette aan belangrijkheid in. Het heeft niettemin nog tot in de laatste oorlog, vanaf de Oude Schouw via Irnsum naar Grouw, als een verbindingsschakel gediend in de grote binnenvaartroute Lemmer-Delfzijl. Veel vluchtende Duitse schepen hebben er toen dankbaar gebruik van gemaakt.
Sinds het Prinses Margrietkanaal gegraven is, gaat de vaarroute vanaf de Oude Schouw rechtstreeks naar het Pikmeer en heeft men de Boorn in het geheel niet meer nodig. Het riviertje ligt nu rustig te dromen over de tijden van weleer, toen op haar baren vele rijkbeladen handelsschepen van en naar zee voeren.
Na-ijver
In 1723 werd de toren van de dertiende-eeuwse tufstenen kerk van Oldeboorn, de moederkerk van het dekenaat Boornego, door de bliksem getroffen en verwoest. Omdat het de inwoners van Oldeboorn altijd al een doorn in het oog was dat Tzum de hoogste kerktoren van Friesland had, meenden ze toen daartegen iets te moeten doen. Ze stuurden een paar mannen met een heel lang touw naar Tzum. Die werden vriendelijk ontvangen door de Tzummers. Hun vraag of ze eens naar de trans van de kerktoren mochten gaan om van het weidse uitzicht te genieten, werd grif ingewilligd. Eén Oldeboorner bleef toch maar liever op de begane grond. Toen de anderen op de trans gekomen waren, lieten ze het touw zakken en hun achtergebleven makker sneed het daar precies op maat.
Ongemerkt
De Oldeboomers wisten wèl hoe hoog de torenspits vanaf de trans tot het hoogste puntje was. Nu hadden ze dus de totale lengte. De Tzummers hadden hen rustig hun gang laten gaan en deden alsof ze niets gemerkt hadden. Zij nodigden de Oldeboomers zelfs uit om in het dorpscafé gezamenlijk iets te drinken, voordat ze weer naar huis zouden gaan. Terwijl men gezamenlijk, broederlijk iets zat de drinken en ook het paard voor de wagen nog van water en hooi werd voorzien, klauterden een paar man van Tzum in de wagen en sneden ze een flink stuk van het meettouw af.
Ontsteltenis
U kunt zich de grote ontsteltenis van de Oldeboomers voorstellen, toen later bleek dat hun overigens wel mooie kerktoren toch nog aanmerkelijk korter was dan die van Tzum. Sindsdien noemt men de inwoners van Oldeboorn "Toerkenjetters" (torenmeters) en die van Tzum "Lyntsjesnijers" (touwsnijders).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1988
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1988
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's