Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. dr. M. A. Vente gaat met pensioen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. dr. M. A. Vente gaat met pensioen

Zijn hobby werd zijn vak

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na ruim 22 jaar als docent, onderzoeker en beheerder aan het Instituut voor Muziekwetenschap van de Rijksuniversiteit te Utrecht verbonden te zijn geweest, neemt prof. dr. Maarten Albert Vente deze maand afscheid van dat instituut. De heer Vente heeft er al die jaren met veel plezier spewerkt. Hij heeft er zich altijd gelukkig gevoeld, niet alleen door het vak dat hij graag beoefende, maar ook door de ipoede omgang met collegae. Enkele maanden geleden kondigde prof. Vente ons zijn aanstaande vertrek aan. Thans zijn we te gast op zijn kamer in het Instituut voor Muziekwetenschap, waar we een gesprek hebben met de scheidende hoogleraar.

Prof. Dr. M. A. Vente werd in 1915 te Nieuwerkerk aan den IJssel geboren en groeide in een gereformeerd gezin op. In zijn studententijd werd Maarten Vente uit overtuiging hervormd. Zijn studie in de geschiedenis lde hem tot het lezen van de briefwisseling tussen Groen van Prinsterer en Kuyper. Onder invloed daarvan werd hij lidmaat der Hervormde Kerk, hetgeen in voorbijgaand wel enige spanning in het ouderlijk gezin teweeg bracht.

Vente studeerde geschiedenis en sociale geografie in Utrecht o.l.v. de hoogleraren mkamp, Geyl, Bolkestein, Vuuren e.a. In de kamer waar ik nu door prof. Vente ontvangen ben, zat student Vente tijds tegenover prof. Van Vuuren voor het doen van zijn tentamens, niet wetende dat dezelfde plaats ooit eens zijn eigen domein zou worden. Dit gebouw is geen centrum meer voor de geografische studie, maar staat thans in dienst van de muziekwetenschap.

Bij zijn academische studies had Vente muziekwetenschap als onverplicht bijvak gekozen, eenmaal afgestudeerd werd hij leraar aan verscheidene christelijke scholen te Leeuwarden, Zwolle en Utrecht.

Vak en hobby
Naast het leraarschap heb ik altijd de behoefte gevoeld om te studeren, zegt prof. Vente. Een behoefte, die gevoed werd door zijn bijzondere belangstelling voor het orgel. Dat gegeven leidde tot een combinatie van het vak geschiedenis en zijn hobby: de geschiedenis van het orgel. Die belangstelling voor orgel spitste zich toe op de geschiedenis van het Nederdlandse orgel in de 16e eeuw, een arbeidsveld, dat 46 jaren geleden nog geheel onontgonnen was. Om een idee te geven van de toenmalige bezwaarlijke omstandigheden kan het volgende verhaal dienen: Vente reisde in barre winter van 1940/'41 naar het archief van de Hervormde Gemeente te Delft, op zoek naar gegevens over de Delftse orgels van vroeger tijden. Na een hele dag zoeken in de onverwarmde archiefruimte der uwe Kerk vond hij, verkleumd van de koude, tenslotte een map met allerlei gegevens over 16e en 16e eeuwse orgels. In die tijd waren er nog geen kopieerapparaten en niets mocht het kerkarchief verlaten. Er zat niets anders op dan de volgende dag terug te keren om alles over te pennen. De documenten over de Delftse orgels werden overgeschreven met handschoenen aan, diep in een jas gedoken; zodoende leverde die transcriptie wel eens een foutje op. De bestudering van gegevens over orgels uit een ver verleden (15e en 16e eeuw) leidde in 1942 tot het proefschrift Bouwstoffen van de geschiedenis van het Nederlandse orgel in de 16e eeuw. Prof. Vente vertelt dat het allemaal vlug moest gaan om niet in problemen van de even later tot stand gekomen Cultuurka te geraken; hij was nog wel jong voor het schrijven van een dissertatie (=academisch proefschrift). De oorlogssituatie had tevens belangrijke invloed. Vente zat in 1940 geruime gevangen in het Oranjehotel Scheveningen. Toen hij vrij kwam mocht hij geen les meer geven. Hij nam toen het besluit zijn tijd nuttig te besteden door het schrijven van een proefschrift.

Na de oorlogsjaren was hij serieus van plan zijn onderzoekingen op de Nederlandse politieke geschiedenis te richten, maar verschillende omstandigheden hebben er toe geleid om toch met de orgelstudie door te gaan, hetgeen in 1966 leidde tot de publicatie :Proeve van een repertorium van de archivalia betrekking hebbende op het Nederlandse orgel en zijn makers tot omstreeks 1630. In 1968 verschijnt Die Brabanter Orgel; dat is eigenlijk de herschreven dissertatie van 1942. In deze nieuwe vorm zou het onderzoek grote bekendheid langen.

Hobby wordt vak

Dan, in 1958, wordt dr. Vente wetenschappelijk hoofdambtenaar aan het Instituut voor Muziekwetenschap van de Utrechtse Rijksuniversiteit met een drietal opdrachten, n.l. onderwijs, onderzoek en beheer van het Instituut. In 1965 volgt de promotie tot lector; door de omzetting der lectoraten in professoraten werd hij per 1 januari 1980 hoogleraar. Met eer mag prof. Vente straks afzwaaien. Hij heeft ongeveer 200 publikaties, groot en klein, op zijn naam staan. Bekend zijn: De Orgelkunst (samen met Flor Feeters, 1971) Vijf eeuwen Zwolse orgels (1071), Orgels en organisten van de Dom te Utrecht van de 14e eeuw tot heden (1976) en niet te vergeten de drie delen Bouwstenen voor een geschiedenis der toonkunst in de Nederlanden waarvan de eerste twee delen verschenen in samenwerking met Dr. C. C. Vlam (1965 en 1971). Het derde deel ligt thans bij de binder, het is al gedrukt.

Al vanaf zijn 17e of 18e jaar verzamelde Vente alles wat maar te verzamelen viel over orgels en organisten. Een verzameling, die in de loop der jaren zo is gaan uitdijen, dat hij deze niet meer thuis kon herbergen. Vandaar dat prof. Vente dit archief ongeveer 15 jaar geleden aan het Instituut voor Muziekwetenschap afstond.

Een belangrijk facet van zijn activiteiten is het werk als adviseur bij de bouw of restauratie van orgels. Prof. Vente vergelijkt dat met het werk van een architect: los van eigen voorkeur onderzoek doen met betreltking tot een instrument, op zoek naar gegevens over de herkomst, de oorspronkelijke staat, later aangebrachte wijzigingen, enzovoorts. Dat onderzoek is niet alleen gericht op de documenten over zo'n instrument, maar vooral ook op een inventarisering der technische gegevens.

Met dit soort werk is hij als zelfstandig adviseur al in 1948/49 begonnen. De eerste restauratie, die onder zijn leiding tot stand kwam, was die van het orgel in de Hervormde Kerk te Elburg. Wel geeft prof. Vente toe, dat hij thans allerlei dingen anders zou doen dan ruim 30 jaren geleden. Zo betreurt hij het, dat toen, in 1949, de oude klavieren van dat orgel door nieuwe zijn vervangen. „We hebben intussen geleerd, dat we het ouderwetse degelijke ambacht moeten herstellen", aldus prof. Vente.

„Overigens moet je als adviseur vaak moeilijke beslissingen nemen. Neem nu bijvoorbeeld de restauratie van het orgel in de Grote Kerk te Leeuwarden. Het bleek daar mogelijk de klank van Christiaan Müller te herstellen. Uitgangspimt was dus: terug naar de situatie van 1727. Maar de windladen dateren — behalve die van het pedaal — niet meer vit die tijd; deze zijn van Van Dam, uit 1885, wél van zeer goede en degelijke makelij. Je moet dan de beslissing nemen: deze wel of niet handhaven. Ze zijn m.i. terecht behouden", zegt prof. Vente. Op zo'n beslissing kan men natuurlijk ook kritiek hebben.

Afstandelijk

De heer Vente heeft geleerd met dit soort kritiek om te gaan. Hij stelt zich in het algemeen afstandelijk op tegenover allerlei met veel verve gepredikte „stromingen" in de orgelwereld. Hij is van mening, dat men niet kan spreken van protestantse of rooms-katholieke orgels. Wel is er sprake van een beïnvloeding door de liturgische behoeften. "Neem het Quellhorstorgel hier in de Westerkerk der Gereformeerde Gemeente te Utrecht, dat in 1814 werd gebouwd voor een R.K. Kerk te Oldenzaal. Dit orgel wordt thans met grote zorg gerestaureerd door de firma Fama & Raadgever te Utrecht. Ik ben er van overtuigd, dat dit instrument straks weer zeer geschikt is voor de taak, die het in de kerk der Gereformeerde Gemeente heeft".

Voor alle duidelijkheid: prof. Vente is geen adviseur in dienst van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zoals ik altijd gedacht heb, maar hij is free lancer en heeft natuurlijk wel heel vaak met Monumentenzorg te maken bij een restauratie van een orgel, dat onder de bescherming van deze instantie staat. Prof. Vente meent, dat de experts van Monumentenzorg veel betekenen en betekend hebben voor de Nederlandse orgelbouw. Met name denkt hij aan wijlen Dr. H. L. Oussoren en aan diens opvolger, de heer O. B. Wiersma. Prof. Vente wil niet zeggen, dat de beste orgelmakers in Nederland wonen, maar is wel van mening, dat de gemiddelde kwaliteit van het werk der bonafide orgelmakers hoog is. Een peil, dat nog steeds stijgt.

„Het werk kan de vergelijking met dat in andere landen goed doorstaan. In het brede vlak gezien en de gemiddelde kwaliteit van de restauraties beziend, staan we aan de internationale top. Het peil is nog steeds stijgende. Ik laat me nooit in met „scharrelaars", alleen met gereputeerde orgelmalcers", aldus prof. Vente.

Na zijn pensionering hoopt hij nog lang fit te zijn om het orgeladviseursschap te kuimen vervolgen. Hij hoopt op een goede gezondheid, een groot geschenk, dat hij na enige malen ernstig ziek geweest te zijn, hoog heeft leren waarderen. Als het hem gegeven wordt, wil hij graag ook met zijn wetenschappelijke werk doorgaan.

Tot drie jaar na zijn emeritaat heeft prof. Vente nog het z.g. ius promovendi, d.w.z. dat hij het recht heeft tot 1 januari 1984 nog promovendi (=a.s. doctores in de muziekwetenschap) naar hun promotie te begeleiden. Wat dat aangaat heeft prof. Vente al enkele malen vrucht gezien op zijn werk. Straks mag hij wellicht terugzien op de begeleiding van een aantal doctores die him graad onder zijn leiding hebben behaald. Behalve de heren Oost (proefschrift over de orgelmakers Bätz, 1975) en Gierveld (proefschrift over het Nederlandse huisorgel in de 17e en 18e eeuw, 1977) zijn er thans nog een vijftal aan hun dissertatie-studie bezig.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 december 1980

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

Prof. dr. M. A. Vente gaat met pensioen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 december 1980

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's