Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veel woorden ondervinden Hoogduitse Klankverschuiving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veel woorden ondervinden Hoogduitse Klankverschuiving

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door B. Moree Wanneer vreemde woorden lang genoeg meeleven in een taal, passen ze zich helemaal aan. Ze hebben zo lang dezelfde invloeden ondergaan dat men ze absoluut niet onderscheiden kan van andere. In ons eerste artikel zijn al genoemd kelder en zolder. Die zien er volkomen Germaans uit ondanks hun Latijnse afkomst van cellarium en solarium. Maar ze hebben een indrukwekkende reeks veranderingen ondergaan.

In beide woorden is de klemtoon verschoven van de tweede lettergreep naar de eerste. Dat is een goede Germaanse gewoonte. Bovendien hebben Germaanse woorden meestal maar één duidelijk uitgesproken klinker en geen drie zoals de Latijnse voorbeelden. Ook dat is voor elkaar gekomen: zol- en kei- zijn de enige lettergrepen die je goed hoort. Het -der hangt er maar 'n beetje bij. Bovendien — en dat is typisch Nederlands — is er nog een d ingevoegd, wat men ook nu nog in de spreektaal horen kan bij woorden zoals schraalder. Het Duits daarentegen heeft Keiler.

Geen tijd

Neem nu, naast kelder en zolder, woorden zoals kasteel en paleis. Die moeten, dat zie je zo, veel jonger zijn. De klemtoon valt op de tweede lettergreep en er zijn twee klinkers (of een klinker en een tweeklank) gehandhaafd gebleven. Hoewel die al omstreeks de twaalfde eeuw in het Nederlands zijn binnengedrongen, lijkt het wel of het Nederlands nog geen tijd gehad heeft om ze te normaliseren tot zoiets als pais en kassei. Als u de Engelse woorden palace en castle ermee vergelijkt, ziet u dat de Britten ze voor hun gebruik wèl goed gegermaniseerd hebben. Maar het Nederlands heeft, uit conservatisme of misschien uit gewichtigdoenerij, nog ongeveer de uitspraak van het Noordfranse castel en palais uit de dertiende en veertiende eeuw behouden.

Dit verhaal over de „oude", kelders en zolders enerzijds en de ,Jonge" kastelen en paleizen anderzijds is nog maar heel eenvoudig. Etymologen houden nog veel langere redeneringen om de „ouderdom" d.w.z. de tijd van ontlening te benaderen. Een type daarvan dat door Duitse geleerden voor hun taal wordt toegepast, berust op de Hoogduitse Klankverschuiving, die zo genoemd wordt omdat dit verschijnsel beperkt gebleven is tot de zuidelijke helft van Duitsland, waar Hoogduits gesproken wordt.

Verschuiving

In het noorden spreekt men Nederduits, en waar het Nederduits een k zegt, heeft het Hoogduits een ch: de k van maken staat tegenover de ch van machen. En wij Nederlanders kunnen, als we een klein beetje (Hoog)duits kennen, dit verschijnsel heel goed begrijpen, omdat we de Nederduitse vormen door gewone Nederlandse kunnen vervangen. Die zijn, in dit opzicht althans, precies gelijk. En dan zien we dat niet alleen de k in een ch is veranderd (maken-machen), maar ook de t in een s (wat-was) en de p in een f (hopen-hoffen). Er is dus werkelijk een hele verschuiving geweest. Soms was die overgang niet volledig: p wordt dan pf (kop-KopO en t wordt dan z (spreek uit ts) (tand-Zahn). Nog enkele voorbeelden, zowel van volledige als van onvolledige overgang, zijn: dak-Dach, koken-kochen; dat-das; Icat-Katze; slapen-schlafen; top-Zopf. De begin-k bleef een k: Keiler.

Nu is het merkwaardige (voor een leek althans) dat de „deftige" Hoogduitse schrijftaal die verbasterde vormen heeft aangenomen. En de vrij platte spreektaal, het Nederduits, heeft de originele vormen behouden! Die originele uitspraak vinden we, behalve in het Nederduits en het Nederlands, trouwens ook terug in het Engels: hoffen-to hope; waswhat; machen-to make.

Het is werkelijk een gigantische verschuiving geweest, die ongeveer niets meer heel liet. In principe veranderden alle k's, t's en p's. Ook in Duitse woorden die op het eerste gezicht niet op het Nederlands lijken, vinden we hetzelfde verschijnsel: op en auf; uit en aus.

Pape

Hoe het komt dat het Hoogduits nu nog p's enz. heeft? Dat komt doordat de „wet",van de Hoogduitse Klankverschuiving (een p moet een f worden enz.) maar een beperkte „geldigheidsduur" heeft gehad. Een aardig voorbeeld daarvan is het woord pape (paap). Dit woord, dat in het begin helemaal geen minachtende betekenis had, werd kennelijk reeds vóór de klankverschuiving (voor 400 a 500 dus) algemeen gebruikt in Zuid-Duitsland. Het is dan ook veranderd in Pfaffe. Lagere geestelijken werden met die naam aangesproken. Maar toen later, in de negende, tiende en elfde eeuw de roomse bisschoppen en nog later alleen de bisschop van Rome de titel papa (= paus) voor zich opeisten, werd dat in het Duits Papst. De wet van de klankverschuiving was uitgewerkt en de twee p's van papa bleven staan! (Ook ons Nederlandse woord paus komt, via een omweg, van hetzelfde papa.)

En ook nu nog neemt het Duits voortdurend nieuwe woorden op, waar de p, t en k intact gelaten worden. Geen Duitser zal het in zijn hoofd halen om in de twintigste eeuw bijvoorbeeld Pfolitiker te zeggen i.p.v. Politiker. En ook geen Zechniker i.p.v. Techniker! Maar als we nog in de tijd van de klankverschuiving leefden, zou hij dat wel gedaan hebben.

Geheel

Wie graag hele rijen voorbeelden wil zien van de Hoogduitse Klankverschuiving kan die gemakkelijk vinden in een Duits-Nederlands woordenboek, bij de pf en de z. (Moderne Duitse woorden beginnen in het overeenkomstige Nederlandse woord vaak met een c: Zylinder, Zyklon enz.)

Dit is ook van belang voor de etymologie van het Nederlands. Het Duits-Nederlandse taalgebied vormde in die vroege periode nog een geheel, zij het met dialectale verschillen. Woorden zoals Pfahl (paal) en Pflanze (plant) hebben de klankverschuiving meegemaakt. Dat zullen dus, ook voor het Nederlands, wel heel oude ontleningen zijn van het Latijnse palu en planta. Palme en Paar kunnen in de Duits-Nederlandse dialecten niet vóór het einde van de klankverschuiving zijn binnengedrongen. Want anders — ook een klankwet is wet — zouden de Duitsers nu Pfalme en Pfaar moeten zeggen. En als ze pas zo,„laat" in Duitsland zijn doorgedrongen, is het hoogstwaarschijnlijk dat het Nederlands ze toen ook al kende. Óp deze wijze is het dikwijls mogelijk een grove schatting te maken van de ouderdom van leenwoorden.

Gissen

Er zijn ontzettend veel woorden die de Hoogduitse Klankverschuiving ondergaan hebben. En als we het mechanisme eenmaal doorzien, kunnen we een heleboel gissen zonder al te veel te missen. Neem nu bijvoorbeeld Duitse woorden zoals Zahn en Zucker, twee woorden die met een z (uitgesproken ts) beginnen. Zahn betekent tand: een t in het Nederlands dus en een ts in het Duits. Dat wijst op een heel oud woord (wat het ook is). Zucker daarentegen is geen tuiker maar suiker. Dat lijkt een veel jonger woord. Het is dan ook in de Middeleeuwen ontleend aan het Arabisch.

Pf naast p, zoals in Pfad-pad, dat is een teken voor een heel oud woord. Maar „paar" vertaal je niet door Pfaar, maar door Paar, dat is verdacht. En paar is dan ook pas in de Middeleeuwen overgenomen van het Latijnse par (even).

Een verschil pf-p en z-t wijst er dus op dat we te doen hebben met een zeer oud woord. Als we gaan zoeken dan vinden we, in een etymologisch woordenboekje, dat dat bijna altijd opgaat. Het kan óf van Germaanse afkomst zijn (pad-Pfad) óf een zeer oude ontlening aan het Latijn, plant-Pflanze van het Latijnse planta.

Een apart probleem vormen de vele Duitse woorden die beginnen met een t

UITLE GESCHIEDENIS mNOVZE WOORDENSCHAT Kasteel Radboud te Medemblik. Het woord „kasteel" is al omstreeks de twaalfde eeuw in het Nederlands binnengedrongen. zoals tun en Tag. Die zijn niet veranderd in zun en Zag, omdat ze vóór de klankverschuiving met een d begonnen: dun (spreek,uit doen) en Dag dus, net als nu nog in het Nederlands!

Bijzonderheden
De grenslijn (ook wel isoglosse genoemd) waardoor Hoog- en Nederduits van elkaar gescheiden worden, vertakt zich in de buurt van de Nederlandse grens (Panninger linie, Panninger zijlinie enz.). Als u nog een Nederlandse schoolgrammatica hebt, zou u daarover misschien heel aardige bijzonderheden kunnen vinden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1979

Reformatorisch Dagblad | 100 Pagina's

Veel woorden ondervinden Hoogduitse Klankverschuiving

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1979

Reformatorisch Dagblad | 100 Pagina's