SCHOOL... STRIJD
Dat het pad van een schooljuffrouw niet altijd over rozen gaat, heb ik deze morgen kunnen merken. Het was mijn eerste dag voor een klas vol Amsterdamse lieverdjes. Het begon al veelbelovend: er stond een moeder op me te wachten die me in onvervalst Amsterdams voor haar zoontje waarschuwde. „Bent u de nieuwe juf van de derde klas? Nou, dan zal ik het maar gelijk zeggen; Pieter is een kreng hoor en hij zal vooral in het begin wel goed klierig zijn. Ik heb hem de pinnen op de neus gezet dat hij u niet zo erg moet pesten, maar hij zal het toch wel proberen. Geef hem dan gerust maar een loei hoor."
Achteraf was het heel niet gek geweest als zo'n stuk of tien ouders me hadden opgewacht om me te waarschuwen. Kwart over twaalf lag m'n la vol met trekbommetjes en andere projectielen en ik vroeg me verbijsterd af hoe men bij zulke wurmen ooit aan onderwijzen toe kan komen.
Een jongen overtrof alle anderen wat z'n gedrag betrof. Het was een grote jongen van twaalf jaar die eigenlijk in de zesde klas behoorde te zitten, maar na drie keer zittenblijven in mijn klas was beland. Hij was aboluut niet aangepast en kon met niemand in de klas opschieten.
Als hij de kans kreeg ging hij na schooltijd met andere grote jongens de kinderen van zijn klas te lijf, om in ieder geval nog in dit opzicht respect af te dwingen. De jongens van mijn klas konden hem daarom niet luchten of zien en zaten hem met z'n allen in de klas te plagen als zij weer eens de kans kregen. Dit potje vuur was eerlijk niet altijd in toom te houden, welke pogingen ik daartoe ook deed.
Op de eerste ochtend begon het heel simpel: Peter kwam met z'n boek in de hand naar me toe om iets te vragen. „Bah, vlooien", mompelde een jongen waar hij langs liep en veegde met een vies gezicht zijn mouw af. Peter liep met een lijders gezicht verder. „Vlooienaap", treiterde een ander.
Nu hield Peter zich niet langer in, maar kwam met een dreigend gezicht op hem af. „Peter, ga zitten", probeerde ik om een naderende crisis af te wenden. Peter keek me somber aan. „Ik ga hem een beuk verkopen", zei hij. „Je gaat zitten", verklaarde ik, maar Peter zei onbewogen: „Ik laat me niet beledigen". Met veel moeite kreeg ik tenslotte Peter toch op z'n plaats, waarop de jongens, die klaar zaten om hun vriendje te hulp te komen, zich ontspanden.
Maar een half uur later van het zelfde laken een pak. Peter liet zich niet meer beledigen en kwam overeind om een knaap een beuk te verkopen. Toegeschoten vriendjes maakten de chaos compleet.
Een paar kinderen die na moesten blijven brachten me trouwhartig op de hoogte van de spelregels. „Niet vechten in de klas? Nou, maar de meester deed het ook hoor!" De een liet me een forse krab in z'n nek zien die hij daaraan had overgehouden en de ander vertelde enthousiast hoe hij de meester tegen z'n schenen schopte.
Vreemd genoeg begon ik al weer wat moed te scheppen. Ik had nog geen schop tegen m'n schenen gehad en ook nog geen krabben uitgedeeld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1971
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1971
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's