Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Willibrord, de apostel der Friezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Willibrord, de apostel der Friezen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In November van het jaar 739, dus nu juist 1200 jaar geleden, is te Echternach in Luxemburg gestorven Willibrord, de apostel der Friezen, die zeer veel gedaan heeft voor de kerstening van ons land. In dankbare herinnering aan zijn werk worden dit jaar dan ook groote herdenkingssamenkomsten gehouden, vooral ook door de R.K. kerk, die dezen grooten apostel voor haar wil opeischen. Natuurlijk heeft Willibrord gewerkt in verband met de Roomsche kerk om de eenvoudige reden, dat er toen nog geen andere kerk in deze landen bestond. In elk geval is het werk van Willibrord van zulk een waarde geweest voor ons land ook, dat we ook op deze plaats iets van Zijn leven en werk willen vermelden. Willibrord werd in het jaar 657 geboren uit Angelsaksische ouders, die beiden het christelijk geloof beleden. Zijn vader, Wilgils, was zelfs van een zeer strenge levensrichting, die een klooster liet bouwen, om daardoor ook zijn richting te dienen. Het is dan ook geen wonder, dat Willibrord in een klooster is grootgebracht, waaraan hij reeds als kind is toevertrouwd. „Toen hij daar met de levenswijze der broeders en de studiën der letteren moest worden vertrouwd gemaakt, waren zijn vorderingen in korten tijd zoodanig, dat hij alle als een tweede Samuël scheen."
Op 21-jarigen leeftijd verlaat hij echter het klooster, daar het verlangen in hem is ontwaakt om te gaan reizen. Zoo komt hij o.a. in Ierland, in een klooster, waar Egbert leefde, die om de heiligheid van zijn leven en zijn geleerdheid, de roem der Iersche kloosterlingen was. In het hart van dien Egbert nu leefde de bebegeerte om toch iets voor de kerstening der Friezen te doen. Zijn plannen werden echter verhinderd. Doordat Willibrord met dezen kloosterling in aanraking kwam, ontwaakte nu ook in hem de begeerte om het evangelie te gaan prediken. ,,Het scheen hem gering toe, voor zichzelf alleen naar de heiligheid van het monnikenleven te streven en niet tegelijk voor anderen nuttig te wezen door hun de waarheid te prediken." In Ierland kwamen berichten binnen, dat de oogst in Friesland wel groot was, maar de arbeiders weinig. En daarom zond Egbert zijn vriend Willibrord met 11 helpers naar Friesland, om daar een krachtigen aanval op het heidendom te doen.
Hoe was het in deze jaren in Friesland gesteld? Reeds voor Willibrord hadden enkele andere predikers pogingen in het werk gesteld om de Friezen te kerstenen. Vooral Bonifacius is hier van belang. Deze kwam ook uit Engeland. Toen hij een bezoek wilde brengen aan den paus, bracht de wind hem op de Friesche kusten. Hier werd hij opgenomen door den koning Adqil I. een goedwillig vorst. Hij won het vertrouwen van den Fries, die hem beschermde tegen zijn vijanden. Verschillende aanzienlijken en honderden des volks lieten zich door hem doopen, zoodat in dezen tijd (680) reeds de grondslag gelegd werd voor het werk van Willibrord onder de Friezen. Spoedig reisde hij echter door naar Rome. De koning, die den christenen gunstig gezind was, stierf in dezen tijd ook, om opgevolgd te worden door Radboud, die van evangelieprediking niet weten wilde, maar de christenen vervolgde en die veel kwaad gedaan heeft aan de uitbreiding van het evangelie in deze landen. W e kennen toch immers van hem allen het verhaal, dat hij op het punt stond om zich (om politieke redenen) te laten doopen, maar tenslotte toch het verblijf bij zijn heidensche voorvaderen in de hel verkoos boven dat bij het „armzalige hoopje christenen in den hemel".
Toch is het niet Bonifacius geweest, die de Friezen gekerstend heeft, maar Willibrord, die met zijn 11 helpers in 692 in Friesland aankwam om het evangelie te gaan verkondigen. Veel tegenstand ondervond hij van Radboud, die met den vollen inzet van zijn macht en kracht alles deed om het oude heidensche bestaan van de Friezen te handhaven. Na Bonifacius hadden de christenen moeten vluchten, waren de kerken verwoest, de gemeenten van predikers verlaten, zoodat al het werk van Bonifacius en de andere zendelingen vernietigd scheen. Temidden van deze verwoesting verscheen nu Willibrord, die de rechte prediker voor de Friezen bleek te zijn. Door den paus van Rome was hij gewijd tot bisschop zonder vaste woonplaats. Daardoor had hij de bevoegdheid om in het belang der gemeenten datgene te doen, wat noodzakelijk was. De arbeid werd aangevangen met Utrecht als middelpunt. Dit werk is zeer belangrijk geweest. Van de eerste jaren vooral wordt dan ook groote voorspoed vermeld. De vorst Pepijn ondersteunde hem in zijn werk. In 695 werd Willibrord op aandringen van dezen Pepijn door den paus als bisschop van Utrecht gewijd en als aartsbisschop der Friezen. Nu vangt vooral zijn werk onder de bewoners van Friesland aan. Wijd en zijd het Woord des geloofs predikende, riep hij in het land der Friezen velen van den dwaalweg. Meerdere kerken werden door hem gesticht. Wat Willibrord in de jaren van zijn zendingsarbeid gedaan heeft, dwingt ons aller bewondering af. Geheel Nederland heeft hij ongeveer doorkruist. We moeten zijn groote moed bewonderen, omdat geen gevaar voor hem te groot was. Zoo wordt ook van hem verhaald, dat toen Willibrord eens met zijn gezellen een tocht door de duinstreek maakte, het gezelschap door een ondragelijken dorst werd gekweld. Op een gegeven oogenblik beval Willibrord een tent te spannen en daarbinnen een kuil te graven. Dan zondert hij zich af tot gebed. En dit gebed werd verhoord. Tot aller verbazing glinsterde in de groeve helder en koel water.
In Zeeland bewaart het eiland Walcheren nog herinneringen aan hem. Het bekendst is daar wel de geschiedenis met het beeld van den afgod Wodan. Willibrord drong toch immers den tempel van Wodan binnen, greep daar het afgodsbeeld en verbrijzelde het. De wachter in den tempel wilde den zendeling vermoorden, doch het zwaard gleed af. De bewoners verwachtten natuurlijk, dat Willibrord sterven zou, door de wraak van den afgod. Maar toen hij in leven bleef, terwijl de wachter van den tempel drie dagen later stierf, maakte dit op de heidenen den indruk als een wonder.
Ook buiten ons land heeft Willibrord zendingswerk verricht. In Nederland werd hij eenigen tijd bemoeilijkt in zijn werk. Daarom trok hij naar de woeste Denen om hen te kerstenen. Doch ook de koning Ungund had een gemoed, ,,nog harder dan een steen". Toch was het werk hier niet geheel vruchteloos. Willibrord kocht een dertigtal jongens, die in slavendienst waren. Ze werden onderwezen in den christelijken godsdienst en gedoopt. Dat deden zendelingen gaarne, want nu hadden ze inboorlingen om onder hun volk het evangelie te gaan verkondigen. De vruchten van deze manier van werken zijn dan ook dikwijls groot geweest. Op de terugreis werd Helgoland aangedaan, waar juist ook Radboud vertoefde. Aan dit verblijf in Helgoland is een bijzondere geschiedenis verbonden. Daar stond een tempel van de godin Forsite, als wier eigendom, de er omheen grazende runderen werden beschouwd, evenals een bron, waaruit men slechts zwijgend water putten mocht. In die bron nu doopte Willibrord drie bekeerlingen, terwijl hij eenige runderen liet slachten. Ook nu verwachtten de heidensche bewoners een ingrijpen van hun godheid. Toen er echter na verloop van dagen nog niets gebeurd was, werd de zaak voor Radboud gebracht. Radboud durfde echter toch niet goed wraak nemen op den zendeling. Drie dagen achtereen werd over Willibrord en zijn helpers het lot geworpen, maar het lot was hen gunstig. Slechts één helper viel als slachtoffer. Willibrord kreeg de vermaning mede, dat hij nooit meer heiligschennis plegen mocht. Deze hield toen echter een scherpe toespraak tot Radboud, die volgens een oud geschiedschrijver de volgende inhoud moet gehad hebben: Het is niet God, dien gij dient, maar de duivel, die u met deze vreeselijke dwaling verleidt, o koning. Want er is slechts één God, die hemel en aarde, zee en alles wat daarin is, geschapen heeft. Wie Hem met een oprecht geloof dient, zal het eeuwige leven hebben. Ik, die Zijn dienaar ben, betuig u heden, dat gij u van die oude en ijdele dwalingen, die uw vaderen hebben aangehangen, eindelijk eens afwendt en. geloovende in den eenen almachtigen God, in het bad des levens al uwe zonden laat afwasschen, om voortaan met aflegging van alle geweld en onrecht, als een nieuw mensch, in volkomen matigheid, rechtvaardigheid en godzaligheid te leven. Als gij dit doet, zult gij het eeuwige leven genieten met God en zijn heiligen. Maar indien gij mij, die u den weg des heils breng, verwerpt, dan weet ik zeker, dat gij de eeuwige straffen en de helsche vlammen zult lijden, met den duivel, dien gij gehoorzaamt.
Gunstig resultaat heeft deze boetpredikatie niet gehad. Toen Willibrords beschermer Pepijn, stierf in 717, begon Radboud weer met zijn vervolgingen tegen de Christenen. Vreeselijk waren weer de gevolgen van zijn optreden. Hij heeft echter slechts twee jaren zijn vernielingswerk kunnen verrichten. Want zelf sterft hij in 719. Het zendingswerk had echter weer ten zeerste geleden. Willibrord werkte echter nog verschillende jaren in Nederland. Toch heeft hij de volledige kerstening van de Friezen niet meer beleefd. Hij stierf op 6 of 7 November van het jaar 739. Hij is begraven in Echternach, waar hij zeer veel kwam. Zelf had hij den wensch te kennen gegeven daar begraven te worden. Hij heeft de prediking van het evangelie wel niet met zijn bloed bekocht, zooals Bonifacius, maar toch is hij „dé apostel der Nederlanden".
Zooals we uit de geschiedenis zullen weten is Bonifacius later weer in Nederland gekomen. Hij bezocht in 754 Friesland, waar toen nog verschillende heidenen woonden. Duizenden werden door hem tot het christendom bekeerd. Bij Dokkum zou hij in de maand Juni van dat jaar verschillende bekeerlingen bevestigen. Daar kwam echter een groote schare heidenen, die Bonifacius wilden berooven van zijn goederen. Hij verbood zijn volgelingen het zwaard op te nemen. Juichend in den Heere, viel hij nu onder moordenaarshanden. Toch heeft het heidendom het moeten verliezen, dank zij de moedige zendelingen, die onder 's Heeren zegen hebben gewerkt.
De naam Bonifacius, maar vooral ook die van Willibrord, zal ook onder ons met eere worden vermeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Willibrord, de apostel der Friezen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's