Verjaardagsfeesten onbekend bij de eerste christenen
Ik zie het nut niet zo zitten om uitgebreid in te gaan op mijn artikel in Forum van 5 december 1980. Daarom volsta ik als volgt: Indien christenen (navolgers van Christus) aan verjaardagen doen getuigt het mijns inziens van wereldgelijkvormigheid waarop Gods zegen niet kan rusten.
Eigenwillige godsdienst of zogenaamde goede werken daarbij, nemen het euvel niet weg, integendeel! De Schrift is daarover duidelijk genoeg. Zie bijvoorbeeld vraag en antwoord 91 van de Catechismus (zondag 33), Romeinen 12: 1, 2, 9 enz.. Col. 2 en 3, Joh. 15, 1 Tim. 5: 20 e.v. en Titus 3. Ik verwijs ook naar de kanttekeningen bij 1 Cor. 10: 27.
In mijn verwerping van het houden van verjaardagen (kortzichtig?) sta ik, zondig mensje - gelukkig niet alleen, zoals uit enkele kerstbijlagen zal blijken. Ik citeer: „De eerste christenen waren er zeer afkerig van om een geboorte te herdenken. Wel werd de dag van iemands dood als een bijzondere aangegeven." (Putten's Nieuwsblad, 15 december 1977). Onder „Datum en oorsprong van het kerstfeest" heeft prof. dr. D. Nauta o.m. geschreven (RD-kerstbijlage 1978): „De datum van de geboorte van Jezus is volstrekt onbekend. Voor de viering van de geboortedag ontbrak in de oudste kerk alle belangstelling. Men beschouwde zoiets als een gebruik onder de heidenen(!). De aandacht richtte zich ten volle op de dood en opstanding van de heiland. Het Paasfeest werd zodoende het oudste christelijke feest. Het heeft tot in de vierde eeuw geduurd voordat de kerk 25 december als het kerstfeest is gaan vieren." Tot zover dit schrijven over het verval van de christelijke kerk.
Christelijke feesten
Van dr. W. Balke lees ik verder nog onder „Calvijns waardering voor de Kerstdag" (Kerstbijlage RD, 1979): „De reformatoren hadden het niet zo begrepen op al die feesten (bedoeld wordt christelijke feesten, H.S.). In 1520 slaakt Luther de verzuchting dat toch de zondag de enige feestdag mocht zijn. In het gereformeerde protestantisme is deze verzuchting tot overtuiging geworden."
Verder stond er in dat artikel onder meer dat „Calvijn het eens was met de afschaffing van de feestdagen, maar maakte er geen beginselkwestie van. Het ging hem er om dat alleen de wekelijkse rustdag een inzetting des Heeren is en omdat geen mens, geen burgerlijke en geen kerkelijke overheid het recht heeft het werken te verbieden op dagen waarop God dat heeft veroorloofd. Zo besloot de Raad van Geneve op 16 november 1555 tot: „Afschaffing van alle feestdagen, alleen de zondag behoudende, gelijk door God verordineerd is". Nuchterheid is dus wel geboden. zo blijkt hieruit.
Geen aanklacht
Nog twee zinsneden uit eerder genoemd artikel van dr. W. Balke: „De reformatoren wilden door alle roomse verwording en verwarring heen terug naar de Schrift en naar de Oude Kerk die niet alleen de oudste papieren had maar voor alles ook zuiverder was." Verder stond.er in het artikel dat „Calvijn voor eenheid was, die op kerkelijke wijze tot stand zou moeten komen" en „op de zondag die het dichtst bij 25 december lag preekte hij over het kerstevangelie." (....) „Hij heeft diep nagedacht en is heel diep overtuigd geweest van de grote betekenis van Christus' komst in het vlees."
Ten slotte: „Is jouw/uw verjaardag nooit een aanklacht tegen je geweest? In het licht van wat God waardig is en hoe die tijd is doorgebracht?!! Als er ergens behoefte aan bestaat dan is het wel aan een Godzalige wandel door genade! Dit geldt ook voor mij!
Putten Henk Schuitemaker Ezn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1981
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1981
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's