Shoarma, koffie, exotisch eten en de vergunning
„Nederland gaat blowend ten onder”, zo verzuchtte deze week een burgemeester die er ook wat moeite mee had dat het gemeentebesturen feitelijk onmogelijk wordt gemaakt op te treden tegen koffieshops waar openlijk drugs worden verkocht.
Op zich had deze burgervader geen ongelijk. Wil men een koffieshop (of wat voor overlast veroorzakende horeca-inrichting dan ook) sluiten, dan zal men van goeden huize moeten komen en dienen in ieder geval strikt de juridische spelregels te worden opgevolgd. Een verweer van: „Maar wat er in die gelegenheid gebeurt, is toch tegen de wet” snijdt geen hout. De rechter kijkt of het gemeentebestuur zelf de wet niet heeft overtreden en als dat naar zijn oordeel toch het geval is, dan zal niet de horeca-ondernemer, maar het gemeentebestuur worden afgestraft.
In de praktijk blijken gemeentebesturen echter niet voor een gat te vangen. Dat moet de burgemeester van de gemeente X hebben gedacht toen een ambtenaar hem erop wees dat deze wellicht een manier had gevonden om een koffieshop te laten sluiten die nogal wat overlast veroorzaakte doordat er spullen werden verkocht die niet verkocht behoren te worden.
Deze burgemeester had al een keer geprobeerd tot sluiting over te gaan, alleen maar omdat de gemeenteraad had geoordeeld dat er binnen de gemeentegrenzen geen gelegenheden behoorden te zijn waar openlijk drugs werden verkocht. Na advies te hebben ingewonnen, bleek het de burgemeester dat dit echter geen grond tot sluiting was.
Exotische gerechten
Een van de ambtenaren dook echter nog eens in het dossier en kwam erachter dat het koffiehuis waar het om ging een paar jaar geleden een vergunning op grond van de Algemene politieverordening had aangevraagd. Deze vergunning was ook verleend. In de vergunningsaanvraag van destijds had de exploitant van het koffiehuis aangegeven dat hij voornemens was een eethuis te gaan exploiteren: een eethuis waar exotische gerechten werden bereid. Op zich was daar niets op tegen en de vergunning werd dus verleend. Maar, zo redeneerde de ambtenaar, de praktijk is dat er geen eethuis maar een koffiehuis-annex-shoarmazaak wordt geëxploiteerd. En dat is toch wel iets anders dan een restaurant.
Ofte wel, en de burgemeester was dat met hem eens, de vergunning was onder valse voorwendselen aangevraagd. Conclusie; onmiddellijk de vergunning intrekken, want er waren geen bedrijvigheden zoals in de aanvraag omschreven. En na het intrekken, zou sluiting volgen.
Geschorst
De horecaondernemer tekende bezwaar aan, maar meldde zich ook onmiddellijk bij de president van de rechtbank teneinde te bewerkstelligen dat het besluit van de burgemeester tot intrekking van zijn vergunning weer werd geschorst. Tijdens de zitting, die binnen twee weken nadat het verzoek was ingediend werd gehouden, zei de horeca-exploitant ook ronduit dat de burgemeester via een omweg probeerde te bereiken wat hem tot nu toe niet gelukt was.
„Inderdaad heb ik aangegeven dat ik een eethuis wilde gaan exploiteren, maar het is er tot nu toe nog niet van gekomen. Ik ben zo druk met koffieschenken en broodjes shoarma klaarmaken dat ik het bereiden van exotische gerechten even vooruit heb moeten schuiven. Maar zodra er tijd voor is, ga ik daar ook mee beginnen. Als de burgemeester mij nu maar even gevraagd had wat mijn plannen waren, dan had ik hem dat kunnen uitleggen en hadden we de zaak onderling kunnen oplossen, maar men heeft mij niet eens uitgenodigd”.
Dat hoefde volgens de burgemeester ook niet: „De vergunningaanvraag is duidelijk, meneer wilde een eethuis beginnen. Dat is hij niet begonnen. Ik geef toe dat hij bepaalde exotische zaken verkoopt, maar daarvoor heeft hij geen vergunning. Hij mag zelfs niet eens koffie schenken. Ik meen dus dat ik terecht heb kunnen besluiten de vergunning in te trekken. En wat dat door meneer beoogde gesprek betreft, dat komt nog. Betrokkene heeft een bezwaarschrift tegen mijn besluit ingediend en hij zal de gelegenheid krijgen dat mondeling toe te lichten. Maar in verband met een achterstand bij het afwerken van bezwaarschriften, kan dat nog wel even duren”.
Onzorgvuldig
De rechter had er geen goed woord voor over: „Het intrekken van een vergunning is een zeer ingrijpende maatregel. Een dergelijk besluit dient zorgvuldig te worden voorbereid en een houder van een vergunning dient ook vooraf in de gelegenheid te worden gesteld zijn visie te geven. Nu deze die gelegenheid niet heeft gekregen, kan mijn oordeel niet anders luiden dan dat er onzorgvuldig is gehandeld. Daarbij komt nog dat indien er destijds geen vergunning was gevraagd voor een eethuis maar voor een koffiehuis-annex-shoarmazaak, deze vergunning ook niet geweigerd had kunnen worden”.
Waarop het besluit van de burgemeester werd geschorst en deze ook werd veroordeeld de kosten van juridische bijstand van de horeca-ondernemer te betalen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juni 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juni 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's