Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Utrechtse theol. faculteit herdacht prof. Van Unnik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Utrechtse theol. faculteit herdacht prof. Van Unnik

Prof. G. Quispel tekende leven en werk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

APELDOORN — Gistermiddag werd in een bijzondere zitting van de theologische faculteit der Utrechtse Rijksuniversiteit de op 17 maart jl. overleden hoogleraar in de nieuwtestamentische vakken dr. Willem Cornells van Unnik herdacht. Bij deze herdenking in de praktisch geheel volle aula aan het Domplein wees de dekaan van de faculteit, prof. dr. Otto J. de Jong erop, dat er naast de vele in memoriams zeker plaats was voor een herdenking op de plaats, waar Van Unnik tot hij (op 67-jarige leeftijd) overleed, heeft gewerkt.

Zijn naaste vakgenoot en de man, die de langste tijd zijn collega was, prof. dr. G. Quispel, hield de gedachtenisrede. Op 23 oktober 1931 verscheen, aldus Quispel, in de NRC een verslag van een opmerkelijke lezing. Een Leids theologiestudent (21 jaar, red. RD) had zich bezig gehouden met Hugo de Groot "als uitlegger van hfet Nieuwe Testament.

Die jongeman, Wim van Unnik, had veel gelezen (in het Latijn) van Grotius en was er goed van op de hoogte, dat De Groot naast jurist ook bijbelexegeet was, In Leiden werd Grotius alom met een stralenkrans omhuld. Nu was het moedig van de jonge Van Unnik, om De Groot te verwijten, dat het hem aan de diepgang van de kerkvaders en grote theologen ontbrak.

Spel

Dezelfde jonge student Van Unnik had, aldus Quispel, al in 1930 in een Duits tijdschrift naam gemaakt met een artikel, waarin hij stelde dat de soldaten, die Jezus bij Pilatus bewaakten, met Hem een al in de oudheid bekend spel speelden: „blindemannetje"." Ze gooiden een kleed over Jezus' gelaat, sloegen Hem en vroegen: ,,raad eens, wie die klap gaf!" Zo moest die tekst namelijk worden weergegeven, en niet met ,,profeteer, wie U heeft geslagen".

Deze ontdekking van Van Unnik was en is nog lang niet algemeen. De Leidse student had nog iets, dat botste met de opvattingen van zijn (latere) vakgenoten: hij beschouwde het Lukas-Evangelie als historisch afkomstig van Lukas en als zeer betrouwbaar. Kortom, de op 28 augustus 1910 in Haarlem geboren Van Unnik deed toen al wat van zich spreken.

Uitvoerig tekende Quispel in zijn levensbericht de achtergrond en studie van de nu overleden geleerde.

Gym nasium

Van Unnik bezocht het vermaarde en kwalitatief over een groot aantal voorname docenten beschikkende Haarlems Stedelijk Gymnasium. Daar "gaf' J. S. Bartstra hem geschiedenis en de orthodoxe rabbijn S. Ph. de Vries, die tevens zionist was, bracht hem naast het Hebreeuws een blijvende liefde voor en kennis van Israël bij. Veel contacten bleef Van Unnik met De Vries (van de „Joodsche riten en symbolen") houden.

De klassieken leerde hij van de latere Utrechtse hoogleraar in de oude geschiedenis dr. J. H. Thiel, met wie hij, zo zei Quispel, verlegenheid gemeen had. De jonge Van Unnik wist veel van veel zaken, ook als Leids theologie-student bij o.a. Thierry en de kerkhistoricus A. Eekhof, wiens vakgebied door Van Unnik ook zeer gewaardeerd bleef. Hij had eigenlijk kerkhistoricus willen worden, aldus Quispel, die ook vermeldde, dat Van Unnik kort voor zijn overlijden een biografie van de classicus Thiel afgerond had.

Angelsaksen

Anderen, die de latere nieuwtestamenticus vormden, waren in Leiden vooral J. de Zwaan, die hem kritisch leerde staan tegenover zaken als de uit Duitsland afkomstige Vormhistorische kritiek en de existentiële interpretatie. Via De Zwaan leerde Van Unnik de Angelsaksische wereld der nieuwtestamentici kennen en waarderen: C. H. Dodd, Moule, M. Black, hoewel hij ook iemand als de in Bazel docerende Oskar Cullmahn waardeerde.

Een jaar studeerde Van Unnik, die van Engeland hield, bij de Quakers te Woodbrooke (bij Birmingham) en hun laag-kerkelijke spiritualiteit, hun verdraagzaam geloof, hun vreedzame houding heeft hem beïnvloed. Voor zijn latere vakgebied was ook de opvolger van Snouck Hurgronje in Leiden, Wensinck, van grote betekenis. Deze kenner van o.a. de Oosterse mystiek, die bewees dat vroomheid zich aan geleerdheid kan paren, ging een zeer eigen weg, waarin hij bijv. aantoonde, dat de Codex Bezae een handschrift was uit de niet-kanonieke-bekende overlevering.

Hoogleraar
Van Unnik, die in 1937 gepromoveerd was op een Syrisch geschrift en wiens verzamelde werken wellicht zes delen zullen omvatten, werd in 1939 privaat-docent Oud-Chr. Letterkunde en zou in 1940 hoogleraar NT worden te Pretoria. Hij kon door de oorlog niet meer vertrekken, huwde in 1944 met de lerares Franse taal Sophie Niemantsverdriet en werd in 1946 hoogleraar te Utrecht.

De faculteit was toen - in de dagen dat de hoogleraren nog publiceerden, aldus een wat ironische Quispel - een der beste ter wereld, mede door de grote faam van Van Unnik, die o.a. als lid van de Koninklijke Academie van wetenschappen veel initiatieven ontplooide. Zo zette hij het project van Plooy over het Nederlandse Diatesseron (het Limburgse „Leven van Jezus", dat zou afstammen van de Evangeliënharmonie van Tatianus uit de tweede eeuw) voort.

Maar op tal van wetenschapsgebieden trok Van Unnik zijn sporen, o.a. wat de Dode Zeerollen van Qumran betreft en de in 1945 in Nag Hammadi te Egypte gevonden handschriften met gnostische teksten. Van Unnik had zelfs, na verwikkelingen waar in 1954 zelfs minister Beijen van buitenlandse zaken aan te pas kwam, het later als „Bodmerianus" bekend geworden handschrift kunnen kopen, wat helaas niet doorging.

Op tal van gebieden was Van Unnik actief en het „Corpus Hellenisticum Novi Testamenti" moet overeenkomstig zijn wil worden voortgezet, meende Quispel, die de betekenis van Van Unnik schetste voor de studies van het Aramees (Oost-Syrisch), de Gnosis en het Hellenisme (inclusief de bemoeienis om M. J. Vermaseren als hoogleraar in Utrecht benoemd te krijgen).

Behoudend

Als vakgeleerde was Van Unnik nogal „behoudend": Lukas en Johannes en de „Huistafelen" van 1 Petrus waren volgens hem echt van die discipelen. Zijn beroemdste werk onder de zeer vele publicaties (waaronder „Openbaringen in Egyptisch zand") is volgens Quispel wellicht zijn rede over Paulus, die wel Grieks schreef, maar Semitisch dacht. Maar ook de Gnosis en de oud-christelijke liturgie, die hem niét lagen, hadden zijn volle aandacht.

Hij kon zich zeer intens in tal van zaken verdiepen en toonde ook aan, dat de theorie van Rudolf Bultmann van het christelijk geloof en Jezus als een variant van een Iraanse verlossingsmythe, volkomen achterhaald was.

Deze geleerde, die minder manager was, werd in het geruchtmakende jaar van de studentenonlusten 1968 prorector van de universiteit. Hij was vurig vóór de vrijheid van onderwijs, maar fel tegen de arrogantie van de macht (van wie dan ook), geweld, polarisatie.

Van Unnik kende ook de Apokalyptiek, die hoewel joods, door het Hellenisme is beïnvloed, ook de Openbaring aan Johannes. Grote hoogte bereikte de hoogleraar, zo merkte Quispel op, in zijn studie over de I Clemens-brief, een geschrift uit plm. 90 na Chr. vanuit Rome aan de gemeente van Corinthe, waar,,stasis" (opstand, oproer) is uitgebroken. Deze Clemensbrief benadrukt dan een ideaal van de gemeente, dat door veel jongere theologie-studenten thans weer herkend wordt.

Geestverwant

Met de conclusie, dat Van Unnik ondanks zijn voorzichtigheid in tal van opzichten zijn tijd ver vooruit was, besloot prof. Quispel zijn rede. Prof. dr. W. C. van Unnik was een bescheiden geleerde met een grote internationale faam. Dekaan prof. De Jong vroeg de vele aanwezigen, onder wie hoogleraren van andere universiteiten en hogescholen, gegevens over en herinneringen aan Van Unnik aan hem op te sturen voor latere catalogisering. Op 14 februari jl. werd Van Unnik ziek; op 15 februari zou hij nog een rede houden over prof. J. Ph. Valeton. Die is praktisch persklaar en daaruit blijkt ook duidelijk, dat Van Unnik zich in veel opzichten verwant voelde aan deze Irenische verre voorganger te Utrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1978

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Utrechtse theol. faculteit herdacht prof. Van Unnik

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1978

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's