Spiegel met gebruiksaanwijzing
Ds. J.M.D. de Heer: ,,Voor je beeldvorming is het nuttig om veel evangelische chirstenen te spreken''
Ook in de rechterflank van de gereformeerde gezindte groeit de overtuiging dat reformatorische en evangelische christenen van elkaar kunnen leren. In de praktijk is vooral sprake van eenrichtingsverkeer. „Het toewerken naar een keuze die je moet maken, met een modelgebed als beslismoment, gaat voor mij over de grens.
Gebroederlijk staan ze in de bundel naast elkaar: veertien heren en twee dames uit de reformatorische en evangelische wereld. In allerlei varianten: van reformatorische evangelischen tot evangelische reformatorischen. Het gezelschap ontmoette elkaar op een jaarlijkse studiedag van Hogeschool De Driestar in Gouda, rond het thema ‘Reformatorisch en evangelisch: een wereld van verschil?’. Onlangs verscheen de schriftelijke weerslag van de lezingen en workshops. Ds. J.M.D. de Heer leverde voor de bundel een bijdrage over evangelische invloeden in reformatorische kerken. Die ziet hij ook binnen zijn eigen kerkverband: de Gereformeerde Gemeenten. Hij verwijst concreet naar websites van plaatselijke Gereformeerde Gemeenten met uitingen die op een site van een evangelische gemeente niet zouden misstaan. Het is niet voor het eerst dat de Middelburgse predikant over het onderwerp publiceert: recent verscheen de tweede druk van zijn boek ‘De evangelische beweging’. Het zal waarschijnlijk ook niet zijn laatste publicatie over dit onderwerp zijn. Momenteel bereidt hij zich voor op een vervolgonderzoek onder leiding van prof. A. van de Beek. Daarbij maakt hij dankbaar gebruik van de kennis en ervaring die hij opdeed als kerknieuwsredacteur bij het Reformatorisch Dagblad, met de evangelische beweging als aandachtsveld.
Hoe hebt u de contacten met evangelische christenen ervaren?
„Als buitengewoon verrijkend. De ontmoeting met mensen zegt veel meer dan het lezen erover. De evangelische beweging is een optelsom van personen, groepen en meningen die onderling behoorlijk kunnen verschillen. Voor je beeldvorming is het nuttig om veel evangelische christenen te spreken. Soms waren dat gesprekken vanuit het hart, waarin ik verbondenheid ervoer. In andere gesprekken was er juist een gevoel van totale vervreemding.”
Waren de gesprekken waarin de verbondenheid overheerste verwarrend?
„Nee, ik zag daarin een bevestiging van wat ik tijdens mijn studie in Leiden in een paper over Voetius schreef. In zijn ‘Proeve van de kracht der godzaligheid’ maakt Voetius onderscheid tussen lering en persoon. Hij bestreed met kracht de remonstrantse leer, maar gaf tegelijk aan dat er vrome remonstranten zijn, die oprecht met de Heere leven. Dat onderscheid heeft me geholpen in het bestuderen en toetsen van de evangelische beweging. Ik heb bijvoorbeeld John Stott ontmoet, een integer mens en diepgravend bijbelonderzoeker. Voor hem heb ik hoge achting. Maar als ik in zijn boekje over christen worden lees dat ons leven als een huis met een deur is waarvan de sleutel aan onze kant zit, en God wacht tot wij de deur openen, dan kan ik het daar onmogelijk mee eens zijn.”
Opvallend is de overeenkomst tussen uw kritiek op de evangelische beweging en die van ds. J.C. Bette, predikant van Evangeliegemeente De Regenboog in Veenendaal.
„Die is inderdaad verrassend, maar niet uniek. Denk aan baptistenvoorgangers als ds. M. Gorsira, dr. Henk Bakker en de ‘sola vijf baptisten’. Ook ds. Teun van der Leer heeft bij zijn afscheid van de Evangelische Alliantie behoorlijk kritische noten over de evangelische beweging gekraakt. Die is naar zijn overtuiging heel breed en heel ondiep geworden.”
Is het mogelijk om te spreken over dé evangelische beweging?
„Het is eenzelfde generalisatie als het spreken over dé reformatorischen of dé gereformeerden. Mijn onderzoek is vooral gericht op de evangelische beweging in Nederland, in haar huidige verschijningsvorm. Voorheen had je heel veel losse groepen en groepjes. Die zijn in de loop der jaren meer gestroomlijnd, ik denk met name door de invloed van de Evangelische Omroep.”
Is er ook een inhoudelijke ontwikkeling geweest?
„Absoluut. De huidige beweging zou je neo-evangelisch kunnen noemen. De oorspronkelijke evangelicale beweging was vooral een reactie op de moderne theologie, en daardoor in de grondstukken van de leer op heel veel punten zeer orthodox. Dat zie je met name nog bij de leidslieden, wereldwijd. In lezingen van de echte theologen binnen de evangelische beweging klinkt de inhoud van de evangelische basisdocumenten door, zoals de ‘Verbintenis van Lausanne’. Daaronder heb je de schare van voorgangers, lekentheologen en mensen die spontaan in een samenkomst iets zeggen. Bij hen overheersen vaak het gevoel en de emotie. De drang om de massa te bereiken, lijkt sterker dan het besef van de noodzaak van een gewortelde theologie. Een boek als ‘Vrede met God’ van Billy Graham pruimt de gemiddelde evangelische niet meer, vrees ik. Hij schrijft bijvoorbeeld met nadruk over de heiligheid van God en de geestelijke onmacht van de mens.
De evangelische beweging in ons land kent eigenlijk nauwelijks theologen die op grondige wijze theologie bedrijven. Nederland lift vooral mee op de golven die van elders komen: met name Amerika. Oorspronkelijke evangelische theologie brengt ons land nauwelijks voort. Dat geldt zelfs voor Ouweneel. Er staan heel veel nuttige dingen in de dogmatische serie waar hij mee bezig is, maar het zal naar mijn inschatting geen standaardwerk in de evangelische wereld worden.”
Dr. H. van den Belt stelt dat reformatorische en evangelische christenen historisch gezien nauw aan elkaar verwant zijn. Ook de evangelische beweging stamt volgens hem uit de protestantse Reformatie. Terecht?
„Dat is mij te kort door de bocht. Duidelijk is dat de evangelische beweging in haar theologie teruggaat naar de opwekkingsbeweging in de 18e eeuw, met mensen als Whitefield en Edwards. Onverdachte reformatorische theologen, maar daar stopt het brongebied toch wel zo’n beetje. De theologie van Calvijn vindt bij evangelische voorgangers vrijwel geen weerklank.
Als het om de opwekkingsbeweging gaat, een gerespecteerde stroom binnen de reformatorische theologie maar wel een zijstroom, hebben de evangelicals zowel Whitefield als Wesley omarmd. Waarbij de arminiaanse Wesley het heeft gewonnen. Belangrijke aders in de reformatorische theologie zijn de leer van de predestinatie, de leer van het verbond en de leer over het werk van de Heilige Geest in het hart van een zondaar. Denk aan de beroemde openingszinnen van het derde boek van Calvijns Institutie. Die noties vind je bij de evangelicals nauwelijks terug.”
Schuilt het hoofdgevaar van de huidige evangelische beweging vooral in de leer of in de sfeer?
„Die twee staan niet los van elkaar. Binnen het evangelische denken neemt de mens met zijn keuzes zowel in de leer als in het leven een prominente plaats in. In de leer vertaalt zich dat naar de vrije wil. Bepalend is de beslissing van de mens. Dat werkt niet alleen door in de Godsleer - God verkiest wie Hem verkiest - maar ook in de visie op het staan in de maatschappij. Het moderne leefklimaat wordt door evangelische christenen gemakkelijker overgenomen dan door christenen die belijden en beseffen dat de mens vanuit zichzelf altijd het kwade kiest. We zijn allemaal enorm gevoelig voor de invloed van de wereld, maar die gevoeligheid wordt nog groter als er nauwelijks een rem is vanuit de theologie. Typerend zijn voor mij de EO-jongerendagen. Ik zeg niet dat er geen ware gelovigen onder die jongeren kunnen zijn. Wel moet ik zowel de boodschap als de entourage van die dag bedrog noemen. Een van de meest schokkende dingen die ik daar heb meegemaakt, was een optreden van de gospelzangeres Stacie Orrico. Een van de liederen die ze zong was: ‘Don’t look at me’, terwijl ze dusdanig aanlokkelijk gekleed was dat geen van de jongens in het stadion de ogen van haar af kon houden. Ik kan er niet bij dat iemand die de Heere liefheeft zich daar thuis voelt.”
De baptisten in de voormalige Sovjet- Unie zijn in de leer even overtuigd arminiaans, toch combineren zij dat met een ingetogen levenswijze.
„Dat is zo. Het laat zien dat meer factoren een rol spelen. De levensovertuiging en levensstijl van de baptisten in de vroegere Sovjet-Unie is naar mijn gedachte sterk gestempeld door de verdrukking. Die zuiverde. De Russische baptisten wijzen het leerstuk van de volharding der heiligen af, maar in de praktijk functioneerde het wel. Alleen de heiligen volhardden, de rest viel af. De wereld is voor hen de boze wereld. Dat geeft bij deze mensen een levenswijze die onder reformatorische christenen herkenning oproept. Maar leerstellig zijn ze voluit arminiaans, zo eerlijk moeten we zijn. Dat blijkt uit hun officiële leerstellingen.”
Uw kritiek op de evangelische basisdocumenten is dat ze heel algemeen over de verzoening spreken. Doet de geloofsbelijdenis van Nicea niet hetzelfde: ‘Die om ons mensen en om onze zaligheid is nedergekomen uit de hemel…’.
„Als over een punt in de christelijke leer strijd ontstaat, worden de zaken nauwkeuriger geformuleerd. Je kunt de geschiedenis daarna niet terugdraaien. Ook ten tijde van de Reformatie werd nog onbevangener dan nu gesproken over de verzoening, al was het zeker niet zo dat iedere kerkganger als een ware gelovige werd beschouwd.”
Bestaat het gevaar dat leerstellige formuleringen nauwer worden dan het spreken van de Schrift?
„We moeten de Bijbel onbevangen blijven lezen, maar tegelijk wel Schrift met Schrift vergelijken. De evangelische basisdocumenten hebben op veel punten een orthodox karakter, dat staat voor mij voorop, maar het algemene spreken over de verzoening leidt in de praktijk tot een gemakkelijk Evangelie. ‘Jezus is voor alle mensen gestorven, de mensen die buiten zijn moeten dat nog aannemen, wij hebben het al gedaan.’ Dat is iets anders dan wat ik in de Bijbel lees.”
Ds. C. Harinck wees erop dat de pinkstertheologie overeenkomsten heeft met opvattingen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. De pinksterervaring waarover ds. Van Reenen en ds. I. Kievit schrijven, vertoont volgens hem parallellen met beschrijvingen over de doop met de Heilige Geest in pinksterkringen.
„Zo’n opmerking vind ik eerlijk gezegd wat suggestief. Die zou ik graag gedocumenteerd zien. Zelf kan ik de overeenkomst niet zien. De verzegeling met de Heilige Geest waarover ds. I. Kievit spreekt en de doop met de Heilige Geest waarover men het in pinksterkringen heeft, behoren theologisch tot twee totaal verschillende werelden. De verzegeling met de Heilige Geest is onlosmakelijk verbonden aan het borgwerk van Christus, terwijl het werk van Christus en dat van de Heilige Geest in de pinkstertheologie in de praktijk juist ver van elkaar staan.
De vermeende overeenkomst berust op een oppervlakkige analyse. Wel is waar dat in elke kring, ook de reformatorische, vreemde uitwassen voorkomen, maar die worden ook als dusdanig gezien. Ds. G.H. Kersten en de onlangs overleden ds. Mallan waarschuwden regelmatig tegen bijzondere ervaringen en een mystieke invulling van de rechtvaardiging in de vierschaar. We moeten theologische opvattingen niet gaan beoordelen op grond van de uitwassen.”
Een overeenkomst is op z’n minst dat er een rangorde onder christenen lijkt te bestaan op grond van doorgemaakte geestelijke ervaringen. Met als gevolg levensbeschrijvingen van bijzondere christenen uit zowel gezelschapskringen als pinksterkringen die eenzelfde sfeer ademen.
„We leven in een tijd waarin mensen iets bijzonders willen horen. Biografen hebben wel eens de neiging om vooral die bijzonderheden naar voren te brengen. Dat is een cultuur waar we best kritisch over mogen zijn, maar het stuit mij tegen de borst als de ‘second blessing’ bij pinksterlingen wordt vergeleken met de rechtvaardigmaking in de vierschaar bij kinderen van God.”
Door geen van de reformatoren en puriteinen wordt op deze wijze over de rechtvaardiging geschreven.
„Zij spreken wel over de zekerheid van het geloof, de onderscheidingen die in onze traditie zijn ontstaan kom je bij hen inderdaad weinig tegen. Duidelijk is dat de Schrift over de orde in het werk van een Drieenig God spreekt, ook in de beleving van Gods kinderen. In de verwoording daarvan moeten we wel binnen het bijbelse spoor blijven. Het probleem is dat veel mensen, mogelijk door een wat eenzijdig spreken over de standen in het genadeleven, het goede ervan niet meer willen zien.”
Is dat gevaar van een overreactie er ook ten opzichte van de evangelische beweging. Angst om te spreken over Jezus, beduchtheid om lofpsalmen te zingen, angst voor bijbelkringen…
„Waar het geestelijk leven bloeit, merk ik van die angst niets. Het verheugt me dat ik in Zeeland gezelschappen meemaak waar open en evangelisch, in de goede zin van het woord, over de persoon van de Middelaar en Zijn borgwerk wordt gesproken. Daar klinken ook de lofpsalmen.”
Hoe beoordeelt u de nadruk op de geloofskeuze in evangelische kringen?
„Treffend vind ik wat Samuel Rutherford schrijft: ‘Christus is al binnen uw deur, voordat u toestemming geeft om voor Hem open te doen tot uw verlossing. Christus is pas welkom als Hij al gekomen is’. De wijze waarop in evangelische kringen vaak invulling wordt gegeven aan de geloofskeuze, staat me enorm tegen. Zo kun je op een nazorgkaart van de EO invullen waarvoor je komt: eerste keuze, bevestiging in het geloof… Dat is het methodisme in z’n slechtste vorm. Dat is wel de praktijk geworden. Ook het bekende zondaarsgebed past in dit klimaat. Inmiddels is dat doorgedrongen tot de reformatorische wereld. In hun boekje ‘Geloof je dat?’ hebben Gert van den Brink en Arie Maasland het zondaarsgebed opgenomen, alleen wat reformatorisch verpakt. Een appèl op de harten is volkomen bijbels, maar het toewerken naar een keuze die je moet maken, met een modelgebed als beslismoment, gaat voor mij over de grens. Al geldt ook hier dat we uit reactie niet moet doorslaan naar het andere uiterste, waarbij bijbelse woorden als ‘geloof ’ en ‘keuze’ op zichzelf al verdacht zijn.”
Ondanks uw scherpe kritiek houdt de evangelische beweging reformatorische christenen volgens u een spiegel voor. Op welk punt met name?
„Het verlangen om mensen die het Evangelie niet kennen, te bereiken. Je kunt kritiek hebben op de methoden, maar veel evangelische christenen hebben wel die drang. En brengen daarvoor grote offers. Dat is voor ons zeer beschamend.”
Hoe kan het dat onder een helderder prediking minder bewogenheid met een verloren wereld wordt gevonden?
„Dat vind ik een moeilijk punt. Laat ik bij mezelf blijven: in welke mate klinkt dit onderwerp in mijn prediking door? Toen ik als kandidaat een beroep voor het zendingswerk kreeg, stond dat eerlijk gezegd ver bij me vandaan. Vanuit de gemeente bezien: geloven we écht wat we in de kerk horen? Een van de meest aangrijpende zaken in de Bijbel is dat de boodschap van God weinig gehoor vindt. Jesaja 53, het evangelie van het Oude Testament, begínt zelfs daarmee. Ik zie gelukkig ook mensen die op de plaats waar de Heere hen heeft gesteld evangelist zijn, hoewel ze zichzelf nooit zo zullen noemen. Je zou wensen dat het er veel meer waren. Wat dat betreft houdt de evangelische beweging ons een kritische spiegel voor. Het aantal evangelische zendelingen wereldwijd is vele malen groter dan het aantal reformatorische.”
N.a.v. ‘Evangelisch en reformatorisch: een wereld van verschil?’, door dr. H. van den Belt e.a.; uitg. De Groot Goudriaan, Kampen; 211 blz.; prijs € 14,90.
‘De evangelische beweging’, door ds. J.M.D. de Heer; uitg. Den Hertog, Houten; 196 blz.; prijs € 15,90.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 september 2010
Terdege | 100 Pagina's