Vreekamps proefschrift zoekt de gemeenschap met het Bondsvolk
In "Vreze des Heeren'' herkenning en distantie
UTRECHT — „Godsvreze en onze angsten" was vorig jaar het thema van de herfstbijeenkomst van het Theologisch Convent van Beyerhaus in Frankfurt. In de „gründlichkeit" waarmee onze Oosterburen het thema uitwerkten kwamen diverse motieven ter sprake die ook in de donderdagmiddag aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit te Utrecht verdedigde dissertatie betreffende „De vreze des Heeren" aan de orde gesteld werden. Het gaat daarbij om méér dan het woord „gestalte" dat de promovendus H. Vreekamp, Hervormd predikant te Epe, weleens van het Duitse „Gestalt" geleend zou kunnen hebben. Frankfurt en Utrecht hadden gemeen de eerbied voor het geschreven Woord van God. En dat is in onze dagen opmerkelijk.
Het blijkt dat er nog dogmatici zijn die wetenschap met vroomheid verbonden willen zien en die niet de weg naar de toekomst aangeven als die van de revolutie zoals eens Ter Schegget. Het blijkt ook dat het Utrechtse college van hoogleraren deze „pietate cum scientia conjungenda" wist te respecteren. Ik vermeld daarom niet waarmee de opponenten Jonker, Reiling, De Knijff en promotor prof. dr. J. M. Hasselaar het de jonge doctor op het laatste moment nog moeilijk gemaakt hebben. Slechts dit, dat het college bij monde van Hasselaar Vreekamps werk schoon exegetische leemten dogmatische originaliteit toeschreef.
Ik houd mij in deze bespreking, die niet de pretentie draagt voor een theologisch of wetenschappelijk tijdschrift geschreven te zijn maar die het onderwerp wat duidelijk wil maken voor het eenvoudig dagbladpubliek, aan Vreekamps eigen pleidooi voor de Statenvertaling in stelling 16. Daarom spel ik de Naam met meer letters dan de Eper predikant dat doet.
Verantwoording
Rechtvaardiging voor de keuze van het onderwerp is dat „de vreze des Heeren" een vergeten motief is in kerkelijke dogmatiek en bijbelse theologie en voorts dat onze tijd er een is van „Tausend Angste und kein Schrecken": het verval van de ware vreze Gods tot de name-loze vrees in de vorm van het moderne doemdenken.
Maar het eigenlijke doel van Vreekamp is een basis te leggen voor wederzijdse herkenning van kerk en synagoge. Enerzijds roept Paulus in Romeinen 11 tot de vreze des Heeren en tot het daarin afleggen van elke vorm van hoogmoed. Anderzijds is ook de vreze des Heeren het oorsprongswoord waarin Israël de relatie tussen God en Zijn volk wist uitgedrukt en tegelijk het grondwoord van de Godsrelatie in het Nieuwe Testament. Behalve dat dit basis van herkenning kan zijn, zal ook de distantie tussen kerk en synagoge juist vanuit dit motief van de vrees duidelijk gemaakt kunnen worden omdat in het Nieuwe Testament de incarnatie als fundering van de vreze Gods wordt aangegeven. Vreekamp sluit in zijn begripsbepaling aan bij onder andere Miskotte die onder de vreze des Heeren verstaat de huiverende, machtige eerbied, die de centrale Komst en kennis van het Woord begeleidt en die de kiem der daden koestert. Hij neemt in elk geval — gegeven het feit dat hij de vreze des Heeren ziet als de dragende grond van geloof, hoop en liefde — afstand van een man Wilhelmus è Brakel, die de vreze Gods ziet voortvloeien uit de liefde Gods.
Structuur
A Brakel is een van de velen — de rabbijnen Clemens Alexandrinus, Origenes, Chrysostomos, Augustinus, de middeleeuwse monniken Luther, Calvijn, Ursinus, Bunyan, Schleiermacher, Kohlbrugge, Kuyper enz. — die ter sprake komen in het historische verhaal dat Vreekamps dogmatische uiteenzetting voorafgaat.
Wij trachten in enkele lijnen de structuur van die uiteenzetting op papier te krijgen. De vraag die Vreekamp bezig houdt is, of de oerervaring van het Nieuwe Testament dezelfde is als die de vreze des Heeren zoals zij dat in Israël geweest is en nog is. Kunnen Israël en de kerk elkaar ontmoeten vanuit een gemeenschappelijke grondervaring wat de Godsrelatie betreft? De openbaring van God in Jezus Christus en de vreze des Heeren vormt daarmee het eigenlijke thema van de studie, zo stelt hij. De kern van dat thema ziet hij dan in de exegese van de woordverbinding „de vreze van Christus" zoals bijvoorbeeld gebruikt in Efeze 5.
Drieslag
Hij benadert die verbinding vanuit de drieslag vervulling, onthulling en verhulling, waarbij Christus zowel voorwerp als onderwerp van vrees kan zijn. Enerzijds kwam Jezus om de wet te vervullen, niet om die te ontbinden, zodat Hij de vreze des Heeren heeft voorgeleefd als nooit iemand voor Hem of na Hem gedaan heeft. Anderzijds is de Verbondsgod vreeswekkend in Zijn openbaring in Christus zoals Hij niet eerder was in Israël. Maar dat is dan ook reden om God te vrezen als nooit voorheen.
Zag dr. Vreekamp bij de vervulling naar Christus' eerste komst, in het hoofdstuk van de onthulling richt hij de aandacht op de wederkomst van Christus als Redder en Rechter. Het onthullende daarin is dat geen andere Rechter het oordeel spreken zal dan degene, die als Redder zelf dit oordeel ondergaan wilde. In deze onthulling gaat de vrees over in de gestalte van de vreugde, wanneer verstaan wordt hoe de Redder de Rechter is. Die vreugde breekt door reeds in de' momenten dat wij, met Johannes op Padmos, de komende Christus zien en in het sterven aan Zijn voeten het geboorte-uur doorleven van de verheuging met beving. De vreze des Heeren zoals deze in het Oude Testament bekend is wordt in het aangezicht van de komende Rechter niet bedekt of verdrongen maar zo tot de hoogste graad van onthulling gebracht.
Verborgen
Onder de verhulling verstaat Vreekamp de levende relatie tot Christus in het heden. Bezinning op vervulling én onthulling draagt stof aan voor verhulde vrees. Van een verhulling van vrees is sprake vanwege de verhulde, verborgen gestalte van Christus in het heden. Fundamenteel voor de gemeente is het leven dat met Christus verborgen is in God. Het is deze verborgenheid van de levende Christus die de vreze verwekt als blijvende draaggrond van geloof, hoop en liefde.
Gemeenschap met het lijden en sterven van Christus vormen het wezen van de dagelijkse groei in de vreze Gods. Op deze wijze gaan de leden van Christus' gemeente met elkaar om. Dit stervende leven — zo stelt Vreekamp — voltrekt zich niet in een geest van dienstbaarheid, of in vrees voor lijden, dood, de wereld of welke macht ook. Maar hierbij is sprake van een onophoudelijk roepen van het kind tot de Vader, en het is dit roepen dat naar Romeinen 8 vers 15 door Israël gehoord wil worden.
Drie momenten
In elk Van de drie hoofdstukken richt Vreekamp zich eerst op de gestalte van Christus als Gekomene, Komende en Verborgene, vervolgens op de concrete reactie. Dat krijgt vorm in de achtereenvolgend in de drie hoofdstukken behandelde thema's van geloof en vrees, hoop en vrees en liefde en vrees. Als afsluiting van elk hoofdstuk komt de ethische gestalte van de vreze des Heeren aan de orde. Dat gebeurt onder de thema's, het teken van het water, het teken van het vuur pn het teken van brood en wijn.
Vooral over dat laatste onderdeel zou veel te zeggen zijn. Vreekamp vraagt op behartigenswaardige wijze begrip voor de avondmaalspraktijk binnen de rechterflank van de geref. gezindte, hoewel hij mijding niet goedkeurt. In een slothoofdstuk ordent dr. Vreekamp de verkregen studieresultaten. Maar ik moet het in het mij toegemeten bestek laten bij een enkele van zijn conclusies.
Zo neemt hij het in de ethiek van de vreze des Heeren op voor de notie van de „triplex usus legis", de drievoudige functie van de wet. „Met name in de decaloog vinden we norm en richtsnoer voor het leven in geloof, hoop en liefde. Op deze wijze zoeken we allereerst de levenshouding van de gemeente van Christus te verstaan in verbondenheid en eenheid met Israël. In de vreze Christi buigt de Nieuwtestamentische ethiek zich terug naar het hart van het leven van Israël."
En tenslotte: „Wanneer de gemeente van Christus gelooft en hoopt en liefheeft in de vreze Christi kan allereerst Israël de vrees ten aanzien van de kerk afleggen."
Natuurlijk is op iedere studie kritiek uit te oefenen. Maar promoties met het karakter van dit getuigenis komen niet erg vaak voor in de Utrechtse senaatszaal.
N.a.v. „De vreze des Heeren", door dr. H. Vreekamp, academisch proefschrift, 1982, 225 pagina's, niet in de handel; te bestellen door storting van ƒ 35,- op postgiro 518392 t.n.v. H. Vreekamp te Epe.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1982
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1982
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's