Midzomercrisis juni 1941
Hoe Zweden door handig politiek spel buiten de oorlog bleef
Zweden is een van de weinige landen in Europa die sinds de napoleontische tijd geen oorlog op eigen grondgebied hebben gehad. Dat is mede te danken aan het feit dat dit land decennialang een strikte neutraliteitspolitiek heeft gevoerd. Behalve dan tijdens de geruchtmakende junidagen van 1941, toen Zweden tegelijk ja en nee zei tegen Hitler-Duitsland. De "Midsommarkrisen", die toen in alle hevigheid losbarstte, is nog altijd onderwerp van diepgaande en heftige discussies. Pas in onze tijd zijn historici erin geslaagd over deze crisis een heldere analyse te geven. Een terugblik zestig jaren na dato.
In de nacht van 21 op 22 juni 1941 zit de Zweedse sociaal-democraat premier Per Albin Hansson met drie heren een kaartje te leggen. Onder hen is Christian Günther, de minister van Buitenlandse Zaken. Hansson gaat om 3.00 uur naar bed. Het liefst was hij met zijn gezin eropuit getrokken om aan het vrolijke Zweedse midzomerfeest mee te doen. Al na twee uur wordt hij gewekt door een lid van het militair hoofdkwartier met de mededeling dat Duitsland zijn vroegere wapenbroeder, de Sovjet-Unie, heeft aangevallen. Doel van deze is het bolsjewisme te vernietigen. De Duitsers doopten deze onderneming tot "Operatie Barbarossa".
Niet Onverwacht
De aanval kwam voor de Zweden niet onverwacht. De regering wist al een maand eerder dat deze in het midzomerweekend stond te gebeuren. De Zweedse geheime dienst, een van de best geïnformeerde van West-Europa, had namelijk de Duitse telegraafcode gebroken en had alle berichten die via de telegraaflijn naar de Duitse troepen in Noorwegen en Finland werden verzonden, kunnen ontcijferen.
Een paar uur later al zat de Duitse ambassadeur, de prins van Wied (met naziespeldjes op de revers), samen met de Duitse afgezant Schnurre bij minister Günther om een wensenlijstje op tafel te leggen. Als eerste verlangden de Duitsers dat de Zweedse luchtverdediging niet zou vuren op Duitse jachtbommenwerpers als deze per ongeluk boven het Zweedse luchtruim zouden komen. Al spoedig bleek dat dit maar een klein onderdeel was van een veel grotere wensenlijst.
Toen de ministerraad in spoedvergadering bijeenkwam, bleek de ware omvang van het eisenpakket. De verstrekkendste eis was dat Zweden zou toestaan dat een volledige Duitse divisie van 14.700 man met al hun oorlogsmateriaal en wapens vanaf de Noorse grens bij Oslo naar de Finse grens bij Haparanda over Zweeds grondgebied te trekken. Deze divisie werd de Engelbrecht-divisie genoemd, naar de Duitse opperbevelhebber Engelbrecht. Een afwijzing van deze eis zou door rijkskanselier Hitler worden opgevat als een teken "dat Zweden zijn plan voor verplettering van het bolsjewisme zou torpederen". Aan de Operatie Barbarossa zouden in totaal 164 divisies, circa 2,5 miljoen man, deelnemen.
Sympathie
Deze eis betekende in feite een moeilijke keus tussen twee kwaden, twee dictaturen: de bruine en de rode. Waar ging de Zweedse sympathie naar uit? Er was veel voor te zeggen om buurland Finland te steunen. Finland had namelijk tijdens de Winteroorlog van 1939 in zijn eentje tegen Rusland moeten opboksen en had het toen zwaar te verduren gehad. Zouden we Finland nu niet de steun behoren te geven die we in 1939 niet konden geven? En tegelijk Duitsland steunen in zijn strijd tegen het bolsjewisme?
Maar als de Zweden ja tegen Duitsland zeiden, hielden ze zich dan nog wel aan hun neutraliteitspolitiek? Deze veelomvattende vragen spookten door de hoofden van Hansson en zijn ministersploeg.
Was Zweden wel neutraal? In feite was het Scandinavische land al aan het begin van 1940 door de knieën gegaan door talloze wagonladingen ijzerets en kogellagers vanuit Kiruna naar de Duitse oorlogsindustrie te vervoeren, in ruil voor kolen en cokes. Bovendien had Zweden er schoorvoetend in toegestemd dat er vanaf juni 1940 honderdduizenden Duitse verlofgangers en tonnen oorlogsmateriaal werden getransporteerd van en naar het door militair geweld veroverde buurland Noorwegen. Dat had de Zweeds-Noorse verhoudingen op scherp gezet.
Evenwichtskunstenaar
Onder deze moeilijke belangenafweging bleef Hansson uiterlijk kalm en onbewogen. Hij was hierin een afspiegeling van Zweden zelf. Als neutraal land was het gewend zijn tijd rustig af te wachten en de problemen met langzame tred op te lossen zoals ze zich aandienden, maar altijd met de neutraliteit al Leitmotiv. Maar onderhuids waren de zenuwen gespannen. Het kabinet-Hansson voelde zich duidelijk voor het blok gezet. Men begreep heel goed dat met het toegeven aan de Duitse druk weer een stuk Zweedse neutraliteit verloren zou gaan, aan de andere kant wilde men absoluut niet bij de oorlog betrokken worden. Zweden gedroeg zich als een geoefende, maar voorzichtige evenwichtskunstenaar op het slappe koord van de pragmatiek.
Bij veel Zweden leefde in die dagen de overtuiging dat de Duitsers met hun inval in Rusland de oorlog zouden verliezen. Maar de mening van de meeste Zweden in de beginjaren van de oorlog was toch, dat de nazielegers onverslaanbaar waren. Velen waren tot de overtuiging gekomen dat Zweden niets anders restte dan zich aan te passen aan "de nieuwe orde in Europa." Zweden was en is een land met respect voor de orde en gezag. In alle partijen, ook bij de regering zelf, waren in die tijd racistische tendensen te bespeuren, hetgeen bijvoorbeeld leidde tot het toepassen van gedwongen sterilisaties. Antisemitisme was salonfähig.
Openlijk werd er gediscuseerd over de Zweedse rol in het "nieuwe Europa" na een eventuele Duitse overwinning. Juist deze stemming in het land was van grote invloed op de besprekingen die de Zweedse politici tussen 22 en 26 juni 1941 voerden.
Pressiemiddelen
Interessant is het de stemverhoudingen binnen de Zweedse partijen te bezien. Premier Hansson was mordicus tegen het doorlaten van de Duitse divisie, maar was aan de andere kant bang voor betrokkenheid bij de oorlog met Duitsland. Bovendien was hij weinig doorkneed in de internationale politiek. Minister van Buitenlandse Zaken Günter wilde wél toegeven aan de Duitse eisen. Het Zweedse parlement was diep verdeeld over het transport van de Duitse Engelbrecht-divisie over Zweeds grondgebied. In het sociaal-democratische kamp stemden 159 van de 161 afgevaardigden tegen, op voorwaarde dat bij de overige partijen eenstemmigheid werd verkregen.
Maar het risico dat een afwijzing van de Duitse eisen zou leiden tot een regeringscrisis en Zweedse inmenging in de oorlog, veranderde de stemverhouding totaal. Bij tweede stemming werden 72 stemmen voer, 59 stemmen tegen en 30 onthouding genoteerd.
Een cruciale rol in deze netelige kwestie speelde koning Gustav V. Hij was al 83 jaar oud, half doof, maar sterk politiek geëngageerd en pro-Duits. Toen kabinetssecretaris Boheman de koning meedeelde dar een belangrijk deel van de commissie van Buitenlandse Zaken en veruit de meeste sociaal-democraten tegen concessies aan Duitsland waren, verklaarde hij niet mee te willen werken aan een besluit dat Zweden in oorlog kon brengen.Deze uitlating werd door sommige politici uitgelegd als een dreiging met abdicatie. En dat was nu iets wat Zweden op dat moment zeker niet gebruiken kon. Minister Axel Gjörs schreef hierover later in zijn dagboek: "Het Zweedse volk heeft aangehoord veel van zijn morele kapitaal geïnvesteerd in de oude koning." Premier Hansson gebruikte toen de gewraakte uitlatingen van de koning als pressiemiddel om de laatste tegenstanders tegen het voorstel over de streep te trekken. Hij melde dat de koning zou hebben gedreigd af te treden als de regering niet zou toegeven aan de Duitse eisen. En deze interpretatie gebruikte koning Gustav V zelf weer om tegenover de Duitse ambassadeur met de naziespeldjes te verklaren hoe zwaar men in Zweden aan de Duitse eisen tilde.
Duidelijk standpunt
Toch voelde Hansson terdege aan dat de sterke tegenstand tegen dit besluit vertaald moest worden in een duidelijk regeringsstandpunt. De Zweedse pers uitte scherpe kritiek en daarom gaf hij met grote nadruk te verstaan dat dit toegeven aan Duitse eisen eenmalig was, een eens maar nooit weer! Dit was nodig, aldus Hansson, "om het moreel bij de gemobiliseerde jongens en bij het volk hoog te houden."
Toen het kabinetsbesluit om een Duitse divisie door te laten op de 25e juni door de "Riksdagen" werd goedgekeurd, bracht Hansson een bezoek aan de oude koning. Deze was zichtbaar opgelucht, voelde zich geroerd en dankte de regering dat ze deze aan de eis wilde toegeven. In ruil hiervoor kreeg Zweden van Duitsland permissie voor de vrije doorvaart van handelsschepen, met name naar Zuid-Amerika.
Diezelfde dag nog vertrok om 15.40 uur de eerste trein met manschappen van de Engelbrecht-divisie vanuit Oslo. Blijkbaar waren de Duitsers zeker van hun zaak, want de technische voorbereidingen voor de troepentransporten wa ren al voor die datum voltooid. De divisie denderde door Zweden van Charlottenberg naar Haparanda met 105 Zweedse treinen. Op 12 juni vond het laatste transport plaats. Voor deze operatie betaalden de Duitsers 2 miljoen kroon.
Eenmalig
De historicus Alf Johansson ziet de "Midsommarkrisen" als een voorbeeld van briljante Zweedse diplomatie. Zweden accepteerde de Duitse eis, maar verbond daaraan meteen de voorwaarde dat dit een eenmalige gebeurtenis was, waarmee zowel de koning als het parlement kon leven. Het nationaal kabinet hield stand, de oorlog bleef buitengaats en bovendien kon Zweden zich na augustus 1943 wat driester ten opzichte van Duitsland opstellen: de geallieerden wonnen toen immers steeds meer terrein. Zweden durfde toen pas de export van ijzerets naar de Duitse oorlogsindustrie te verlagen tot 5 miljoen ton op jaarbasis. Dat was volgens Johansson de grootste verdienste van de regering-Hansson.
Een andere interpretatie gaat juist in tegenovergestelde richting. De historicus Göran Nilsson stelt dat Hansson al in het begin van plan was toe te geven en dat hij bewust de sociaal-democratische fractie manipuleerde om steun te winnen voor zijn opvatting. De Zweedse schrijfster Maria-Pia Boëthius ziet in haar boek "Eer en geweten" het transport van de Engelbrecht-divisie als het slechtste voorbeeld van Zweedse toegeeflijkheid, onbetrouwbaarheid en lafheid tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Laatste woord
Het laatste woord hierover komt van de bejaarde Sverker Åström uit Stockholm. Tijdens de oorlog was hij Zweeds ambassadeur in Moskou en later vice-secretaris bij de Verenigde Naties in New York. Hij is van mening dat het etiket van "Realpolitik" dat Zweden kreeg opgeplakt, niet helemaal terecht is. Om het hoofddoel van beleid in de neutraliteitspolitiek te handhaven, was de niet onbelangrijke concessie aan de vijand echt noodzakelijk, ook al was deze in strijd met wettelijke verplichtingen.
"Stel dat Zweden de Engelbrecht-divisie niet had doorgelaten?" vroeg ik de heer Åström.
"Dan zou Zweden een snelle invasie van Duitse troepen hebben beleefd, zou Duitsland verzekerd zijn geweest van permanente ijzerertsaanvoer vanuit Noord-Zweden en zou een brede aanvalsbasis zijn gecreëerd voor een zee- en lichtoorlog tegen Engeland. Zo ver is het gelukkig niet gekomen. Het bleef bij een eenmalige concessie, anders was de geloofwaardigheid van Zweden in West en Oost aangetast. Een ander motief was het zelfrespect te bewaren en het vertrouwen van de Zweedse bevolking in haar regering. Het was onmogelijk geweest te blijven zeggen dat we een consistent beleid van neutraliteit nastreefden en tegelijkertijd een afwijkende koers te varen", aldus Sverker Åström.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 2001
Reformatorisch Dagblad | 44 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 2001
Reformatorisch Dagblad | 44 Pagina's