"Pas op, hij waakt over de leer!"
Rotterdamse theologische school kreeg messing haan cadeau
Op een zaterdagmorgen ging de telefoon in de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam. Ik hield me daar destijds met de bibliotheek bezig. Regelmatig kwamen er bezoekers. Niet altijd met lege handen. Sommigen brachten overtollige boeken. Anderen zorgden voor voorwerpen die met kerkgeschiedenis te maken hadden. Maar de vraag die mij in 1990 bereikte was een bijzonder opmerkelijke.
Er belde een goede kennis uit Werkendam. Hij viel met de deur in huis. "Wil je een haan hebben?" Nu kwam het wel eens voor dat ook het gezin van de bibliothecaris mocht delen in het vele. Urker bezoekers zorgden soms voor een pakje vis, een vriend uit Noord-Holland zorgde regelmatig voor een zak aardappels, Bevelanders sjouwden een enkele keer een kist appels naar binnen. "Voor wat hoort wat", zeiden ze dan. Maar een haan? Mijn reactie was misschien té spontaan: "We zijn met ons zevenen thuis."
Maar zo mocht ik de vraag niet uitleggen. Géén vette kluif. Het ging om de haan die jarenlang -vanaf 1891- de toren sierde van het Werkendamse bedehuis. De man in kwestie droeg de bibliotheek een warm hart toe. Hij had zich verdiept in de kerkhistorie van zijn woonplaats. De vele kerken in dit dorp aan de rivier hadden allemaal zo hun eigen verhaal. Drie kerkgebouwen moesten aan het einde van de oorlogsjaren hun toren missen. De bekroning van de hervormde en de gereformeerde kerk werd door de bezetter in de nacht van 21 op 22 april 1945 opgeblazen en de NSB gaf opdracht ook de toren van de kerk van de gereformeerde gemeente te verwijderen.
Smeltoven
Later, tijdens de periode van ds. Chr. van Dam (1947-1951) werd er voor 3000 gulden opnieuw een torenachtige opbouw aan de kerk aangebracht. Echter zonder spits en zonder haan. Niemand die dit symbool leek te missen. Bij toeval werd deze haan ontdekt door Werkendammer G. Kornet, de man die hem ons aanbood. Hij was de messing haan ongeschonden tegengekomen bij een opslagplaats voor oud ijzer, in afwachting van zijn roemloos einde: de smeltoven. We hoefden over zijn aanbod niet lang na te denken; voor een dergelijk attribuut was altijd wel een plaatsje te vinden in de Rotterdamse school!
We weten allemaal dat de haan al eeuwenlang het puntje van een kerktoren markeert. Of het nu een roomse of een protestantse kerk is, of een haan nu boven een kruis torent of boven een bal, "het haantje van de toren" is een symbolische bekroning van een naar de hemel wijzende kerktoren.
Een haan op een toren is overigens geen absolutisme. In Rotterdam stond een inmiddels afgebroken kerkelijk wijkcentrum, Het Trefpunt. Daar had de architect een originele windvaan aangebracht: Jona die uit de vis omhoogkwam. Lutherse kerken hebben een zwaan als bekroning en sommige kerkjes langs de kust een zeilschip. Maar een historische kerk kent doorgaans een haan als windwijzer.
Hanengekraai
Dat een haan herinnert aan de verloochening van Petrus, is bekend. De vier evangelisten beschrijven deze geschiedenis. In het Oude Testament komt echter geen enkele maal een haan voor.
Abraham Hellenbroek gaat in zijn boek "De kruistriomph van vorst Messias" diep op de kraaiende haan in. Hij vertelt dat er volgens de Joodse overlevering geen hanen binnen Jeruzalem gehouden mochten worden "omdat ze te veel gewoon zijn alle onreinigheid om te schrapen, en alle mest- en drekhopen om te wroeten." Met evenveel kracht wijst Hellenbroek deze opvatting van de hand.
Is het de Joden te doen geweest om deze kraaiende haan het zwijgen op te leggen vanwege de heilshistorie van Jezus? De Joodse geschiedenis spreekt zichzelf opmerkelijk tegen, want zelfs in de Talmud gaat het over een Jeruzalemse haan die op last van de Hoge Raad gestenigd(!) moest worden omdat hij een kind gedood had.
Ook is er sprake van een haan die zo'n stemgeluid had dat je dit beest van Jeruzalem tot Jericho, 10 mijlen ver, kon horen. "Buiten alle twijfel een leugen", zegt Hellenbroek, die behoorlijk uitweidt over het hanengekraai en daarbij zelfs Griekse wijsgeren betrekt. En Mohammed, die ervan uitgaat dat engelen de gestalten van hanen zouden hebben.
"Hardhorende Petrus, is dan uw oor vereelt, gij hoort de voorslag al, en denkt gij om het uur niet, dat terstond zal volgen?" zo vraagt Hellenbroek. En hij vervolgt: "Een onwetend schepsel moet dikwijls onwetend de alwetende Schepper dienen. De haan, die anderen opwekt uit hun natuurlijke slaap, wekt Petrus op uit zijn geestelijke slaap. Maar, o, gelooft mij, de haan kan altoos tevergeefs niet kraaien, de stem van Gods Woord niet tevergeefs gehoord worden. Ja, als de haan van Gods vermaningen lang genoeg tevergeefs gekraaid zal hebben, zo zal de haan van Zijn oordelen ook tegen u eens kraaien. Bijzonder zal dat Woord in 't laatste oordeel ook tegen u eens schreeuwen en u onverontschuldelijk stellen."
Wakkerheid
Hellenbroek vertelt verder over de haan. De Sybarieten, een laf en ledig volk, wierpen de haan hun stad uit. Zij hadden geen behoefte aan waakzaamheid en wakkerheid. Waarom kraaien hanen in de morgenstond? Dat zou van de gesteldheid van hun maag kunnen afhangen. "Hetzij dat die nu alles verteerd hebbende, wederom naar nieuwe spijs begint te jeuken."
Misschien is het een kraaien van vreugde dat het voedsel door hun hele lichaam verspreid is geworden. Of het beest zoekt "de vergaderde nachtdampen en lomigheid zo door 't slaan van zijn vlerken, als door het trekken van zijn hals en stem te verdrijven." Hoe dan ook, de kraaiende haan die Petrus indachtig maakte en tot bitterlijk wenen bewoog, diende onwetend de Goddelijke voorzienigheid.
Ten slotte vergelijkt Hellenbroek de predikanten met hanen: "Men hoort niet naar het kraaien van die hanen, Gods leraars en gezanten, die ons gedurig tot bekering roepen."
Terug naar het Werkendamse aanbod. De haan verhuisde naar Rotterdam. Er werd gezorgd voor een houtblok met een gat, waarin de stang waarop het dier leunde, precies paste. Een plaats op de boekenkast was snel gevonden.
Sommige studenten vroegen zich af: "Wat moet dat ding hier?" Nòg hoor ik de stem van de toenmalige rector ds. K. de Gier, toen hij het beest voor het eerst zag staan. Nadat ik hem de herkomst had verklaard, zei hij tegen zijn studenten: "Jongens, zien jullie die haan daar? Pas op, hij waakt over de leer!"
Rotterdam 1990
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 2003
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 2003
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's