Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Scrutopia: moreel verantwoorde omgang met onze eigen leefomgving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Scrutopia: moreel verantwoorde omgang met onze eigen leefomgving

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al langer leeft de gedachte in bestuurlijke kringen dat het landschap vanachter een bureau via planning opnieuw zou kunnen worden ontworpen en ingevuld. De omgeving wordt onderworpen aan ideeën en idealen die geen oog hebben voor de realiteit van het alledaagse leven. Waar het te vaak aan ontbreekt is liefde voor het historisch gegroeide cultuurlandschap. Echter, alleen vandaaruit is verantwoorde omgang met onze leefomgeving mogelijk, aldus de Engelse filosoof Roger Scruton.

Een bekend werk is de Utopia (1516), geschreven door de grote Engelse Renaissance-intellectueel Sir Thomas More (1478-1535). Daarin werd een ideale samenleving verbeeld zonder alle kwalen waaraan niet alleen Engeland, maar ook Europa als geheel in die dagen leed. Deze samenleving werd geleid door volstrekt rationele inzichten, van de oude standen en klassen was niet langer sprake, hebzucht en privé-eigendom waren afgeschaft, dankzij verhoogde productiviteit van boeren leed niemand meer aan honger of armoede, verschil van godsdienstige overtuiging werd gerespecteerd, en de tijd van oorlog, geweld en misdaad zou spoedig voorbij zijn. We herkennen in dit utopisch ideaal de ideologie van de hedendaagse progressieve elites. More was zijn tijd dus ver vooruit. En hij wordt in sommige kringen ook vereerd als een held, temeer aangezien hij zijn idealen met de dood moest bekopen.

Hoe dat ook zij, er is tegenwoordig sprake van een beginnende tegenbeweging. Deze werd tot voor kort geleid door een andere Engelse publieke intellectueel, de vorig jaar overleden Sir Roger Scruton (1944-2020). Zijn Scrutopia vormde, uiteraard met een knipoog naar More’s Utopia, een levend voorbeeld.

Scrutopia was de zomerschool die Scruton jaarlijks organiseerde op zijn landgoed in Wiltshire, Zuid-West Engeland, tussen Bristol, Oxford en Southampton, nabij Salisbury. Buiten de grote stad en buiten de gevestigde academie, liet hij zien wat hij dacht. Hij doceerde, niet alleen via theoretische verhandelingen (iets waar hij heel erg goed in was), maar ook door zich te wijden aan zorg voor architectuur en het omliggende cultuurlandschap (waaraan hij zeer gehecht was) en, voor sommigen, door deelname aan de vossenjacht (waarvan hij zelf een fanatiek beoefenaar was).

De zomerschool gold als een uitnodiging deel te hebben aan het Scrutopiaanse levensgevoel: jezelf identificeren met en zorg dragen voor een thuis. Daarmee doelde hij niet zozeer op de ongecultiveerde natuur als zodanig, als wel de plek waar wij ons thuis voelen door de manier waarop wij een zekere orde hebben gecreëerd in de chaos waartoe het mensenleven altijd geneigd is.

Het ging hem niet alleen om het landschap, maar ook om de gebouwde omgeving, niet alleen die op het platteland, maar ook die in de stad.

In The Aesthetics of Architecture (1979) stelde Scruton dat zorg voor de omgeving een morele plicht was. Hij had een diepe afkeer van de gedachte zoals die door de beroemde Amerikaanse architect Louis Sullivan – form follows function – werd gepropageerd. De vorm van het landschap of een gebouw zou veel meer moeten zijn dan dat. Dat ‘meer’ duidde Scruton aan met het begrip ‘schoonheid’ – beauty. En dat laatste was niet alleen maar een kwestie van smaak, maar in de eerste plaats een kwestie van moraal, zo herhaalde hij het zij gelijknamige Beauty (2009).

Naast de moderne nadruk op functionaliteit had Scruton een afkeer van de even moderne neiging tot abstractie. Daarbij was ‘design’ volgens hem het ultieme criterium – de symbolische uitdruk- king van zowel de breuk van de mens met als wel diens macht over de natuurlijke en historisch gegroeide omgeving. De neiging tot design leidde volgens Scruton noodzakelijkerwijs tot vervreemding van het alledaagse leven, waarin moraal nog wel een belangrijke rol speelt. Daartegenover achtte hij design een uiting van individualisme en principieel a-moreel, terwijl het propageren van een dergelijke opvatting over vormgeving volgens hem als immoreel van de hand diende te worden gewezen.

Moreel verantwoorde architectuur en landschapsvormen drukten volgens Scruton in The Classical Vernacular (1994) iets blijvends uit, zonder dat ze zich daarmee onttrekken het bijzonder karakter van de omgeving en de alledaagse levenservaring. Als zodanig zijn ze in staat een ‘thuisgevoel’ te creëren – a sense of place.

Wat Scruton daarmee bedoelde kan worden geïllustreerd aan de hand van een recente reclame van Lotto. 1 Daarin wordt een poging gedaan om de radicale verandering die het winnen van de loterij in het leven van mensen teweeg brengt te temperen door de winner a) een huis te laten bouwen voor zijn ouders en daarmee de verbinding met de generaties te handhaven en b) nadrukkelijk niet te kiezen voor een abstract ontwerp en heel veel design, maar ‘heel gewoon’ voor iets dat ‘gezellig’ is en zijn ouders, inderdaad, een thuisgevoel zou kunnen geven.

Scruton zou – terecht – gruwen van het feit dat deze reclame wordt gebruikt om zoiets als deelname aan een loterij aan te prijzen. Het was naar zijn overtuiging sowieso niet raadzaam om radicale verandering van de eigen leefsituatie na te streven, gezien de negatieve bijverschijnselen die dat doorgaans voor betrokken oplevert. Denk ook aan de vervreemding die we volgens hem ei- gen is aan de globaliserende wereld van vandaag.

Wanneer zich echter onbedoeld een radicale verandering in ons leven voordoet, dan is het van het allergrootste belang om daardoor niet totaal ontworteld te raken, maar op zoek te gaan naar een nieuw evenwicht tussen verandering en een nieuw thuisgevoel. Dat was ook de reden waarom Scruton zich afkeerde van de academische wereld van zijn dagen en ervoor koos zich terug te trekken op het platteland. Alleen wanneer een radicale verandering zelf in zekere zin een kwestie is van thuiskomen (bijvoorbeeld het ontvluchten van volstrekt dystopische situaties als hongersnood en oorlogsgeweld) was ze verantwoord.

Natuurlijk kan de omgeving waarin wij ons thuis voelen verschillen van die van anderen. De een voelt zich op het platteland meer thuis, de ander meer in de stad. Dat verschil tussen mensen onderling was juist een van de dingen die de wereld zo mooi maakte. Maar dat betekende volgens Scruton niet dat mensen daardoor ook niets met elkaar gemeen zouden hebben. Zo waren er ook bepaalde esthetische wetmatigheden die universeel zijn. Zo kunnen extreme vormen van abstractie en contrast weliswaar een zeker levensgevoel aanduiden, maar ze ontberen de schoonheid die eigen is aan harmonische vormen en kleurcombinaties.

Volgens de daaraan ontleende logica kunnen we het er met zijn allen over eens zijn dat moderne windmolenparken afbreuk doen aan het traditionele cultuurlandschap. En dat het Witte Huis aan de Oude Haven in Rotterdam een veel natuurlijker relatie heeft met de eeuwenoude historie van onze bouwkunst dan de stadhuistorens van architect Rem Koolhaas aan de Nieuwe Maas. En er moeten echt heel goede argumenten zijn om voor moderne windmolenparken en postmoderne blokkendozen te kiezen.

Maar gaat het hier werkelijk om meer dan een nostalgische hang naar het verleden? Of gaat het met een dergelijke opvatting van ‘schoonheid’ om iets meer?

Als we Scruton volgen in zijn argumentatie, dan dient opgemerkt dat de oude windmolen, zoals we die bij Kinderdijk veelvuldig tegenkomen en die tot Werelderfgoed gerekend worden, een duidelijke relatie hebben met haar omgeving. En niet alleen qua functie, maar ook qua vormgeving en materiaalkeuze. Of het nu om watermanagement gaat of het malen van grondstoffen voor ons voedsel, de relatie met de leefomgeving was nadrukkelijk aanwezig. Bovendien, het materiaal waarvan ze zijn gemaakt en de kleuren die daarbij werden gebruikt, hebben nadrukkelijk nog een relatie met het omringende cultuurlandschap.

Dat alles is bij de windmolens die bedoeld zijn voor energieopwekking veel minder of zelfs helemaal niet het geval. Hier wordt het landschap geëxploiteerd voor andere doeleinden. En qua vormgeving en materiaalgebruik vormen ze nadrukkelijk een breuk met de natuurlijke omgeving. Alles bij elkaar wordt hierbij niet voor niets gesproken van een industrialisering van het landschap – met daarbij de suggestie dat nadrukkelijk geen rekening wordt gehouden met de moreel-esthetische eisen van de omgeving zelf.

Iets vergelijkbaars zien we bij de stadstorens. Terwijl het Witte Huis aan de Oude Haven zich oorspronkelijk ver verhief boven de omliggende gebouwde omgeving, vormde haar architectuur als zodanig geen breuk met de omgeving. Daarnaast geeft de wijze waarop de toren zelf is vormgegeven haar een zekere waardigheid. Net als de eerste generatie wolkenkrabbers in New York – waarnaar Scruton veelvuldig verwijst in zijn werk – is de oude toren architectonisch gefundeerd en sluit op het begane grondniveau ook aan bij het bestaande straatbeeld. Ze toont daarnaast een verfijnde vormgeving die doet herinneren aan elementen die ook de oudere architectuur in Nederland kenmerkte in haar streven naar schoonheid.

De torens aan de Nieuwe Maas daarentegen staan nadrukkelijk in de (post)moderne traditie die volgens Scruton bedoeld is een radicale breuk met het verleden te realiseren. Ze wortelen niet in de bodem, maar staan los op een sokkel, ver boven het alledaagse straatgewoel verheven.

De vormgeving is abstract en halverwege zijn de torens gebroken en verplaatst de top zich ten opzichte van de onderste torendelen. Op geen enkele manier wordt hier de indruk gewekt dat de architect de bedoeling had het stadsbeeld te verfraaien. Integendeel: hier zien we een stadhuis dat niet alleen verwijst naar een zekere hiërarchie in de samenleving – zoals het oude Stadhuis in het centrum nog wel dit volgens Scruton essentiële element vertegenwoordigde – maar met dit gebouw verheft het stadsbestuur zich tot een instantie die zich niets gelegen lijkt te laat liggen aan de gewone mensenwereld die zij geroepen is te dienen.

Scruton ‘thuis’ op wiltshire

Dat mag uitermate moraliserend klinken. Maar dat is precies waar Scruton in zijn werk de ogen voor wil openen. Ook architectuur heeft een moraal – ook als ze ten diepste immoreel of nihilistisch is. Het gaat er hem daarbij niet om dat wij te midden van alle veranderingen en nieuwe uitdagingen onszelf wanhopig vastklampen aan het verleden. Eerder pleit hij ervoor om die nieuwe uitdagingen aan te gaan. Maar dan zonder daarbij ontheemd te raken, het gevoel van thuis-zijn kwijt te raken en de liefde voor onze omgeving – iets dat Scruton aanduidt met de term oikophilia – kwijt te raken.

Anders dan in More’s Utopia, gaat het in het levensgevoel van Scrutopia niet om een totale omverwerping van de bestaande maatschappelijke orde. Terwijl in Utopia ieders ‘thuis’ wordt ingeruild voor een wereld waarin alles van iedereen is, met daarbij de illusie dat dit op wereldschaal economische vooruitgang zou betekenen, pleit Scruton voor een diep verworteld zijn of raken in een omgeving die wij lief hebben. In zijn Green Philosophy (2012) zegt hij het zo:

De moeilijkheid is hoe die liefde voor onze omgeving ook daadwerkelijk handen en voeten te geven. Voor een leven in beschaving zijn we namelijk ook aangewezen op onze naasten. We moeten ons teweer stellen tegen de neiging onszelf op ons eigen eilandje terug te trekken en ons niets van onze omgeving aan te trekken. We moeten ons evenzeer teweer stellen tegen dictaten van bovenaf waarbij ons landschap volledig buiten ons om wordt ingevuld zonder dat daarbij nog iets van liefde voor onze omgeving aanwezig is. Nodig is dat dat we een vorm van nabuurschap krijgen waarin oog is voor onze omgeving met de intentie die op een verantwoorde manier door te geven aan ons nageslacht. Niet alleen voor wat betreft het landschap, maar ook onze stedelijke omgeving. En waarbij we ons zodanig verantwoordelijk tonen door de inzet van onze kennis, onze vaardigheden en ons gedrag ter verbetering van onze leefomgeving, dat wij daarmee ons nageslacht goed rentmeesterschap voorleven.

Dat vereist hard werken, veel geduld en een volhardend streven naar matigheid van onze kant. Maar “beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste os, en haat daarbij,” zo eindigt Scruton met het aanhalen van de Spreukendichter (15:17).


Roger Scruton (1944-2020) was een Brits conservatief filosoof en schrijver. Na een academische loopbaan in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten van Amerika trok hij zich terug op het Engelse platteland. Hij schreef een dertigtal boeken over filosofie, kunst, cultuur en politiek. Daarnaast publiceerde hij talloze artikels in allerlei tijdschriften. In 2016 werd hij in de adelstand verheven. Gedurende de laatste jaren van zijn leven was hij voorzitter van de commissie die de overheid adviseerde op het gebied van woningbouw. Scruton overleed vorig jaar na een ziekbed van een half jaar aan kanker en liet zijn jongere vrouw en twee kinderen achter.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 2021

Zicht | 97 Pagina's

Scrutopia: moreel verantwoorde omgang met onze eigen leefomgving

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 2021

Zicht | 97 Pagina's