Praktische theologie
Tomás Halík, Niet zonder hoop: Religieuze crisis als kans (Utrecht: KokBoekencentrum, 2019) 150 p., € 19,99 (ISBN 9789043532525).
Het landschap van zijn denken is veranderd, zegt Halík in de inleiding op dit boek. ‘Ik voer hier een denkbeeldige dialoog met de werken van mijn al sinds lang favoriete auteurs, zoals Meister Eckhart, Pascal, Nietzsche, Kierkegaard, Buber, Marcel en Bonhoeffer en vooral met de provocerende denkers van onze tijd, die op een ongebruikelijke manier invloed op christelijke thema’s uitoefenen, zoals Slavoy Zizek of Peter Sloterdijk’. Wie echter eerdere publicaties van de Praagse priester en hoogleraar Filosofie en Sociologie las, treft toch dezelfde thematiek en scopus. Wel zegt hij dichter te zijn gekomen bij de jongere generatie van evangelicalen, die zich ‘nadrukkelijk distantieert van het fundamentalisme en het verdedigen van pseudo-charismatische uitwassen’. Halík richt zich met zijn boeken op zoekers, in de (geloofs)crisis van onze tijd. Dit boek gaat over hoop, een thema dat een rode draad vormt in een aantal essays van zijn hand. De Duitse uitgave dateert al van 2009, aan het begin van de economische crisis. Derhalve is deze Nederlandse editie wat betreft de sociale context al enigszins gedateerd.
Halík geeft zelf een leeswijzer aan. Drie hoofdstukken voor persoonlijke meditatie, waarin hij reflecteert op bijbelteksten en drie hoofdstukken, waarin hij de relatie behandelt ‘tussen hoop en armoede, belofte en vergeving’. Dan een hoofdstuk voor wie geïnteresseerd is in zijn ‘poging om de huidige toestand van het christendom en de maatschappij – het religieuze en morele landschap – te diagnosticeren’. Om af te sluiten met een ‘waarschuwing’ voor zijn ‘uitdagende’ laatste hoofdstuk.
In het eerste hoofdstuk geeft hij aan wat hij onder hoop wel en niet verstaat. Geen optimisme of idee van vooruitgang. Maar hij is ook geen pessimist: ‘Ik ben iemand die strijdt voor de hoop.’ ‘De optimist is een ‘valsemunter’, maar de pessimist pleegt hoogverraad ten aanzien van het leven, hij is een deserteur nog voor de strijd uitbreekt.’ Voor de blik achterom wordt men met verstarring gestraft, net als de vrouw van Lot. Voortdurend koppelt Halík de hoop aan het geloof, maar wil het geloof ‘levend geloof’ blijven, dan heeft het de twijfel nodig als metgezel, terwijl de twijfel het geloof nodig heeft ‘om niet in het moeras van een verbitterde absolute scepsis terecht te komen’. Hier heb ik toch telkens wel mijn vragen. De gelovige mag aan twijfels onderhevig zijn, maar bijbels gezien heeft geloof toch zekerheid in zich?!
Maar nu dan het ‘uitdagende’ hoofdstuk. Daarin brengt hij ter sprake het ‘geniale ontologische godsbewijs’ van Anselmus en gaat hij grondig in op (tegen) het klassieke of hedendaagse atheïsme, dat soms tot vervangende religie is geworden. Hier ligt naar mijn oordeel de kracht ook van dit boek.
Terwijl hij met betrekking tot ‘terugkeer van religie’ betuigt, dat ‘veel van wat gewoonlijk onder deze vage term valt, voor hen die het geloof in de bijbelse God serieus nemen geen reden vormt voor triomfantelijke vreugde’.
En dan komt Halík zelf uit bij het ‘binnenste’, waarin wij God zouden kunnen ontmoeten en roept hij uit de Hebreeuwse Bijbel in herinnering ‘de geheimzinnigste verzen van het boek Job’, te weten Job 19:25-27: ‘Want ik weet zeker, ik ben er zeker van: mijn vrijkoper leeft, ten slotte zal hij deze wereld binnentreden. En al ben ik nog zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lichaam. Aan mijn zijde zal ik hem zien, met eigen ogen, ik en geen ander; ik sterf haast van verlangen.’ Hij wil hier, vanwege gesprekken met Joodse vrienden, voor het woord goël niet ‘overhaast’ het christelijke begrip verlosser lezen. Maar uiteindelijk moet hij toegeven, dat Jobs hoopvolle woorden over de verlosser die ten slotte de wereld zal binnentreden het hem mogelijk maakt om ze dieper te verstaan: ‘Ik geloof dat Jezus, mijn goël leeft.‘ Halík weet niet wat het betekent dat ‘Hij bij de Vader leeft’ maar hij heeft de hoop dat dit analoog is ‘aan hoe Hij nu met ons in dit leven en op deze aarde leeft’.
Hij leeft daar waar twee of drie in zijn naam bijeen zijn, in de verkondiging, waar de Schriften opengaan, bij de sacramenten.
Halík heeft het zelf ‘vaak werkelijk diep kunnen ervaren.’
Zo uitdagend was dit hoofdstuk nu ook weer niet, althans niet voor orthodoxe ogen.
Maar uitdagend is het wellicht wel voor de zoekers vandaag in een geseculariseerde context. Al met al een boek dat inspireert om met zoekers van onze tijd mee op weg te gaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2020
Theologia Reformata | 123 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2020
Theologia Reformata | 123 Pagina's