Voetballen in de gang
Boven was een enorme open ruimte, waar Ds. Smits op rekken de groenten en het fruit uit de tuin bewaarde
De jeugdjaren van Hans Tanis zijn onlosmakelijk verbonden met de monumentale pastorie aan de Rivierdijk in Sliedrecht, naast café Lof der zotheid. Hier voetbalde hij in gang en tuin en luisterde hij geroerd als ouderling Van Heteren onder accordeonbegeleiding psalmen zong.
Aan de gevel van het voorname huis aan de Rivierdijk in Sliedrecht wappert een witte bedrijfsvlag met oranje letters. Als de wind zich even gunstig gedraagt, wordt de tekst leesbaar. Van Roosendaal Technisch Uitzendbureau.
Op de afgesproken tijd komt Hans Tanis (63) aangewandeld. Hij woont amper vijfhonderd meter verderop. Een belangrijk deel van zijn leven bracht hij door in het pand dat nu dienst doet als kantoor. De deur onder de glazen boog met glas in lood wordt geopend door een medewerker die op de hoogte is gesteld van het bezoek. „U bent een oud-bewoner, begreep ik. Hartstikke leuk om u te ontmoeten.”
Achter de deur begint een lange gang met marmeren vloer. Aan het eind voert een statige trap omhoog. De pilaren die de leuning dragen, de onderste fraai besneden, zijn van groen wit gemaakt, constateert Hans. „Maar het is nog wel dezelfde pilaar als die van destijds.” Achter onze gids Lennart van Roosendaal, broer van eigenaar Bart van Roosendaal, klimmen we naar een ruimte met de omvang en de sfeer van een balzaal. Hier wordt gegeten, vergaderd, bezoek ontvangen en de vrijdagmiddagborrel gehouden. „Altijd gezellig”, lacht Lennart.
Ossenoog
Voor Hans is het of hij 55 jaar teruggaat in de tijd. „Wij zijn in 1969 vanuit Barendrecht hiernaartoe gekomen. Voordat wij kwamen, woonden ds. C. Smits en zijn vrouw in dit huis. Ook toen was deze verdieping een enorme open ruimte, waar ds. Smits op rekken de groenten en het fruit uit de tuin bewaarde. Voor ons zijn er slaapkamers gemaakt.”
Het koninklijke balkon boven de voordeur werd toebedeeld aan de logeerkamer. Het biedt zicht op de twee statige panden aan de overzijde van de straat. „Links woonden twee heren Bos, uit de bekende baggeraarsfamilie. Rechts vader en zoon Prins, die hadden ook een baggerbedrijf gehad. Het waren plezierige mensen, zonder kouwe drukte.”
Hans, nummer vier van de zes kinderen, kreeg het vertrek naast de logeerkamer, in de hoek. Een klapraampje zorgde voor wat daglicht. Bij de renovatie van het dak, onder de huidige eigenaar, werd het vervangen door een ouderwets ”ossenoog”. „Met de hand gemaakt in Frankrijk”, laat Lennart weten. „Door oude foto’s kwamen we te weten dat hier oorspronkelijk ossenogen zaten.”
Ook Bram en Nel hadden hun slaapkamer op deze verdieping. En dan waren er nog een werkkamer, een badkamer, de speelzolder en het rommelhok waarin de verwarmingsbuizen waren weggewerkt. Na de verkoop van het pand aan Bart van Roosendaal, ruim tien jaar geleden, werd er weer één grote ruimte van gemaakt. „Het was leuk slopen”, blikt Lennart terug. „Achter de wanden kwamen de prachtige balken weer tevoorschijn.”
Notariskantoor
Zittend aan de bar bestudeert de ondernemer het fotoalbum dat de predikantszoon heeft meegebracht. Het geeft een beeld van het huis voor de grote renovatie. In 1945 heeft de christelijke gereformeerde kerk van Sliedrecht het gekocht van de weduwe van notaris Van Bockel, ontdekte Hans onlangs. „In het onderhuis, op tuinniveau, zat het notariskantoor. Dat mocht er nog een aantal jaren blijven.”
Sinds zes jaar huurt Lennart deze verdieping voor zijn bedrijf Media Creators. De natuurstenen gangvloer, zwarte en witte ruiten, was onder de familie Tanis bedekt met groene tapijttegels. „Hier had m’n broer Jaap z’n slaapkamer”, wijst Hans. „En dit was de studeerkamer van mijn vader, met uitzicht op de tuin.”
In zijn Sliedrechtse jaren ontwikkelde ds. M. C. Tanis zich tot een toonaangevend predikant binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Meerdere keren was hij preses van de synode. „Geestelijk voelde hij zich sterk verwant met ds. Smits”, weet Hans, „maar kerkelijk dacht hij veel belijnder. Op dat terrein viel wel wat werk te verrichten na twee voorgangers die later allebei oud gereformeerd zijn geworden.”
Verboden terrein was de studeerkamer niet, maar de kinderen Tanis moesten wel een reden hebben als ze er aanklopten. „Mijn vader had een hoge ambtsopvatting en bereidde zijn preken zeer gedegen voor. Hij wilde Schriftuurlijk-bevindelijk preken, te beginnen met Schriftuurlijk. Daarin heeft hij ook mij wel gevormd.”
Brommers
Aan de andere zijde van de gang lag de keuken met marmeren aanrechtblad, waar het dienstmeisje van ds. Smits de maaltijden bereidde. Voor mevrouw Tanis werd op dijkniveau een keuken gerealiseerd. De oude promoveerde tot wasruimte. Cocker spaniel Max had z’n eigen kamertje, aan het eind van de gang.
In totaal had de woning zo’n twintig vertrekken, schat Hans. „De gemeente vond het wel leuk dat er weer een dominee met kinderen kwam wonen. Elk voorjaar werd het hele huis schoongemaakt, met hulp van een ploeg dames uit de gemeente. Voor mijn moeder alleen was het niet te doen.”
Achter de voormalige keuken lag het hok voor de brommers van de zoons Tanis. Opgevoerd onder de deskundige leiding van Jaap, tot grote zorg van moeder Tanis. „Jaap en ik reden op een Zündapp, Bram op een Puch.” Een deur in het brommerhok verschafte toegang tot het aardappelhok. Nu is er een stalen kast met kluis te zien, mogelijk nog uit de tijd van het notariskantoor. Voor Hans een verrassing. „Waarschijnlijk zat die destijds achter een wand.”
Ziekenhuis
De tuin is volledig van klinkers voorzien, maar de grote plataan bleef bewaard. In 1969 moest de sporthal die nu achter het terrein ligt, nog worden gebouwd. Het voorste deel van de tuin, bijgehouden door moeder Tanis, was voor de kinderen en Max.
Achter een hek begon de moestuin van vader Tanis. Ds. Smits had daar een fiets staan, hoorde Hans van bejaarde Sliedrechters. „Als zijn vrouw hem riep voor de koffie, kwam hij vanuit de tuin naar de keuken gereden. Ook mijn vader was een liefhebber van tuinieren.
Op zaterdag overdacht hij tijdens het rommelen tussen zijn gewassen de voorbereide preek.”
Haaks op de tuin stond de garage. „Bij sneeuwval was het een sport om de auto naar boven te krijgen. We woonden hier nog maar kort toen ik op onze zelfgemaakte kar met wielen van een ouderwetse kinderwagen naar beneden reed en de beschermrand van een van de wielen liep. Het metaal boorde zich in mijn been. Dat werd een ziekenhuisopname. Het meeleven uit de gemeente was enorm. Ik werd overladen met kaarten.”
Voetballen
Tot verdriet van moeder Tanis gebruikten de zoons haar deel van de tuin ook om te voetballen. Geregeld sneuvelde er een ruit. „Ze had een goedig karakter, maar op een gegeven moment was het klaar. De eerstvolgende ruit moest worden betaald door de dader. Ik was de sigaar.
Nadat de schilder het karwei had geklaard, haalde ik mijn sigarendoos met spaargeld. Terwijl ik de guldens uittelde, kreeg de schilder medelijden. Hij gaf me ter plekke korting, maar het was toch nog rond de veertig gulden, voor mij een hoop geld. Het werkte wel. Vanaf die dag zochten we een andere plek. Als klein jochie voetbalde ik ook wel in de gang. Daar kon weinig stuk.”
Moeder Tanis was de spil van het gezin, zoals in veel grote gezinnen destijds. „Ook in de gemeente deed ze heel veel. Ze is overleden in coronatijd, waardoor uitgebreid condoleancebezoek niet mogelijk was. Na het recente overlijden van mijn vader kregen we ook over haar veel te horen, verhalen waarin je de waardering proefde. Ze droeg het lampje op de rug, zoals vroeger wel werd gezegd, en worstelde met de toe-eigening van het heil. Aan het einde van haar leven veranderde dat en durfde ze erover te spreken. Dat maakte op ons als kinderen grote indruk.”
Kogelgat
Bart van Roosendaal houdt kantoor op dijkniveau, daar waar destijds de ouderlijke slaapkamer en de slaapkamers van Marius en Marianne te vinden waren. Aan de dijkzijde lagen aan weerskanten van de gang de voorkamer, voor de zondag, en de doordeweekse huiskamer met houtkachel. De in pasteltinten beschilderde plafonds met ornamenten werden door de huidige eigenaar wit gemaakt.
„Ik vond die beschildering mooi”, bekent Hans, „maar ze maakten de kamers wel donker. Na een dag waarop mijn vader zijn verjaardag had gevierd voor de gemeente, kwam een stuk stucwerk boven de deur naar beneden. Gelukkig na het vertrek van de laatste gasten.” Het fotoalbum dat hij heeft meegenomen, toont de situatie in de jaren 70 van de vorige eeuw, met het bekende interieur uit die tijd. Meubels van donker hout, bekleed met zware stof. Kloeke schoorsteenmantels. In een hoek het harmonium dat in een christelijk gezin niet mocht ontbreken. „Het was nog van opa Tanis geweest.” In de zware rechterruit van de voorkamer zat een kogelgaatje, ter herinnering aan de oorlog. „Dat had men bewust laten zitten.”
Lof der zotheid
Naast de pastorie lag dorpscafé Lof der zotheid, van het echtpaar Slob. „Sympathieke mensen, met wie we prima contact hadden. Tussen de middag kwam er vaak werkvolk eten. Als er iets bijzonders te doen was, kregen we dat vooraf te horen. Geluidsoverlast hadden we zelden.” Op zijn trouwdag, in 1986, verliet de predikantszoon de pastorie. Met echtgenote Marga betrok hij een nieuwbouwwoning in Sliedrecht. „Een jaar of vijftien geleden zijn we weer naar dit deel van het dorp verhuisd.” Zijn politieke activiteiten voor de SGP, naast een baan als financial controller, leverden hem in 2008 een wethouderschap in zijn woonplaats op. Vijf jaar geleden maakte hij de overstap naar de beduidend grotere gemeente Altena, maar hij bleef in Sliedrecht wonen. „Ik ben hier verworteld geraakt, ook kerkelijk.”
Het kerkgebouw waar hij tientallen jaren elke zondag zat en belijdenis deed, lag een paar honderd meter verderop aan de dijk. Het maakte plaats voor een nieuw bedehuis, dat vorig jaar in gebruik werd genomen. De gebrandschilderde ramen boven de ingang aan de dijkzijde tonen een ladder indewoestijn, beeld van Bethel, denaam van de kerk. Aan de sloop van de oude kerk viel volgens devoormalige wethouder van Sliedrecht niet te ontkomen. „Hij was echt op, maar het doet jewel wat. Niet dat het een mooi gebouw was, maar je hebt er veel herinneringen liggen. Het Woord isdaar ook voor mij tot zegen geweest. De afbraak van de kerk betekende het afscheid van een periode.”
scheepswerf
Op eenzelfde afstand van de pastorie, maar dan in tegenovergestelde richting, ligt de werf van Baars. Voor Hans bekend terrein. „De vader van mijn vriend Leo Ridders voer op een klein sleepbootje. Als bij Baars een baggerbak te water werd gelaten, moest hij die met dat bootje opvangen, om te voorkomen dat de bak aan de andere kant van de Merwede het talud in voer. Wij mochten dan meevaren. Een van de eigenaren van de werf was Janus Baars, de vader van professor Arie Baars. Hij zat in de kerkenraad, als ouderling, en was goed bevriend met mijn vader.” „Jullie komen zeker voor de uitleg over de nieuwbouw”, informeert een verweerde medewerker van de werf, die zich voorstelt als Ruud Vogel. „Toch niet? O, dat dacht ik.” Hij heeft nog wel even tijd voor een korte rondleiding. In het kantoor wordt een exemplaar van ”Wat Baars beweegt” tevoorschijn getrokken, uitgegeven bij het 185-jarig bestaan van de onderneming. Voor Hans is het een werk van historische betekenis, vooral door de foto’s. „Hier zie je de vader van professor Baars. En dat was zijn broer Kees. Diens dochter is getrouwd met Teus Hofman, ook hoogleraar in Apeldoorn geworden.”
Op de helling voor het kantoor ligt een splijtbak. „Bij die sleuf in het midden kan hij worden geopend, waarna hij zichzelf lost”, licht Vogel toe. Via een ijzeren trap en het gangboord van de bak begeven we ons richting de rivier. Aan de kade ligt een antiek sleepbootje: de Trouw. „Volgens mij voer de vader van mijn vriend op dát bootje”, constateert Hans verrast. „Het zag er in ieder geval precies zo uit.”
Ziel
Terug in zijn eigen woning evalueert de SGP-wethouder, vader van vijf kinderen en grootvader van zeven kleinkinderen, het bezoek aan de voormalige pastorie „Kort na de verbouwing ben ik er nog een keer geweest, daarna niet meer. Het is heel mooi geworden, maar wel echt een kantoor. De ziel is eruit. Tegelijk ben ik blij dat het huis er nog staat.” Het leven in de pastorie ervoer hij niet als een last. „In m’n puberteitsjaren vond ik het soms lastig als mijn moeder zei dat ik bepaalde dingen moest laten om de lieve vrede, maar ik gehoorzaamde wel. Uit respect voor mijn ouders en het ambt van mijn vader. Het was niet zo dat we in een glazen stolp woonden. Vanaf het begin hadden we een goede band met de Siedrechters.” Bijzondere herinneringen bewaart hij aan enkele markante kerkenraadsleden, zoals Janus Baars, Boudewijn de Heer en Jan van Heteren. „Die hadden op geestelijk gebied echt wat te vertellen. Je maakte ze ook mee als gewoon mens. De Heer was een ster in mollen vangen; dat vonden we een belevenis. Van Heteren werkte doordeweeks buitenaf, zoals dat heette: op een zuiger in een zandput. Daar had hij zichzelf accordeon leren spelen. Die nam hij soms mee naar de pastorie. Dan zong hij voor ons onder accordeonbegeleiding depsalmen Davids. Dat zijn beelden en indrukken die je nooit meer kwijtraakt.”
Volgende keer: metHenk Vergunst naar Veen.
In de pastorie tijdens de jeugd van Hans Tanis.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 augustus 2024
Terdege | 104 Pagina's
