Waarom Spinoza’s filosofie in onze tijd zoveel aandacht krijgt 1
Het gedachtegoed van de Nederlandse filosoof Benedictus de Spinoza (1632-1677) geniet de laatste jaren een opmerkelijke belangstelling. Sinds 2014 verschenen in ons land tenminste 25 publicaties die aan zijn filosofie zijn gewijd. De al sedert 1897 bestaande Vereniging Het Spinozahuis maakt een bloeiperiode door. Zij organiseert lezingen en studiebijeenkomsten en heeft aan de Erasmusuniversiteit een leerstoel Spinozastudies. De vereniging beheert het aan Spinoza’s leven en werk gewijde museum in Rijnsburg. Dit “Spinozahuis”, waar de wijsgeer in de jaren 1661-1663 woonde, trekt tal van bezoekers uit binnen- en buitenland. Blijkbaar is Spinoza’s denken in onze tijd attractief voor “zoekers naar zin, die hun gading niet (meer) vinden in de traditionele religie en evenmin aangetrokken worden door allerlei irrationele esoterie.” 2
Waarom krijgt juist Spinoza zoveel aandacht? Hij wordt beschouwd als wegbereider van de seculiere, westerse maatschappij. Als enige Nederlandse filosoof werd hij in 2008 op advies van de commissie Oostrom opgenomen in de canon van Nederland; deze canon met zijn 50 “vensters” biedt een overzicht van wat iedereen zou moeten weten van onze geschiedenis en cultuur. In de visie van Spinoza is de Natuur, alles wat bestaat, dus ook de mens zelf, een verschijning van God. Veel belang hechtte deze wijsgeer aan vrijheid van meningsuiting: hij pleitte voor een democratische staat, die een absolute vrijheid van denken en spreken garandeerde. Voor een groot deel van onze bevolking zijn zulke gevoelens uit het hart gegrepen. Het tienjaarlijkse onderzoek “God in Nederland” bracht in 2016 aan het licht dat nog maar 14 procent van de bevolking gelooft in een persoonlijke God. En blijkens een in december jl. verschenen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) vindt ongeveer 70 procent van de Nederlanders dat ieder vrij is om in het openbaar te zeggen of te schrijven wat hij wil.
Met zijn rationalistische filosofie ondermijnde Spinoza op radicale wijze de macht van de traditie, de hiërarchische maatschappelijke orde en de godsdienst. Zijn meesterwerk, de Ethica, voltooid in 1675, maar pas na zijn dood gepubliceerd, had ten doel de mensen te leren inzien, dat God niet buiten de schepping staat. Om tot dit bewustzijn te komen was het van belang onafhankelijk te zijn en vrij van hevige aanvechtingen. De centrale vraag in de Ethica is, hoe de mens zich moet gedragen om op grond van inzicht in de natuur de weg tot het geluk te vinden.
Spinoza’s blijvende aantrekkingskracht heeft volgens de Spinoza-kenner Herman De Dijn ook te maken met het enigmatische, d.w.z. raadselachtige karakter van zijn denken, dat afspiegelt op zijn persoon en omgekeerd. Paradoxaal is bijvoorbeeld de spinozistische combinatie van een poging tot strikt wetenschappelijk denken met een sterke betrokkenheid op wat we tegenwoordig essentiële vragen noemen. Aangaande het enigmatische karakter van de persoon van Spinoza merkt De Dijn op, dat het in het bijzonder gaat om de persoon zoals hij aanwezig is in zijn werk. Spinoza’s leven was al vroeg gewijd aan de studie en het denken. Deze “moderne vorm van monnik-zijn” betekende echter geen afwijzing van het samenleven of van de samenleving, maar is integendeel de manier om er intellectueel ten volle dienstbaar aan te zijn: door het leven te wijden aan de studie van de openbaring Gods in zijn dubbele vorm, namelijk de Natuur (in de Ethica) en de Bijbel (in de Tractatus Theologico-politicus, een theologisch-politieke verhandeling, die in 1670 anoniem werd gepubliceerd). Maar dan wel – en dit is typisch modern – een studie zonder beperkingen, waarin niets heilig is, niets hinderpaal mag zijn voor echt inzicht, en geen ruimte is voor enig bijgeloof. 3
Spinoza’s levensloop
Het kan in dit verband nuttig zijn, als we wat nader ingaan op Spinoza’s levensloop. Hij werd op 24 november 1632 op Vlooienburg, een Amsterdams stadseiland, geboren als Baruch d’ Espinoza, zoon van uit Portugal gevluchte Joodse ouders. Zijn Portugese roepnaam Bento had dezelfde betekenis als de naam Baruch (Hebreeuws) en Benedictus (Latijn): de gezegende. In 1656 kwam hij in conflict met de Portugees-Joodse gemeenschap, nadat klachten waren binnengekomen over zijn verspreiding van godslasterlijke denkbeelden. Op 22 juli van dat jaar sprak de synagoge de banvloek over hem uit. Het was hem niet onwelgevallig: hij kon zich nu volledig wijden aan wat hij als zijn missie zag.
Vanaf 1661 had Spinoza in Rijnsburg als kostganger een kleine kamer in de woning van de chirurgijn Herman Hooman. Hij voorzag in zijn onderhoud door het slijpen van lenzen en door een bescheiden toelage van zijn vriend Simon de Vries. In zijn Rijnsburgse periode schreef Spinoza zijn eerste werken en begon hij aan de Ethica.
In 1663 vertrok hij naar Voorburg, waar hij ruimte huurde bij Daniël Tijdeman. Dit huis is het huidige pand Kerkstraat 39. Spinoza begon hier aan zijn reeds eerder genoemd Theologisch-politiek Tractaat. 4
Omstreeks 1670 verhuisde hij naar Den Haag, waar hij eerst bij de weduwe Van Velen aan de Stille Veerkade in de kost was. In 1671 huurde hij een kamer aan de Paviljoensgracht, vlak om de hoek. Spinoza kookte er zijn eigen potje. Zijn huisbaas, Hendrick van der Spyck, was ouderling van de lutherse gemeente.
In 1672 was Spinoza zo geschokt door de gruwelijke moord op de gebroeders De Witt door een opgehitste menigte, dat hij een bord wilde ophangen met de tekst: Ultimi barbarorum (Gij laagste aller barbaren!). Maar zijn huisbaas wist hem ervan te weerhouden.
In dit Haagse “Spinozahuis” (Paviljoensgracht 72-74) heeft de wijsgeer de laatste jaren van zijn leven gewoond. Bijzonderheden over zijn verblijf zijn vermeld in de Korte, maar waarachtige Levensbeschrijving van Benedictus de Spinoza, uit authentieke stukken en mondelinge getuigenis van nog levende personen samengesteld door Johannes Colerus, Duits predikant der lutherse gemeente in ’s-Gravenhage”, Amsterdam 1705.
Johann Köhler (1647-1707), die de Latijnse naam Colerus aannam, diende deze gemeente van 1694 tot aan zijn dood. Voor zijn boek over Spinoza zal iemand als Hendrick van der Spyck een belangrijke informant zijn geweest. Colerus vermeldt onder meer dat de wijsgeer vriendschappelijk met zijn huisgenoten omging. Als ze ziek waren, ging hij naar hen toe om ze te troosten en tot lijdzaamheid op te wekken, omdat zij hun door God opgelegd lot moesten dragen. De kinderen vermaande hij tot gehoorzaamheid aan hun ouders en tot kerkbezoek. Wanneer zijn huisgenoten uit de kerk thuis kwamen, vroeg hij dikwijls naar bijzonderheden van de preek. Toen de vrouw van zijn huisheer hem eens de vraag stelde, of zij naar zijn mening in haar geloof wel zalig kon worden, antwoordde Spinoza: “Uw geloof is goed, ge behoeft naar geen ander te zoeken om zalig te worden, indien ge maar een stil en aan God overgegeven leven leidt”.
Over Spinoza’s levenseinde op 21 februari 1677 in het dakkamertje van het huis aan de Paviljoensgracht bericht Colerus het volgende. Op een zaterdagavond ging het echtpaar Van der Spyck naar een dienst in de lutherse kerk ter gelegenheid van de Vasten. Toen zij weer thuis waren, kwam Spinoza naar beneden, rookte een pijp tabak en sprak geruime tijd met hen over de preek. Daarop ging hij naar zijn kamer en begaf zich te bed. Zondagsmorgens vóór kerktijd kwam hij weer naar beneden en sprak met het echtpaar Van der Spyck. Spinoza, die een slechte gezondheid had (hij leed al twintig jaar aan tering), had een arts, Lodewijk Meijer uit Amsterdam, laten overkomen, die ’s middags bij hem bleef, terwijl de huisgenoten ter kerke waren. Toen zij terugkwamen hoorden zij dat Spinoza om drie uur in het bijzijn van de arts was overleden, 44 jaar, 2 maanden en 27 dagen oud.
Op de 25 ste februari werd hij ter aarde besteld. De lijkstoet, bestaande uit zes karossen, vertrok van de woning aan de Paviljoensgracht naar de Nieuwe Kerk aan het Spui. Daar werd het stoffelijk overschot in tegenwoordigheid van vele aanzienlijke lieden begraven in een huurgraf. 5
Tijdens zijn leven had Spinoza aan Hendrick van der Spijck opgedragen, zijn schrijfcassette met de zich daarin bevindende geschriften en brieven dadelijk na zijn dood naar Jan Rieuwerts, stadsboekdrukker te Amsterdam, te sturen. Aan de uitvoering van deze beschikking is mede het behoud van de Ethica te danken. In Amsterdam werd de uitgave van Spinoza’s verzameld werk in het grootste geheim voorbereid. Nog in 1677 verscheen het onder de titel B.D.S. Opera posthuma. De Nederlandse vertaling van J.H. Glazemaker, getiteld De nagelaten schriften van B.d.S., verscheen in hetzelfde jaar.
Bij plakkaat van de Staten van Holland van 25 juni 1678 werden echter Spinoza’s nagelaten geschriften als profaan, atheïstisch en blasfemisch verboden. Eenvoudige lezers zouden daardoor van de enige en waarachtige weg der zaligheid kunnen worden afgeleid. Het plakkaat was opgesteld onder grote druk van de Noord- en Zuid-Hollandse synodes.
M. den Admirant, ‘s-Gravenhage
Noten
1 Dit is het eerste gedeelte van een tweeluik over de wijsgeer Spinoza. Het tweede deel is getiteld: “Deze wereld of de toekomende?”, Dr. J.H. Gunning over Spinoza.
2 Herman De Dijn, Spinoza. De doornen en de roos, Kapellen 2009, blz. 155.
3 A.w. blz. 155 e.v.
4 Maarten van Buuren, De essentie van Spinoza, Leusden 2016.
5 Guido van Suchtelen, Spinoza’s sterfhuis aan de Paviljoensgracht, Den Haag z.j., blz. 7-11. Het huurgraf in de Nieuwe Kerk werd in 1738 geruimd. Ter nagedachtenis aan Spinoza werd in 1932 op het vroegere kerkhof een grafmonument ingericht. Zie: Uit Padmoes verrezen. De Nieuwe kerk in Den Haag, Utrecht 2011, blz. 27.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 februari 2018
Ecclesia | 8 Pagina's
