De christen en de geschiedenis *
Enkele tientallen jaren geleden is van de Joodse geleerde Martin Buber een prachtige studie verschenen over het verschijnsel van het Profetisme in Israël: The prophetic faith; Het geloof van de profeten. Profeten – aldus Buber – zijn geschiedschrijvers bij uitstek.
In de begintijd van zijn historisch bestaan heeft Is raël net als de volken rondom, de geschiedenis bena derd met primitieve magische praktiiken. Dat was de tijd van de droomuitleggers, van de sterrenwichelarij, het acht geven op vogelgeschrei. Alom trof men in Is raël wel tovenaressen aan als die te Endor, die koning Saul de toekomst voorzegde. Het was de tijd dat in het heiligdom van Bethel nog de Urim en Tummim benut werden. Op den duur zijn echter die praktijken verdrongen door de profetie. En profetie onder scheidde zich dáárin van magische praktijken en van waarzeggerij, dat de persoon van de profeet er een veel grotere rol in speelde. Hij sprak en handelde niet in trance, niet in een droomtoestand, niet in een roes. Zijn taal was niet gestamel, gemurmel, maar klaar en helder. Hij sprak op de wijze waarop hij ook met God sprak en verkeerde: van aangezicht tot aangezicht, zo als een vriend met een vriend spreekt. De profeet benaderde daarom ook het mysterie der geschiedenis als iemand, die met de Here God op vertrouwde voet verkeert en in Gods heilgeheimen toegelaten wordt. Zo zegt de profeet Amos:
“Voorzeker, de Here God doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten. De leeuw heeft gebruld, wie zou niet vrezen. De Here God heeft gesproken, wie zou niet profe teren?” (3 : 7).
Deze profeten, deze nebiim, hebben in Israël een uiterst belangrijke plaats ingenomen. Zij zijn de tol ken geweest van de geschiedenis als “de vlammende sprake van de Heilige God”. Zij kenden de taal der geschiedenis. Zij ontcijferden de geheimzinnige tekens van de engel als hemelse graffiteur. 1 Zij waren voor Israël altijd weer de troosters en bemoedigers in uitzichtloze en wanhopige situaties, in nehustan-situaties. Profeten zijn evangelisten. Is er in het oude Israël ooit troostrijker gesproken dan door de profeet Jesaja?
“Waarom zegt gij, o Jakob, en spreekt, o Israël: mijn weg is voor de HERE verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij? Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de HERE, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden” (Jes. 40 : 27. 28).
Inherent aan de bijzondere plaats die de profeten als tolken van de sprake Gods in de geschiedenis in Is raël
hebben ingenomen, was de bedreiging en haat waaraan zij waren blootgesteld. In plaats van eer heb ben zij meestentijds spot en hoon van de koning, de priesters en het volk ondervonden. Bekend is het lot, dat de profeet Micha van koning Achab onderging toen hij hem de waarheid aanzegde in de naam des HEREN (I Koningen 22). Het aangrijpendste voorbeeld van lijden, dat samenhangt met de vervulling van een profetische roeping, is de profeet Jeremia:
“Weet, HERE, dat ik om Uwentwil smaad draag. Zo vaak uw woorden gevonden werden, at ik ze op, uw woord was mij tot vreugde en blijdschap mijns harten; want uw naam is over mij uitgeroe pen, HERE, God der heerscharen. Ik heb niet ge zeten in een kring van lachers, om uitgelaten te zijn; door uw hand was ik eenzaam neergezeten, want Gij hadt mij met gramschap vervuld. Waarom is mijn pijn altoosdurend en mijn wond ongeneeslijk, en wil zij zich niet laten helen? Gij zijt mij waarlijk als een uitdrogende beek, water waarop geen staat valt te maken ...” (15 : 15 v v ).
Eens vervloekte hij zelfs de dag van zijn geboorte van wege de bittere boodschap, die hij aan Israël verkon digen moest: de harde en bittere taal van de geschiede nis. Hij wist zich daardoor volksvijand nummer één. In zijn studie over het profetisme wijst Buber erop, dat het de profeten zijn geweest, die in de vervulling van hun roeping tot martelaars zijn geworden. Zij dragen als eersten de naam van de lijdende knecht des HEREN.
Tot de kring der profeten behoorde ook Daniël. En toch beschouwt Buber hem als een afzonderlijk type in het geheel van Israëls profetie. Alleen al door het feit, dat hij buiten de landsgrenzen van Israël geleefd en gewerkt heeft. Met de elite van de inwoners van Je ruzalem was hij weggevoerd en als balling naar Baby lon gebracht. Daar was hij opgeleid om te worden op genomen in het hoge college van waarzeggers en astrologen (wij zouden zeggen: futurologen): één van het gilde der geleerde mannen. Nochtans iemand, die in zijn privé-leven het gebed en de verborgenheid van het geloof onderhield. Dat nu bracht met zich mee, dat zijn gezichtsveld veel wijder was dan dat van zijn volksgenoten, ook dan dat van de vroegere profeten. Als Israëliet wist hij zich nauw betrokken bij de we reldproblemen. De geschiedenis was voor hem niet al leen het lot van Israël, maar het wel en wee van Israël temidden der heidenvolken. Zo werd geschiedenis voor hem een wereldomvattend dramatisch gebeuren, waarbij zich telkens uitzichtloze situaties voordeden: nehustan-situaties. Daarvan spreekt de droom van de vier dieren als onmenselijke machten, die vier wereld rijken symboliseren. Ook het verhaal van het godde lijk beeld, dat op straffe des doods aanbeden moet worden. Als Daniël in zijn gebed daarover sprak met de HERE God, dan werd voor zijn oog de ganse we reldgeschiedenis tot een zich steeds scherper toespit sende strijd tussen de God van Israël en de heidense afgoden. Niet slechts Israël, maar ook de heidenvol ken, de gojim, zijn erbij betrokken. Niet slechts de aarde, maar ook de hemel en de engelen zijn erbij be trokken. Niet slechts de tijd, maar ook de eeuwigheid. Zo werd bij Daniël de geschiedenis tot een eschatolo gisch 2 gebeuren: zij mondt uit in de eeuwigheid. Zij heeft eindtijd-karakter.
“En zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon, en hem werd gegeven heerschappij en eer en koninklijke macht ... Zijn heer schappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is één dat onverder felijk is ...” (Daniël 7 : 13 v.).
Opvallend en merkwaardig is nu, dat het boek noch de figuur van Daniël in Buber’s studie The prophetic faith voorkomt. Uit andere geschriften van zijn hand weten wij, dat hij met vele anderen die zich met het verschijnsel van het profetisme hebben beziggehouden, van mening was, dat met Zacharia, Maleachi en Daniël de profetie haar einde heeft gehad. Vast staat in ieder geval, dat binnen het Jodendom niet meer van profetie gesproken kan worden. Volgens Buber is on der invloeden uit Iran de profetie verziekt tot apocalyptiek; 3 iets waarvan het begin al bij Daniël onmiskenbaar aanwezig is. En de apocalyptiek is binnen de Synagoge afgewezen. Dat de geschiedenis eindtijd karakter zou hebben en zou uitmonden in de eeuwig heid, is voor het Jodendom onaanvaardbaar. Het kent geen eschatologische vervulling, geen verticale voleinding van de geschiedenis.
Binnen het verschijnsel van de profetie in Israël neemt het Boek Daniël dus wel een heel bijzondere plaats in. Het is het historisch document van een merkwaardige en hoogst belangrijke ontwikkeling. Een ontwikke ling, die binnen het Jodendom is afgewezen, gestag neerd en geen vervolg heeft gehad. Een ontwikkeling, die nochtans een voortzetting en vervulling heeft ge had in de verschijning van de historische figuur van Jezus Christus als de Zoon des mensen volgens Daniël 7. Zijn verschijning heeft gevoerd tot een dramatisch conflict binnen het Jodendom (Mattheüs 26) en tot het grote schisma van Kerk en Synagoge.
Met het Boek Daniël heeft zich in de Israëlitisch profetische kijk op de geschiedenis een ingrijpende wending voltrokken. Sinds Daniël is de geschiedenis universeel, zij is oecumenisch, zij is eschatologisch. Zij betreft Israël èn de heidenvolken, de aarde èn de hemel, de tijd èn de eeuwigheid. Anders gezegd: zij neemt heel de wereld vanaf de eerste scheppingsdag met alle gebeurtenissen die erop zijn gevolgd en met alle geslachten, die sinds het scheppingsbegin op aarde hebben geleefd, in zich op om alles en allen heen te leiden naar de grote en heerlijke dag des HEREN, de dag “dat de HERE de enige zal zijn en zijn naam de enige” (Zacharia 14 : 9); de dag “dat de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als sterren, voor eeuwig en altoos” (Daniël 12 : 2 v).
Deze universele, oecumenische en eschatologische kijk op de geschiedenis heeft in het Evangelie zijn be vestiging en vervulling gekregen. Daarom is het Boek Daniël méér dan enig ander profetisch Boek onmis baar om het Evangelie te verstaan. Zonder het Boek Daniël kan men de eigenlijke betekenis en draagwijdte van de zendingsopdracht en van het doopbevel in Mattheüs 28 niet verstaan. De universele, oecumeni sche, eschatologische kijk op de geschiedenis van de profeet Daniël is er de vooronderstelling van. Het Evangelie, het christelijk geloof, het authentieke Christendom, - zij zijn gegrond op de grootse, ma jestueuze kijk op de geschiedenis van de grootste aller profeten: de profeet Daniël, wiens naam betekent: God is mijn rechter.
1. graffiteur: muurschilder; hier: muurschrijver
2. eschatologisch gebeuren: gebeuren van het wereldeinde en het wereldgericht
3. apocalyptiek: leer die zich bezighoudt met de dingen rondom het wereldeinde en het wereldgericht.
* Tijdens de voorbereiding op dit nummer kwam mij het bovenstaande artikel van dr. W. Aalders onder ogen. Het werd in Ecclesia 82e jaargang nr. 23, 15 november 1991 geplaatst. Omdat dr. Aalders in dit artikel grote nadruk legde op het belang van het boek Daniël en de apocalyptische kijk op de geschiedenis, geeft de eindredactie de inhoud ervan graag door aan de lezers van nu.
H. Klink
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 augustus 2007
Ecclesia | 16 Pagina's
