Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (4)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door Welken wij hebben ontvangen genade en het apostelschap, tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, voor Zijn Naam. Romeinen 1:5

HOPENDE: De apostel spreekt in deze tekst over de bijzondere gunstbewijzen die hij had ontvangen, namelijk de genade en het apostelschap. Het apostelschap was op zichzelf ook een grote genade die hem was geschonken. De kanttekening zegt er dan ook heel eenvoudig van: ’Dat is, de genade des apostelschaps, of: de genade tot bekering, en bovendien tot het apostelschap’. En als er in de tekst gezegd wordt: tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, dan zegt de kanttekening daarvan: ’Dat is, om de heidenen te brengen tot gehoorzaamheid aan Christus, en tot het geloof’. En als er staat: voor Zijn Naam, dan zegt de kanttekening daarvan: ’opdat Christus’ Naam hun bekend en van hen verheerlijkt zou worden’.

UITZIENDE: Paulus spreekt dus over het wonder van Gods vrije soevereine genade, om een kind en een knecht te mogen zijn. Och vriend, al was Paulus geen apostel geworden, dan was het op zichzelf genomen toch al een heel groot wonder dat de Heere aan zulk een vervolger van Zijn gemeente Zijn genade had willen bewijzen. Daar getuigt hij zelf van, als hij schrijft in 1 Tim. 1:13 en 14: Die tevoren een godslasteraar was en een vervolger en een verdrukker, maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetend gedaan heb in mijn ongelovigheid. Doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus. De genade Gods was dus zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus. Dat is hetzelfde als we hem hier in de tekst horen zeggen, als hij zegt: Door Welken wij hebben ontvangen genade en het apostelschap. De genade die hem was geschonken, was dus door Christus duur voor hem verdiend.

De genade is een eigenschap in God. Al zou de mens niet gevallen zijn, zou er toch ook van genade sprake zijn geweest. God bewees in de staat der rechtheid Zijn liefde aan de nog niet gevallen mens en betoonde hem zijn goedertierenheid. En daarin werd ook de eigenschap van Zijn genade verheerlijkt waardoor Hij de mens onverschuldigd weldoet. De genade Gods schittert echter te heerlijker uit, als hij die bewijst aan een schuldig mens. En zo mocht de apostel een toonbeeld van Gods genade zijn. We spreken immers over algemene en over bijzondere genade.

Onder de algemene goedheid en genade Gods kan een mens nog voor veel zonden bewaard blijven. Men kan daardoor er dus voor bewaard blijven om de gemeente Gods te vervolgen en te verdrukken zoals de apostel heeft gedaan. Maar nu gaan we weer even terug naar 1 Tim. 1, waar de apostel op de woorden, door ons zo-even aangehaald, laat volgen: Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. En dan zal men mij weleens de opmerking hebben horen maken dat we nooit aan Schriftkritiek mogen doen, als alleen bij zulk een getuigenis als we daar vinden van de apostel aangaande zichzelf, als hij zich de voornaamste der zondaren noemt. Bij die tekst mogen we de Schrift wel tegenspreken. We mogen dan gerust wel zeggen: ’Nee Paulus, nu ben ik het niet met u eens. Als Paulus zich de voornaamste der zondaren noemt, mogen we hem tegenspreken en mogen we dus de Schrift tegenspreken. Zulk een Schriftkritiek is niet te veroordelen. Al degenen aan wie God Zijn genade tot hun eeuwige zaligheid bewijst, leren zich als de voornaamste der zondaren kennen.

HOPENDE: Maar anderzijds zal men het dan toch met de apostel van harte eens zijn. We zijn nu bezig met de Romeinenbrief te bespreken. In die Romeinenbrief wordt de leer van vrije genade toch zo krachtig door de apostel verdedigd. En ik geloof, dat al degenen die geen vreemdelingen blijven van het werk van Gods genade, van harte zullen instemmen met de inhoud van deze Romeinenbrief. En dan wil ik er ook nog aan toevoegen, dat men het dan ook nog zo’n wonder acht dat de Heere zulke mensen als de apostel heeft willen gebruiken in Zijn dienst. Men krijgt die knechten toch zo lief die uit eigen zielservaring die leer van vrije genade zo mogen uitdragen.”

UITZIENDE: Dat ligt dan ook wel verklaard in die woorden: tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, voor Zijn Naam. De apostel bezat als persoon de genade voor zichzelf. De genade doet wel gunnend zijn, maar is aan anderen niet mee te delen. Daar komen we in ons leven wel achter. Men kan met diep medelijden zien op man, vrouw, kinderen, broers en zusters, ja, op al zijn medemensen, in het bijzonder op hen met wie men altijd nogal een nauwe omgang heeft. Men zou ze uit de liefde toch ook zo graag in dezelfde genade willen doen delen. Maar och, die genade is toch zulk een vrij Godsgeschenk! Als men echter een voorganger mag zijn in de bediening van het Evangelie, dan bezit men de genade niet geheel en al voor zichzelf. De genade die de apostel persoonlijk bezat, was tot zijn eigen behoudenis, maar zijn apostelschap mocht tot het voordeel van anderen zijn. Nu is het ook weer waar, dat een leraar er goed achter moet komen, dat hij ook in het werk der bediening waarin de Heere hem heeft gesteld, niets ter zaligheid van anderen kan doen. Er zijn wel dominees die zelf mensen bekeren, maar onder hen kan men zich niet met vertrouwen neerzetten. Ze hebben te veel vrucht op hun arbeid. En de ene leraar heeft inderdaad meer vrucht op zijn arbeid dan de ander, want de Heere is er ook weer vrij in hoeveel vrucht Hij Zijn knechten op hun arbeid wil schenken. U moet me daarin dus goed verstaan.

HOPENDE: Ja, ik meen u daarin wel goed te verstaan. En dat ook weer aan de hand van de tekst, want de apostel zegt zo: tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, voor Zijn Naam. De Joden waren zo gehoorzaam niet. En de heidenen zouden het uit zichzelf ook niet zijn, want tegenover de hoofdinhoud van de leer der vrije genade staat elk mens van nature vijandig. De leer van vrije genade kleedt nu eenmaal de mens uit. Als het Evangelie zuiver wordt verkondigd, dan wordt er van de mens niets goeds gezegd. Dan wordt de gevallen staat van de mens niet verzwegen en zijn dodelijke onmacht ten goede hem eerlijk onder het oog gebracht. Dan wordt hem ook gezegd wie hij nog steeds buiten en zonder God geweest is. Er wordt dan dus geen Evangelie gepredikt buiten de wet om. De mens wordt schuldig verklaard aan al Gods geboden. Dat is niet aangenaam voor het vlees. En het is ook zeker niet aangenaam, als er niet op zulk een zoetsappige gemoedelijke wijze een vrome weg van eigen werk voor hem ontsloten wordt.

Och vriend, als Gods Geest er niet in meekomt, dan zal er nooit recht plaats bij ons komen voor de zuivere vrije genadeleer. We kunnen dan uitwendig nog wel van die Waarheid overreed zijn en die Waarheid toestemmen. Och, zulke mensen zitten er nog wel in de kerk. En al bezitten zij geen genade tot hun zaligheid, ze kunnen het ook nog niet onder een gemoedelijke prediking uithouden, waarin de mens met wat wettische vroomheid op de been gehouden wordt. Daarom zoeken ze het nog onder een zuivere afsnijdende en ontdekkende Waarheid. Als de apostel spreekt over gehoorzaamheid des geloofs, dan heeft hij toch wel wat anders op het oog. Het geloof dat hij bedoelt, is immers het oprechte of zaligmakende geloof. Dat geloof geeft alleen gemeenschap aan Christus en doet de ziel ontvankelijk zijn voor Zijn genade. Maar dan moet er ook een ware boetvaardigheid gekomen zijn, opdat men zal weten dat de Heere de rijkdom Zijner genade doet uitblinken tegenover de grootheid van onze schuld. Dan wordt genade werkelijk pardon, maar dan voor een doodschuldige zondaar. Zulk een zondaar leert zijn doemvonnis als rechtvaardig aanvaarden. Die ziet dat er naar de rechtvaardigheid Gods voor hem geen andere weg overblijft dan naar de eeuwige rampzaligheid. En wat ik nu zeg, is geheel Schriftuurlijk.

UITZIENDE: Zeker vriend, is dit Schriftuurlijk. We weten wat er op de Pinksterdag gebeurd is. Als Petrus zulk een ontdekkende prediking bracht, riep men uit: Wat zullen wij doen, mannen broeders? En laten we maar bij de apostel Paulus blijven. We weten wat er te Filippi gebeurd is. Een stokbewaarder heeft daar uitgeroepen: Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? En we weten wat Paulus en Silas daarop tot hem gezegd hebben. Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.

HOPENDE: Deze man werd tot de gehoorzaamheid des geloofs gebracht. De Schrift verklaart dus wel de Schrift. Maar o, welk een wonder is het toch, om zo net als de stokbewaarder, in plaats van zichzelf voor eeuwig kwaad te doen, tot dat geloof in Christus tot zijn eeuwige zaligheid gebracht te worden! We hopen daar de volgende keer nog wat meer op in te mogen gaan.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 2022

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 2022

De Wachter Sions | 12 Pagina's