Een troostwoord voor verbrijzelden
Deze woorden van de profeet Jesaja geven aanleiding om drie zaken te overdenken: Wie God is. Waar God woont. En wat God doet.
Wie God is
Wie is God? Jesaja moest het volk ernstig waarschuwen, zij die om eigen zonde en schuld in Babel waren. Ze vreesden God niet en deden alles wat God in Zijn wetten verboden had. Dan lezen we in vers 13: Maar … (er volgt dus een tegenstelling) ‘die op Mij vertrouwt’. Er was dus ook een volk dat de schuldbrief had thuisgekregen en dat de Heere aanliep met hun nood en ellende. Zulken mag Jesaja Gods welbehagen gaan verklaren en daarbij voert hij de Heere sprekende in. Er zal een overblijfsel terugkeren naar Gods eeuwig welbehagen.
De Heere gaat Zichzelf bekendmaken en openbaren in Zijn Namen. Die Namen openbaren iets van Zijn majesteit en heerlijkheid. Die Namen laten echter ook de grote afstand zien die er is tussen een heilig en rechtvaardig God en een arme zondaar aan wie Hij om Christus’ wil nog genade wil schenken.
‘Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is’. Hij woont in het ontoegankelijke licht, waar Hij als de verheven Majesteit Zijn heerlijkheid toont. Daarom roept Jesaja het uit, als hij geroepen wordt tot dat heilige ambt en daarbij de Heere ziet: ‘Wee mij, want ik verga’. Hij mag een ogenblik de Eeuwige in de eeuwigheid zien, bij Wie geen verandering of schaduw van omkering is. Hij is en blijft tot in der eeuwigheid Dezelfde, in Zijn Wezen, wil en werk. Hij is te rein van ogen om het kwaad te aanschouwen.
Geliefde lezer(es), waar blijven we als God daar indrukken van geeft door het ontdekkende licht van de Heilige Geest in ons hart? Hij zo groot, heilig en rechtvaardig en ik zo… Dan wordt het waar: ‘Zo Gij in ’t recht wilt treden, o HEER’, en gadeslaan onz’ ongerechtigheden; ach, wie zal dan bestaan?’ Niemand.
Waar God woont
Waar God woont, dat gaat de Heere Zelf verklaren: ‘Ik woon in de hoogte’. Daar staat Zijn troon en wordt Hij omringd door vele engelen die als gedienstige geesten al Zijn bevelen uitvoeren. ‘En in het heilige’. Hier verklaart de Heilige Zelf dat Hij ook in het heilige woont. Wie denkt dan niet aan de woorden van de verhoogde Middelaar op Patmos: ‘En in haar zal niet inkomen iets dat ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams’.
Er is een volk op aarde dat daar nu iets van gaat verstaan. Die in het licht van Gods heilige deugden en de spiegel van de wet zichzelf hebben leren kennen als zo’n ellendige zondaar die niet voor deze God kan bestaan. Als ze denken aan Zijn heiligheid en rechtvaardigheid, dat Hij de zonde moet straffen, dan beeft hun hart. Hoe zal het ooit goed moeten komen tussen die God en zo één als ik ben? Zulken leren buigen onder de verdiende straf en billijken het recht Gods. Daarom vragen zij om een middel en dan om een Middelaar en Verlosser, want zij kunnen hun schuld alleen maar dagelijks groter maken. Wat een eeuwig wonder, als dan in het zondaarshart de ruimte buiten zichzelf gezien en beleefd mag worden.
Want, tot wie spreekt God deze woorden? Tot dat volk in ballingschap. Er waren er velen die opgingen in Babel, die zich er best thuis voelden en helemaal geen behoefte hadden om terug te keren naar Jeruzalem. Toch was er naar Gods welbehagen een overblijfsel dat niet mee kon en zich niet thuis voelde in Babel, dat in hun nood en ellende zich tot de Heere gewend had. Dat volk mag nu horen: ‘En bij dien die van een verbrijzelden en nederigen geest is’.
O, eeuwig wonder, en dat voor zo één als ik ben. Verbrijzeld te worden door het ontdekkende licht van God de Heilige Geest, dat vernedert en verootmoedigt voor de heilige God. Dat zijn van die waarlijk verbrokenen van hart en verslagenen van geest, die Petrus verstaan: ‘Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens’.
Wat God doet
Wat gaat God doen? Ziet u dat volk in Babel? Ze hebben de harpen aan de wilgen gehangen en kunnen geen lied des Heeren meer zingen in een vreemd land. Dan is er het eeuwige wonder, dat Hij niet alleen in het hoge en heilige woont, maar ook ‘bij dien die van een verbrijzelden en nederigen geest is’. Weet u wat Hij daar doet? ‘Opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden’.
Hoort u? Die ballingen wisten niet hoe zij ooit terug zouden kunnen komen in Jeruzalem. Ik hoop dat er van die oprechte ballingen mogen zijn die dit lezen, die niet meer weten hoe het ooit goed moet komen tussen de Heere en hun ziel. Hoor eens, er staat tweemaal: ‘Opdat Ik levend make…’. Wat u niet kunt en waarvan u niet weet hoe het moet, dat wil Hij nu doen. En dat heeft twee zaken in zich: Hij roept de dode zondaar tot het leven, opdat hij naar Hem gaat zoeken en vragen. Hij verlevendigt een verachterde in de genade. Dat kan nu omdat de eeuwige Zoon van God verbrijzeld wilde worden op Golgotha. Hij heeft wedergegeven wat wij in Adam geroofd hebben. Daarom kan zo’n gekrookt rietje en zo’n rokend vlaswiekje nog behouden worden om de verdienste van die dierbare Borg en Zaligmaker.
Weet u niet hoe het ooit zou moeten? Roep maar met die blinde Bartiméüs, want: ‘Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, op hen het oog, die need’rig knielen’. Johannes schrijft het: ‘Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde’. Bedel maar om de toepassing aan uw hart, uit genade.
Bij de voorpagina:
Gereformeerde Gemeente Rijssen-Noord
In 1836 ontstaat er in Rijssen een Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk. Vijftien jaar later verenigt deze ‘kleáne koarke’ zich met de in 1843 ontstane Gereformeerde Kerk onder het kruis. In 1862 betrekken de Kruisgezinden een nieuw kerkgebouw aan de Walstraat, waarvan het aantal zitplaatsen in de loop der jaren wordt uitgebreid tot circa 1250. Nadat de gemeente in 1883 in tweeën is gescheurd gaat men verder als Zelfstandige Christelijke Gereformeerde Gemeente en van 1922 tot 1932 behoort men tot de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten. Hierna sluit men zich aan bij de Gereformeerde Gemeenten. Op 11 juli 1953 legt ds. P. Honkoop de eerste steen van het huidige kerkgebouw en op 20 mei 1955 neemt hij de nieuwe kerk in gebruik met een preek over Psalm 132:7-8. Aanvankelijk heeft de Noorderkerk 2400 zitplaatsen, waarvan 200 op uitschuifbankjes. In 1993 wordt dit aantal echter teruggebracht tot 1970. De geschiedenis van de gemeente is beschreven in ‘Elk verhaalt zijn weg en zaken’. Het aantal belijdende leden bedraagt 1306, het aantal doopleden 894.
Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.
Jesaja 57:15
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 2024
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 2024
De Saambinder | 20 Pagina's