In alles weerlegd
‘Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob’. Dit sprak eeuwen geleden de Engel des HEEREN tot Mozes vanuit de brandende braambos (Hand. 7:30, noot 50). Dezelfde Die nu spreekt tot de sadduceeën. God geopenbaard in het vlees!
‘En sommigen der schriftgeleerden antwoordende, zeiden: Meester, Gij hebt wel gezegd. En zij durfden Hem niet meer iets vragen’. Lukas 20:39,40
Ontegenzeggelijk had de Heere gelijk. De sadduceeën konden het schriftbewijs dat Jezus hen gaf dan ook niet aan de kant leggen. Zij beweerden dat door de dood het lichaam stof zal worden en de ziel vergaat – dan houdt de mens op te bestaan. Naar hun eigen redenering moesten zij nu toe stemmen: Indien de ziel niet vergaat maar blijft, dan kan het niet anders of ook het lichaam zal eens weer verenigd worden met die ziel. Door hen de onsterfelijkheid van de ziel te bewijzen, had de Heere hen ook de opstanding bewezen. Dan sprak het vanzelf dat de patriarchen ook uit hun graf zouden opstaan. Het één was onlos makelijk aan het ander verbonden, het gaat om de gehele mens.
In alles weerlegd
De sadduceeën, ‘welke tegensprekende zeggen dat er geen opstanding is’ (vers 27), waren de mond gestopt. Dat betekende vervolgens dat zij alles wat de Heere gezegd had als waar moesten erkennen:
1. Zij wisten inderdaad de Schriften niet, noch de kracht Gods.
2. Na het sterven vergaat de ziel niet, maar blijft eeuwig bestaan.
3. De leer van de opstanding der doden is waar. Er zal een dag aanbreken waarop het woord van Jesaja in vervulling zal gaan: ‘Uw doden zullen leven, [ook] mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij die in het stof woont, want Uw dauw zal zijn [als] een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen’.
4. Evenals het boek Jesaja zijn ook de boeken van de andere profeten gezag hebbend. Inderdaad, de sadduceeën wisten de Schriften niet; ze zouden hun schriftvisie grondig moeten herzien.
5. Er is een toekomende staat die niet zal lijken op deze eeuw, maar heel anders zal zijn. Voor de één een eeuwig wel en voor de ander een eeuwig wee. Onuit sprekelijk voorrecht als een mens waardig zal geacht zijn de eeuw van eeuwige zaligheid te verwerven.
6. Er zijn onzegbaar veel engelen, heilige troongeesten. Er zijn ook onzegbaar veel duivelen die woeden tegen Chris tus en Zijn gemeente.
Indrukwekkend, nietwaar? Met het zwaard van Gods Woord heeft Jezus de leer van de sadduceeën de doodsteek gegeven. Maar zij hebben zich niet bekeerd.
Hardheid en vijandschap
De sadduceeën voelden zich vooral ver nederd en beschaamd voor de mensen. Hun was de mond gestopt, maar ze wei gerden lering aan te nemen. Nee, dat nooit. Ze peinsden er niet over hun dwalingen op te geven – ze waren sadduceeën en bleven dat.
Zwijgend zijn ze heengegaan met het voor nemen om na deze eerste keer nooit meer iets aan de Heere te vragen. Dat durfden ze niet (vers 40). Bang voor hun eigen hachje. Stel je voor dat ze nog eens zouden afgaan...
En de farizeeën? Ze hebben de Heere geprezen: ‘Meester, Gij hebt wel gezegd’ (vers 39). Ze hebben het gemeend, want het bewijs dat de Heere gegeven had, kwam hen uitstekend van pas. Maar het was ondertussen niet meer dan partij zucht, eigenbelang en eigen eer. Dat is gebleken.
Een week later zou Jezus zich laten binden en voor Kájafas staan. Toen hebben de farizeeën en de sadduceeën zich samen tegen Hem verbonden en Zijn dood gezocht. En geroepen: Weg met Deze, kruis Hem, kruis Hem!
Bij onszelf beginnen
Wat kan een mens, juist ook een kerkmens, zich deerlijk vergissen. Hij méént en redeneert, strijdt en schrijft, maar heeft onder tussen een treffende overeenkomst met theologen als farizeeën en sadduceeën. Waardoor de verwarring toeneemt in plaats van de stichting.
Onmisbaar is dat de hoogste Profeet en Leraar waarheid in onze harten schenkt. Dan wordt onze onwetendheid verlicht en worden de dingen van Gods Koninkrijk waar. De dingen die ons onverschillig lieten of vreemd voorkwamen, die we verachtten of bestreden, zullen heilig gaan geuren van rechtvaardigheid, heiligheid, welbeha gen en genade. En gepaard gaan met het wonder dat Christus ook de tegensprekers vanbinnen de mond weet te stoppen.
’k Geloof ook in den Heil’gen Geest, Dien w’ eren,
Die onzen geest wil troosten, leiden, leren.
’k Geloof één Kerk, een algemeen genootschap,
Geheiligd, en vergaard door ’s hemels boodschap;
Dat Christus’ volk in heilgemeen- schap leeft;
Dat God, om ’t bloed Zijns Zoons, mijn schuld vergeeft;
Dat ook mijn vlees zal uit het stof verrijzen,
En ik mijn God in ’t eeuwig leven prijzen. (Eerste berijming van de Twaalf artikelen des geloofs, vers 2)
(slot)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 mei 2022
De Saambinder | 24 Pagina's
