Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. Labee over: Worstelen van Jakob

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. Labee over: Worstelen van Jakob

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wilt u iets schrijven over het worstelen van Jakob met God?

De onbekende Man

De vraagsteller vroeg zich af of het echt ‘lichamelijk’ worstelen was of dat het meer een ‘geestelijk’ worstelen was van Jakob met God. Al lezend in de geschiedenissen van Jakob was ook opgevallen dat hij (!), dat is Jakob, bij de geboorte van de derde zoon van Lea, hem de naam Levi gaf. Waarom toch?

Over de laatste vraag kunnen we kort zijn: ongetwijfeld ‘proeven’ we hier iets van de nood van Jakobs’ leven. Hij heeft eenvoudig gedaan wat zijn vrouw Lea begeerde. Noem hem Levi, want ‘nu zal zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard heb’ (Gen. 29:34b). Jakob heeft maar gedaan wat zijn vrouw Lea begeerde...

Maar de nood van Jakob is nooit groter geweest dan in die nacht aan de rivier de Jabbok. Nadrukkelijk moeten we stellen dat niet Jakob worstelde met God, maar dat God worstelde met Jakob! De Heilige Schrift laat ons weten: ‘en een Man worstelde met hem, totdat de dageraad opging’ (Gen. 32:24b). Jakob staat als het ware bij de grens van het Beloofde Land.

Daar wordt naar zijn naam gevraagd en moet hij zijn ‘paspoort’ laten zien. De toegang wordt hem belet, want er ligt nog zoveel schuld. Schuld jegens Ezau, allermeest schuld tegen God. Zowel letterlijk als geestelijk begint dan die worsteling. Niemand minder dan de Zoon van God in menselijke gedaante grijpt hem aan. Tijdens die bange worsteling denken we dat Jakob gewaar moet zijn geworden Wie hem aangreep.

Lezer(es), bent u, ben jij al eens aangegrepen door een heilig en rechtvaardig God? O, dan blijft er van ons leven en loven, beleven en geloven niets over. Maar wonderlijk: ‘En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het gewricht zijner heup aan...’ (25b). De Man, Die de schuldige zondaar de weg versperde, spaart de zondaar. Bij de Jabbok schittert dat geheim: Jakob heb Ik liefgehad! God kan Zijn eigen werk nooit tenietdoen vanwege het eeuwige welbehagen. De sterke God gaf de zwakke - weliswaar dapper worstelende - Jakob kracht. Tegelijk zal Jakob levenslang weten hoe zwak hij is. De kanttekening (37) legt vers 25b zo uit: ‘Dit is menselijkerwijze gesproken. De Heere Zich voegende naar de menselijke zwakheid, laat Zich overwinnen, om Jakob te verzekeren van een goede uitkomst over het aanstaande gevaar; maar Hij kwetst hem ook, opdat Hij hem leerde gevoelen zijn eigen zwakheid’.

De onverdiende zegen

Als het vervolgens daagt in het oosten, begeert de Engel des Heeren weg te gaan. Op dat moment horen we waar het Jakob om te doen is: ‘Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent’ (26b). Eigenlijk horen we hier waar het Jakob zijn leven lang om te doen is geweest: de verbondszegen. Ten diepste ging het deze kreupelganger om de beloofde Messias. Er is veel over Jakob te zeggen, maar dat oprechte verlangen tekent toch zijn gehele leven. Dan vraagt de Man hoe zijn naam is. Zou Jakob niet onmiddellijk hebben gedacht aan dat ogenblik dat hij met bedrog knielde bij zijn oude vader Izak?

Twintig jaar geleden gaf hij zich uit voor Ezau en ontving hij op listige wijze de eerstgeboortezegen. Nu komt hij eerlijk voor de dag als Jakob, een onwaardige die nergens meer recht op had. Wat moet het geweest zijn toen in de morgenschemering de zegen verkregen werd! Na die onvergetelijke nacht vervult een heerlijke vrede zijn ziel. ‘En Jakob noemde den naam dier plaats Pniël: Want, zeide hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. En de zon rees hem op...’ (30b, 31a).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 2020

De Saambinder | 20 Pagina's

Ds. Labee over: Worstelen van Jakob

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 2020

De Saambinder | 20 Pagina's