Overwegingen bij de Europese stembus
Deze zomer, op 24 juli 1984, is het 35 jaar geleden dat voor het eerst een SGP’er, in de persoon van ir. L. van der Waal, lid werd van het Europees Parlement. Hij vertegenwoordigde de combinatie van SGP, GPV en RPF. Dat een staatkundig gereformeerd politicus in Brussel en Straatsburg opereert, lijkt inmiddels vanzelfsprekend nu drs. B. Belder al bijna twintig jaar daar actief is. Maar de deelname van de SGP aan de Europese verkiezingen ging niet zonder slag of stoot. Het is interessant om na te gaan hoe de discussie in de SGP destijds werd gevoerd en welke argumenten werden gewisseld.
De leden van het Europees Parlement werden in het voorjaar van 1979 voor het eerst rechtstreeks gekozen. Voordien werden zij uit en door de nationale parlementariërs gekozen. Al eerder was binnen de SGP de vraag aan de orde gesteld op de Algemene Vergadering van 21 februari 1961 of de SGP aan Europese verkiezingen zou moeten deelnemen. Het hoofdbestuur had toen bij monde van ds. Zandt geantwoord dat het in het voornemen ligt om ‘deze aangelegenheid nog eens grondig te bekijken’ wanneer het tot verkiezingen voor het Europees Parlement mocht komen.
Zandt proeven
Die voorzichtige uitspraak bleek in 1978 voer voor discussie. Het hoofdbestuur benadrukte dat ds. Zandt wel zo verstandig was geweest om SGP-deelname aan verkiezingen voor het Europees Parlement niet op voorhand af te wijzen. ‘Die ds. Zandt goed gekend hebben, proeven hem. Tenslotte was politiek optreden hem geenszins vreemd.’ Hij hoedde zich ervoor een uitspraak te doen, omdat dit zijn verzet tegen Europese eenwording verzwakt zou hebben. Daar hadden de tegenstanders echter geen boodschap aan. Zij zagen niet meedoen aan de Europese verkiezingen als een logische consequentie van het afwijzende standpunt van de partij ten aanzien van het streven naar Europese staatsvorming.
Vaandelvlucht
Het hoofdbestuur van de SGP pleitte daarentegen in 1978 wel vóór deelname aan de rechtstreekse verkiezingen voor de leden van het Europees Parlement. Want de beginselen van de Reformatie zijn het waard om daarvoor te blijven strijden. Nu er een mogelijkheid komt om daartegen stelling te nemen ‘zouden wij vaandelvlucht plegen en de banier bezoedelen, wanneer wij een mogelijke plaats niet zouden innemen’, zo beargumenteerde het hoofdbestuur zijn keuze. Tegenstanders voerden een keur van argumenten aan om het hoofdbestuur op andere gedachten te brengen. Ik vat ze kort samen:
1. Het beginselprogramma van de SGP verbiedt deelname; de roeping van de SGP is beperkt tot Nederland, want zij beoogt ‘Gods Woord tot meerdere erkenning te brengen in den lande’;
2. Het Europees Parlement werkt samen met de Europese Commissie mee aan de ondermijning van de nationale zelfstandigheid en uitholling van de monarchie;
3. Deelname aan de Europese verkiezingen betekent een miskenning van de nationale geschiedenis van ons land, waarin de staat een beschermingswal vormde rondom de kerk der hervorming;
4. Het houden van Europese verkiezingen is een zaak van pure volksdemocratie;
5. De grondslag van de Europese instellingen is geheel on-Bijbels;
6. De inbreng van de SGP met één zetel in een parlement van (destijds) 410 leden valt in het niet;
7. Leden van het Europees Parlement moeten het streven naar Europese eenwording onderschrijven;
8. Meestemmen is meewerken aan de Europese ‘torenbouw van Babel’.
In de volgende paragrafen bespreken we deze argumenten.
1. Reikwijdte optreden SGP
Het eerste argument betreft de interpretatie van het beginselprogramma van de SGP. Dit dispuut is samen te ballen in één vraag die in allerlei toonaarden werd gesteld: heeft de SGP haar roeping alleen in Nederland of ook in Europa? Daarop reageerde het hoofdbestuur met een wedervraag: Is de reikwijdte van Gods geboden en beloften soms beperkt tot Nederland, of is hun strekking wereldomvattend? Als hun strekking universeel is, dan kan het niet zo zijn dat het beginselprogramma verbiedt om het politieke getuigenis van de SGP ook buiten onze landsgrenzen te laten klinken. Dan zou het in tegenspraak zijn met de Bijbel.
In het heetst van de strijd gebruikten tegenstanders ook de oneliner: we zijn Staatkundig Gereformeerd, niet Europees Gereformeerd. In feite is dat een ontkenning van de historie, want overduidelijk is de Reformatie een Europawijde beweging geweest. Zij is begonnen in Wittenberg en verbreidde zich vervolgens in alle windrichtingen, ook buiten het Europese continent. Tijdens SGP-vergaderingen wordt gezongen uit het Geneefse psalter. De Nederlandse Geloofsbelijdenis werd in het zuiden van België op schrift gesteld. En de beweging van de Nadere Reformatie werd sterk geïnspireerd door puriteinen uit Engeland en Schotland. Zonder al deze ‘Europese beïnvloeding’ zou er in Nederland niet eens een SGP hebben bestaan.
2. Nationale zelfstandigheid en monarchie
De Nederlandse monarchie en eenheidsstaat zijn van betrekkelijk recente datum. De nationale eenheid kwam eigenlijk pas tot stand in 1796, doordat de Franse overheersers het landsbestuur centraliseerden in Den Haag. En sinds 1814 is Nederland een koninkrijk. In de twee eeuwen daarvoor stonden de gewesten of provincies in grote mate op zichzelf, als waren het zelfstandige republieken. Tegen de eenwording van Nederland bestonden destijds bezwaren. Nu lijkt dat ondenkbaar. Met voorbijzien aan het verleden wordt de nationale staat soms op een zodanige manier verdedigd als was het een scheppingsordening. Dat gaat te ver, ook al koestert de SGP een grote waardering voor de natiestaat en hecht zij sterk aan een nationaal tehuis waarin burgers zich thuis voelen.
Er zijn in de wereld vele krachten aan het werk die pogen om de stabiliteit en het functioneren van nationale staten te ondergraven. Denk aan de tendens van globalisering. Het streven naar Europese integratie vormt mede een reactie daarop. Afzonderlijk zijn de Europese landen immers te klein om een vuist te maken tegenover grote landen zoals China, Rusland, India en Brazilië. Samen sta je sterker. Dat geldt niet alleen als het om economische concurrentiekracht gaat, maar ook als het om internationale vraagstukken gaat waar botsende belangen een rol spelen. De nationale zelfstandigheid is een relatief gegeven, zeker voor een klein land als Nederland, met zijn open economie. Ook met het oog op de bestrijding van internationaal opererende netwerken van criminelen en terroristen is internationale samenwerking door veiligheidsdiensten geboden.
In de SGP-visie is Europese samenwerking nadrukkelijk geen doel in zichzelf, waaraan de lidstaten ondergeschikt zijn. Integendeel, het middel van Europese samenwerking dient de relatieve zelfstandigheid van Nederland juist te versterken. Daarom is de SGP voor internationale samenwerking, maar verzet zij zich tegen supranationale eenwording. Vooral omdat de SGP beducht is voor een omvangrijke concentratie van macht. Dit vloeit voort uit de Bijbelse waarheid dat de mens geneigd is om die macht te misbruiken, ten eigen voordeel aan te wenden, ten koste van anderen en tot schade aan de gerechtigheid.
Als het gaat om de positie van het Oranjehuis is in de afgelopen decennia gebleken dat niet zozeer de Europese Unie als wel de Tweede Kamer zelf het stabiliserende monarchale element in ons staatsbestel (nog) verder heeft beperkt. Denk aan de keuze van de informateur bij de vorming van een kabinet. Terwijl vroeger de fractievoorzitters daarvoor gehoord werden door het staatshoofd, wordt dit nu in de wandelgangen en achterkamertjes van het parlement bedisseld.
3. De Nederlandse geschiedenis
Het derde bezwaar wordt ontleend aan de bijzondere ontstaansgeschiedenis van Nederland. Onder leiding van Willem van Oranje is ons volk in de zestiende eeuw in opstand gekomen tegen de onderdrukking van met name de belijders van de (nieuwe) gereformeerde religie door de Spaanse heerser Filips de tweede. Na een tachtigjarige oorlog werd de republiek der Zeven Verenigde Nederlanden internationaal erkend in het Verdrag van Westfalen. God, Nederland en Oranje vormen een drievoudig snoer en om die reden mag ons land niet aan de Roomse of seculiere Europese machten worden prijsgegeven. Wat hierop te zeggen? Zondermeer is de ontstaansgeschiedenis van ons land bijzonder te noemen. Zeker omdat de natievorming min of meer gelijke tred hield met de totstandkoming van de hervormde kerk in ons land. Eerst was er de roep om vrijheid voor de kerk, zoals Guido de Brès die in 1561 verwoordde in zijn brief aan koning Filips. Daarna kwam in 1566 het Smeekschrift van de Edelen. Toen de koning daarvoor Oost-Indisch doof bleek, kwam het tot de Opstand in 1568. Dit protestantse verzet tegen geloofsvervolging en tegen een centralistisch bewind dat inbreuk pleegde op de vrijheden en rechten van de bevolking in de Lage Landen, vormt voor vandaag een belangrijke stimulans om waakzaam te zijn voor onze staatkundige zelfstandigheid en alert te zijn op nieuwe (sluipende) vormen van (ideologische) onderdrukking. Gewetensvrijheid en rechtszekerheid vormen daarom wezenlijke ijkpunten om ontwikkelingen in wetgeving en beleid te beoordelen.
Tegelijk moeten we erkennen dat Nederland niet geïsoleerd kan worden van Europa. Dat geldt voor het heden, maar ook voor het verleden. Wat over onze landsgrenzen gebeurde op geestelijk, economisch, maatschappelijk of politiek gebied, deed vroeger of later z’n invloed gelden binnen ons land. Vandaag de dag is dat niet anders.
De Europese Unie vaardigt regelgeving uit. Het is zaak om deze voorstellen in een zo vroeg mogelijk stadium te beoordelen en zo nodig een poging te ondernemen die te wijzigen of tegen te houden. Dit is de politieke inzet van de SGP, zowel in de Kamers van de Staten-Generaal als in het Europees Parlement. In het Europees Parlement komen deze voorstellen het eerst aan de orde. Daaronder zijn er die ook de belangen van Nederlanders zullen raken of beïnvloeden. Het zou inconsequent zijn om wel in het nationale parlement gelijksoortige werkzaamheden te verrichten en voor recht en gerechtigheid op te komen, en dit in het Europees Parlement na te laten. Hier past een nuchtere benadering: Europese problemen vereisen ook een Europese aanpak. Je bent als Nederland nu eenmaal niet alleen op de wereld.
Betekent dit dan steun voor verdergaande Europese integratie? Nee, het gaat de SGP om, zoals Groen van Prinsterer dat eens verwoordde, een Europese eenheid in nationale en staatkundige verscheidenheid. De ontwikkeling van de Europese Unie heeft zich de afgelopen decennia in een richting bewogen die onjuist en niet gewenst is. Toch moeten we niet bij de eerste de beste slag of stoot het verzet staken of de moed opgeven. Zoals het hoofdbestuur in 1978 stelde: ‘Het beginsel is het waard dat wij ons daarvoor inzetten tot het meest bitter en verste end.’
4. Pure volksdemocratie
Tegenstanders betoogden dat het houden van Europese verkiezingen een zaak zou zijn van ‘pure volksdemocratie’. In de Europese verdragen is er geen erkenning van het regeren bij de gratie Gods. Het gezag wordt volgens de SGP toch niet ontleend aan het volk?
Inderdaad is de SGP-visie dat overal waar macht wordt uitgeoefend en gezag is toegekend, dit van God komt. Er is geen macht dan van God, zo staat in Romeinen 13. Wanneer de Europese Raad – al dan niet in samenwerking met het Europees Parlement kaderrichtlijnen of verordeningen vaststelt, dan oefent hij het overheidsambt uit. De staatshoofden en regeringsleiders zijn daarbij niet minder of niet meer dan een ‘dienares (=slavin) van God’. De apostel Paulus zette met die woorden de Romeinse keizer met zijn grootheidswaan op z’n nummer. Evenzo kunnen wij nu tegen de zogenoemde Europese ‘Spitzenkandidaten’ zeggen dat zij hun torenhoge ambities niet kunnen realiseren, wanneer de hemel zich daartegen keert. Want God regeert. Dat staat als een paal boven water, wat mensen daartegen ook verzinnen.
Een bestuurlijk principe dat in de traditie van het calvinistische denken past, is de regel dat waar macht is deze zoveel als mogelijk gespreid en goed gecontroleerd moet worden. Concentratie van macht is risicovol. Daarom is het zaak de macht te verdelen over meerdere instellingen die elkaars tegenwichten vormen. De SGP vindt dan ook dat het Europees Parlement primair tot taak heeft om de Raad van Ministers te controleren, alsook veel meer een tegenwicht moet gaan vormen van de Europese Commissie om haar (politieke) ambities te beteugelen.
De argumentatie dat christenen niet mogen participeren in een democratisch bestel, werd ook in 1918 naar voren gebracht ten aanzien van het deelnemen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer door de SGP. Het gaat om bezwaren die parallel lopen. Wanneer deze bezwaren gelden ten aanzien van de Europese verkiezingen, waarom zouden zij dan ineens niet van toepassing zijn bij de verkiezing van een Gemeenteraad, Waterschap, Provinciale Staten of Tweede Kamer? Dat is ongerijmd.
Al gaan velen in ons hedendaagse democratisch bestel er voetstoots van uit dat een overheid haar gezag ontleent aan het volk en dat de hoofdregel is dat de meerderheid beslist, dan komt dat beslist niet in mindering op de geloofswerkelijkheid van de theocratie. De staatsof regeringsvorm is wel van belang, maar niet doorslaggevend. Waar ruimte is om de Bijbelse, reformatorische zienswijze in te brengen, ligt tegelijk de opdracht om dat te doen en daaraan mee te werken, bijvoorbeeld door de uitoefening van het kiesrecht. Of willen we soms dopers zijn en de werkelijkheid ontvluchten? Zeggen we dan in feite niet met zoveel woorden dat God ons op de verkeerde plaats of in een ongeschikte tijd heeft laten geboren worden?
5. Bijbelse basis?
Een vijfde bezwaar luidt dat in ‘Europa’ niets is gebaseerd op het Woord Gods en dat er niet de minste rekening wordt gehouden om in diepe afhankelijkheid te regeren. Klopt dit?
In de eerste plaats mag hier niet onvermeld blijven dat Robert Schuman, een van de initiatiefne-mers van de EGKS, een Europees verband beoogde dat diepgeworteld (‘deeply rooted’) zou zijn in de christelijke waarden die de historie en cultuur van Europa stempelen. In de tweede plaats moeten we helaas constateren dat in de Europese Verdragen deze intentie niet tot uitdrukking komt. De Europese Unie houdt het vaag en noemt de klassieke oudheid, het humanisme, de verlichting en de religieuze tradities. Daarmee miskent zij de historie en identiteit van Europa, want zonder het christendom zou de Europese beschaving en – bijvoorbeeld de institutie van de rechtsstaat ondenkbaar zijn.
Maar ligt dat in ons eigen land volkomen anders? Is er in het Nederlandse parlement, zijn er in Provinciale Staten, Waterschappen en in veel Gemeenteraden christelijke meerderheden? De vraag stellen is haar beantwoorden. De mate van gehoorzaamheid aan het gezag van de Bijbel door een vertegenwoordigend orgaan heeft voor de SGP dan ook nooit als criterium gegolden voor deelname aan de verkiezingen. Veeleer vormt een dergelijke situatie reden te meer om juist wèl deel te nemen. De presentie van de SGP in zo’n orgaan maakt dan een groot verschil, omdat deze vertegenwoordiger op geëigende momenten kan wijzen op de essentie van de overheidstaak: zorg te dragen voor een beleid dat gebaseerd is op basis van de Bijbelse gerechtigheid. Met voorstellen voor aanpassing van beleid, regelgeving of de begroting kan een christelijke volksvertegenwoordiger principieel en praktisch een (bescheiden) bijdrage daaraan leveren.
6. SGP-stem valt in het niet
Het Nederlandse parlement telt 150 leden, een relatief beperkt aantal. Toen de rechtstreekse verkiezingen van het Europees Parlement werden voorgesteld, zou dit orgaan 410 leden gaan tellen. Dat riep bij de tegenstanders het bezwaar op dat de inbreng van de SGP – met waarschijnlijk een zetel zo gering zou zijn, dat zij in het niet valt. Het hoofdbestuur bracht hier tegen in dat de SGP zich nimmer door termen van macht en invloed heeft laten leiden. Ook komt het hoogst merkwaardig over dat, terwijl men voorgeeft allerlei principiële aspecten in deze kwestie van het grootste gewicht te achten, dit getalsargument er met de haren wordt bijgesleept. In de praktijk van de afgelopen (bijna) 35 jaar is gebleken dat de parlementsleden Van der Waal en Belder zich bijzonder plichtsgetrouw van hun taak gekweten hebben. Niet alleen qua presentie bij stemmingen, maar ook als het gaat om het aantal bijdragen in de vakcommissies en plenaire vergaderingen en – niet te vergeten – de rapporteurschappen, het indienen van schriftelijke vragen, wijzigingsvoorstellen, ontwerpresoluties en begrotingsamendementen.
Om vijf voorbeelden te noemen:
van meet af aan heeft de eurofractie van ChristenUnie-SGP stelling genomen tegen het (kandidaat)lidmaatschap van Turkije, met als voornaamste argument dat dit land gestempeld is door de islam en daardoor moeilijk verenigbaar zal zijn met de joods-christelijke en democratische tradities die voor Europese landen kenmerkend zijn;
via amendementen op de Europese begroting heeft Van der Waal eraan bijgedragen dat Nederland ook werk ging maken van palliatieve pijnbestrijding, wat de Nederlandse regering steeds van zich afhield omdat zij koos voor het legaliseren van euthanasie;
In juli 1997 werden twee amendementen van Blokland aangenomen op de resolutie over commerciële communicatie in de interne markt. Het eerste stelde dat reclame niet mag aanzetten tot discriminatie en het tweede dat deze niet kwetsend mag zijn voor godsdienstige gevoelens noch aanstootgevend mag zijn. Bijzonder was dat de eerste wijziging slechts twee tegenstemmen kreeg en de tweede met maar twee stemmen verschil werd aanvaard.
In oktober 2000 reageerde Blokland in een debat over voedselveiligheid op een collega die Feuerbachs uitspraak ‘Der Mensch ist was er isst’ citeerde. Blokland zette daar de wijze uitspraak van de Heere Jezus tegenover: ‘De mens wordt niet verontreinigd door wat er via zijn mond binnenkomt, maar door wat uit zijn mond komt’, namelijk door wat we allemaal zeggen.
In juli 2003, lang voordat de genderideologie in Nederland in discussie kwam, voerde Rijk van Dam het woord over ‘Gender Budgeting’. Hij bekritiseerde deze benadering fundamenteel: ‘Uit deze resolutie spreekt een ideologie die de ene afkeurenswaardige vorm van onderdrukking krampachtig wil bestrijden door een andere ongewenste vorm van dictatuur of groepsdenken in te voeren.’ God heeft de mens als man en vrouw geschapen, een twee-eenheid die elkaar aanvullen, complementeren. “Helaas zijn de harmonieuze verhoudingen grondig verstoord omdat de mens God en zijn gezag niet erkent maar zelf autonoom heer en meester wil zijn. Voor deze oerwaarheid is in de gelijkheidsideologie geen plaats. Daardoor stijgt zij niet uit boven het jaloezie bevorderende conflictmodel waar het gaat om de verdeling van de macht en van het geld.’
7. Verplichting tot Europese verlichting
Bij een deel van de SGP leefde de gedachte dat een lid van het Europees Parlement door middel van een eed of belofte trouw zweert aan de Europese verdragen. Daarmee zou een EP-lid verplicht zijn het streven naar een steeds hechter verbond van Europese volkeren te onderschrijven. Deze veronderstelling is onjuist. De vergelijking met iemand die toetreedt tot Gemeenteraad of Tweede Kamer en een eed van trouw aan de Grondwet zweert, gaat in het geheel niet op. Bij installatie tot lid van het EP worden enkel de geloofsbrieven gecontroleerd. De bevestiging dat het lid rechtmatig verkozen is, is voldoende.
Tot op heden steunt het merendeel van de EP-leden het streven naar voortgaande Europese integratie. Alsof dit proces lijkt op fietsen: wie even stilstaat zonder steun, valt om. En achteruit fietsen lijkt onmogelijk. Vertaald naar Europa betekent dit dat veel Europese politici het vooruitgangsgeloof aanhangen: hoe meer bevoegdheden voor Europa, hoe beter. Dat is een politieke variant van de gangbare idee: hoe meer materiële welvaart, des te gelukkiger de mensheid.
In de laatste decennia is het aandeel van EP-leden dat zich kritischer toont of genuanceerder denkt over de uitbreiding van EU-bevoegdheden toegenomen. Het ziet er naar uit dat bij de komende Europese verkiezingen de politieke partijen die kritisch staan ten opzichte van het alsmaar uitdijende Europese beleid substantieel meer zetels zullen verwerven. Hopelijk gaat dit eindelijk leiden tot een parlement dat meer en beter luistert naar de noden en behoeften van de gewone burgers in plaats van het ‘pleasen’ van de bestuurlijke elite.
8. Wie gaat stemmen, steunt de Europese eenwording
In de kern is dit het ultieme punt van bezwaar. Als de SGP tegen Europese eenwording is, moeten SGP’ers niet deelnemen aan de Europese Verkiezingen, want dan werken zij aan de eenwording mee.’ Met deze redenering schieten bezwaarden zichzelf in de voet. Men zegt tegen een ontwikkeling te zijn, maar benut niet de mogelijkheden om zich ertegen te verzetten, om er daadwerkelijk iets tegen te doen. De bedoeling van het deelnemen aan de Europese verkiezingen is juist om onze stem te verheffen tegen ontwikkelingen die in het licht van de Bijbelse ethiek en gerechtigheid verkeerd zijn.
De Europese verkiezingen worden per land georganiseerd. Iedere EU-lidstaat verkrijgt een van te voren vastgesteld deel van de zetels in het Europees Parlement. De grotere landen meer dan de kleinere. Nederland behoort met 29 zetels tot de middenmoot. De verdeling van deze zetels vindt plaats door middel van verkiezingen volgens het nationale kiesrecht. Dat gaat net zoals bij de verkiezingen van een Gemeenteraad. Indien een deel van de SGP-achterban thuisblijft, zal de raad niet minder zetels gaan tellen, maar komen er raadsleden van andere partijen. Wanneer SGP’ers niet gaan stemmen bij de Europese Verkiezingen, voeren zij daarbij het oprecht gemeende argument aan dat zij niet willen meewerken aan de ‘Europese torenbouw van Babel’ of aan een instelling die regeert zonder het gezag van God en Zijn Woord te erkennen. Intussen is het gevolg van het wegblijven bij de stembus, dat zij wel degelijk eraan bijdragen dat ánderen worden gekozen die (hoogstwaarschijnlijk) wel eenwording en supranationaliteit voorstaan of ongewenste en verkeerde ontwikkelingen willen bevorderen. De SGP verzet zich ferm tegen een Babelcultuur, waarin de Bijbelse waarden en normen terzijde worden geschoven omdat deze het streven naar meer macht en welvaart in de weg staan. Wie niet gaat stemmen, geeft de voorstanders van een Europese superstaat vrij baan. Dat is het regelrechte gevolg van nalatigheid, van het niet benutten van de mogelijkheden die zijn gegeven. Die onverantwoorde vaandelvlucht strookt niet met het kerndoel van de SGP om te bevorderen dat bestuur en beleid gebaseerd worden op Bijbelse uitgangspunten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2019
Zicht | 104 Pagina's
