Watersnood te Scherpenzeel
In de Hervormde dorpskerk van Scherpenzeel gaat op 18 maart 1855 ds. G.L. Fruitier de Talma voor. Het offer der dankbaarheid staat boven zijn preek geschreven. Na dagen van angst mag er toch reden tot blijdschap zijn: na vijf dagen van overstroming is het water snel gaan dalen.
Fries geslacht
Ds. Gerardus Lucius Fruitier de Talma is sinds 9 april 1854 predikant te Scherpenzeel. Hij is daar bevestigd door ds. L.J. van Rhijn, een predikant die veel contacten had in Reveilkringen. Daarvóór diende ds. Fruitier de Talma de gemeenten Hall (1847) en Vreeland (1851). Hij is geboren op 11 november 1824 te ’s-Gravenhage en zoon van Elsnerus Anthon Fruitier de Talma en Johanna Wilhelmina Carolina Schröter. Zijn vader is betrokken bij de Reveilkring te Utrecht, waar hij medeoprichter is van de Vereeniging Utrechtsch Diakonessenhuis en bestuurslid van de Christelijke bewaarschool voor minder gegoeden. Zijn ouders woonden aan de Domstraat. Vader Fruitier de Talma gaf zeven deeltjes met bijbeluitleg uit bij Kemink en Zn. onder de titel Handleiding voor eenvoudigen. Ds. O.G. Heldring schrijft in Christelijke Stemmen het volgende: ‘Het werk is voor den eenvoudigen een rijke schat, voor den heilbegerigen een trouwe gids, voor den onbekende met de Heilige Schrift een voortreffelijke leidraad.’ Deze deeltjes worden een groot succes; in 1873 komt zelfs een vijftiende druk uit.
Ds. Fruitier de Talma is gehuwd met Margaretha Cornelia van Reede en samen hebben zij twee dochters als ze in Scherpenzeel komen wonen. Het gezin wordt daar uitgebreid met een derde dochter en een zoon.
De familienaam is een samenvoeging van Talma en Fruitier. Dit is gebeurd bij het huwelijk van de grootouders van Gerardus Lucius – Pybo Talma en Jacoba Rebekka Fruitier – en het werd sindsdien Fruitier de Talma. De wortels van het geslacht liggen in Friesland (Ferwerd, Donkerbroek, Kollum, Wirdum). Grootvader Sjoerd Gerhardus bouwde het buitenverblijf Ontwijk in Donkerbroek en woonde daar, het blijft daarna ongeveer een eeuw in familiebezit.
De Watersnood
Ds. G.L. Fruitier de Talma staat elf maanden in Scherpenzeel als een overstroming plaatsvindt. Op 5 maart 1855 raakt het opgehoopte ijs in de Rijn in beweging met een zeer hoge waterstand, met als gevolg dat de Grebbedijk doorbreekt. Maar ook aan de overkant – waar de Betuwe ligt – gebeurt dat, de Marsdijk bij Lienden breekt door. Het water stroomt vanuit de doorgebroken Grebbedijk richting Veenendaal, dat spoedig onder water komt te staan. In Scherpenzeel is men nog hoopvol; de burgemeester schrijft aan de Commissaris van de Koning: ‘Ik geef Uwe excellentie te berichten dat er voor deze gemeente vooralsnog geen onmiddellijk gevaar voor watersnood bestaat.’
Het stroomt echter verder als de spoordijk bij de brug van De Klomp doorbreekt. Het water stroomt dan verder vanaf De Klomp naar Renswoude en tegen het noordelijk deel van de Slaperdijk, vervolgens naar de Straatweg tussen Renswoude en Scherpenzeel. Om 8.30 uur bereikt het vloedwater Scherpenzeel, wat dan nog door de Lunterse Beek afgevoerd kan worden. Als deze na een paar uur het water niet kan afvoeren, stromen delen van Scherpenzeel onder water, vooral de noord- en zuidzijde van het dorp.
Als die avond de noodklok in Woudenberg begint te luiden en daarna in Scherpenzeel, weten de dorpelingen dat ook de Slaperdijk doorgebroken is. Veel inwoners slaan op de vlucht en zoeken de hoger gelegen gebieden op. Op 10 maart is het water flink gestegen en veel mensen nemen toevlucht naar de hoger gelegen kerk en de dorpsschool. Even later moet men van de dorpsschool wijken naar de kerk. 191 personen vinden daar uiteindelijk onderdak, onder wie 92 personen uit Woudenberg. Vijf dagen lang verblijven zij daar. Ook het predikantsechtpaar moet in spanning hebben gezeten: mevrouw Fruitier de Talma is hoogzwanger.
De volgende dag stijgt het water niet meer en de dag daarna begint het te zakken. Vanaf de kerktoren ziet de burgemeester dat het gebied rondom Scherpenzeel onder water staat. Als de uiteinden van de Dorpsstraat weer droogvallen, kunnen er 32 inwoners naar hun huizen. Er blijven nog 92 mensen in de kerk. De schade is redelijk beperkt gebleven: vijf huizen zijn ingestort. Het nabijgelegen Veenendaal had een veel hogere waterstand; daar is veel meer schade.
Wat de landbouwers betreft, geoordeeld wordt dat zij alle schade wel te boven zullen komen, op een enkeling na. Verder is er schade bij diverse woningen en boerderijen. Er zijn in Scherpenzeel geen slachtoffers gevallen. Rond de 300 mensen krijgen ondersteuning via de gemeente Scherpenzeel.
Het offer der dankbaarheid
Op zondag 18 maart 1855 preekt ds. Fruitier de Talma ‘in de Zondag-Voormiddag-Godsdienstoefening’ over Genesis 8 vers 20: ‘En Noach bouwde den HEERE een altaar, en nam van al het reine vee, en van al het rein gevogelte, en offerde brandoffers op dat altaar.’ Er is volgens de predikant ruime stof tot dankzegging: ‘Voor enige dagen waren wij in nood der wateren, die langzaam naderden. En vreze beving zelfs het moedige hart. Het verkeer was op deze plaats zelve, even als met de omstreken verbroken. Uw huizen werden ondermijnd, uw akkers onder de golven bedolven, en uw hoven voor een poos onbruikbaar gemaakt. Maar de wateren zijn verdwenen. Wij – vervolgt ds. Fruitier de Talma – hebben aanschouwd wat de Heere kan, doch tevens wat Hij wil doen om Zijns Naams wil. Wij zijn gezegend boven andere plaatsen aan deze en gene zijde der rivieren, wier inwoners verdronken, wier huizen ingestort, wier koren en vee in de vloed verdwenen zijn. God is ons genadig geweest. Geen winden hebben de wateren bewogen, geen regens hebben de grond doorweekt, en de vloed welke ons voorbijgegaan is, heeft ons de schrik des Heeren wel doen zien, maar dit niet in al zijn kracht doen ervaren. O broeders en zusters! Vergeten wij Gods weldaden niet, die in omvang niet te meten, in veelheid niet te tellen zijn; staat dan op, bouwt Gode een altaar, en vertelt wat grote dingen Hij ons gedaan heeft.’ De gehouden leerrede wordt nog hetzelfde jaar uitgegeven ten voordele van de noodlijdenden te Scherpenzeel. Uitgever is J.W. Swaan te Arnhem.
Na Scherpenzeel
Ds. De Fruitier de Talma dient de Hervormde Gemeente Scherpenzeel zeven jaar. In deze periode zit het kerkgebouw tijdens de diensten goed gevuld, de nieuwe galerij wordt goed gebruikt en in de kerk komen extra banken. De predikant komt in Vlissingen op een viertal te staan en wordt er uiteindelijk beroepen. Hij neemt het beroep aan en neemt op 28 juli 1861 afscheid van zijn gemeente. Ds. Fruitier de Talma dient de Hervormde gemeente Vlissingen samen met drie collega-predikanten maar liefst dertien jaar. Zijn vrouw overlijdt op 30 oktober 1863 te Maarssen. Hij trouwt nadien met Gerarda Hermina Hamelberg en uit dit huwelijk wordt een dochter geboren.
Het komt in Vlissingen ook tot een uitgave: Feestrede ter herdenking der verlossing van Vlissingen in 1572. De predikant verkrijgt emeritaat op 29 maart 1874. Het gezin verhuist in mei 1874 naar Amersfoort, de predikant komt zo weer dichter in de buurt van Scherpenzeel te wonen. Ds. Gerardus Lucius Fruitier de Talma overlijdt in Amersfoort op 2 mei 1888. Zijn tweede vrouw zal hem nog een groot aantal jaren overleven: zij sterft op 1 oktober 1907 te Brummen.
In de preek van ds. De Fruitier de Talma komt de volgende passage voor:
Ik ben aan het slot mijner rede gekomen. Is het een woord des harten geweest, het zij dan ook voor geen uwer te vergeefs gesproken. En toch kan ik u dit bedehuis niet doen verlaten, voor ik u nog éne vraag heb gedaan, waarop gij God het antwoord moet geven. Heeft de voorstelling der Gods verheerlijking u geroerd, mijne hoorders? Och, of gij alleen leerde neerknielen als kinderen, die door den Heere gezegend zijn! Ik wil tot vervulling van die broederlijke wens, onder Gods zegen, met een woord van bestuur en vermaning eindigen. En hier richt ik mij het eerst tot u, die u de Heere schaamt, wie de eer der mensen liever is dan de ere Gods. Gij schrikt terug voor de koude glimlach en het verwonderd gelaat der wereld. En daarom laat gij uw warme, Gode erkentelijke woorden achter, of, indien gij ze durft uitspreken, ontneemt gij door onstandvastigheid haar alle kracht, die zij op de naasten hadden kunnen uitoefenen. Nood leert bidden, maar uitredding niet altijd danken. De beloften zijn vele, maar weinige soms de altaren der liefde, de offers der dankbaarheid. Vliedt de geest der wereld, het is een geest tegen God. Hij wacht u op in het verwaten gevoel zijner algenoegzaamheid, om u van eigen waarde en wijsheid te doen dromen. Spreekt hem tegen door hem te vertellen, wat de Heere voor ons gedaan heeft, en voor u. Ook voor u? Ja, gij deelt in de algemene verlossing, in de algemene weldaden welke de Schepper aan Zijn schepselen bewijst, maar er is een andere vraag. Kunt gij reeds goed getuigenis geven van hetgeen de Heere voor uw ziel is? Is er een leven uit God, een nieuw mens geboren, een heilige wandel in vreze zichtbaar? Zo niet, haast u dan geliefden, om van het juk van wereld en zonde bevrijd te worden, die u met ketenen boeien, en aanbidt de Zoon, Die waarlijk vrijmaakt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2023
Oude Paden | 64 Pagina's
