Ijsvermaak
Elk jaar tegen de tijd dat de winter nadert, hoort men voorspellingen doen over de mate waarin het zal gaan vriezen. Op de vraag of het een strenge winter zal worden is echter van tevoren door niemand een juist antwoord te geven, zelfs niet door een knap geprogrammeerde computer. Wel kan men onthouden hoe een bepaalde winter is geweest, maar nog beter is dit te registreren.
Gezegden uit het verleden konden ook alle kanten op, zoals: 'Voor nieuwjaar doet niet af' en 'Als de dagen lengen gaan de nachten strengen'. Deze twee gezegden zijn wel de belangrijkste die de 'ouwe maansjes' op Goeree-Overflakkee in hun tijd gebruikten. Maar als koning Winter inderdaad zijn bijtende tanden laat zien, moeten er maatregelen worden getroffen om vorstschade te voorkomen. Vooral in de landbouw was men hiervoor van geslacht op geslacht zeer op zijn hoede en liet men zich niet gauw verrassen, tenzij een plotselinge koude inval plaats vond zoals in de nacht van 31 januari 1956. Toch vond een groot deel van de bevolking, ondanks bevroren waterleidingen, bevroren landbouwproducten of lichamelijk gezien, wintertenen, tijdens de vrieskou wel enig vermaak. Vooral jongeren richtten hun gedachten bij vriezend weer naar het ijs om weer eens of voor het eerst te kunnen gaan schaatsen. AI had het nauwelijks gevroren, gingen veel kinderen voor het naar school gaan naar de kreek om te zien of die al 'dicht' lag. Zij wierpen stenen, kluiten aarde, spruitenstokken en stukken hout op het glinsterende ijs om de kwaliteit ervan te testen. In een mum van tijd veranderde de toekomstige ijsbaan in een doffe vloer die bezaaid lag met allerlei rommel. Zij stonden er niet bij stil dat op dit gedeelte van de kreek het ijs nooit meer zo goed zou worden dan mogelijk had geweest. Die rommel moest immers worden opgeruimd. Echter als de vorst niet doorzette, verdween dit alles naar de bodem van de kreek en was alles vergeten.
Schaatsen
Ruimde de wind in het winterseizoen via het noordwesten naar het noordoosten dan kon men in de meeste gevallen rekenen op vriezend weer. De donkere regenwolken van de depressies verdwenen allengs en een heldere lucht overspande onze streken. "Ophelderen en vriezen", zei men dan en voegde er schalks aan toe, "de juun een daelder". Immers bij vriezend weer steeg de prijs van uien meestal. Ging men bij vorst in de avonduren of zelfs bij nacht naar buiten toe, dan kon men aan het firmament ontelbare sterren waarnemen. De ene ster fonkelde nog helderder dan de andere. Tegenwoordig met de overvloedige straatverlichting en het altijd aanwezige verkeer met daarenboven de lichtgloed van stedelijke agglomeraties en industriegebieden kan men de sterren bij een onbewolkte lucht nauwelijks meer ontwaren vanwege het onnatuurlijke, dus valse tegenlicht. Voor éénvijfde van de wereldbevolking en tweederde van alle Amerikanen en Europeanen is de Melkweg niet eens meer met het blote oog te zien.
Als het dan van meet af aan begon te vriezen dat het kraakte werden de schaatsen uit het vet gehaald of als het kon lijden werd er een nieuw paar aangeschaft. In de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog was niet iedereen in staat om een paar nieuwe schaatsen te kopen. Hoeveel kinderen moesten het niet hebben van geleende schaatsen, door anderen afgedankte schaatsen, tweedehands gekochte schaatsen of gekregen schaatsen van een fami- Uelid of een goede buur. Friese doorlopers of 'boatjes' dat maakte niet uit en ook maakte het niets uit als de schaatsen met touwtjes in plaats van met gekleurde banden moesten worden aangebonden. Geslepen of niet, men krabbelde er op vooruit!
Dan begon het schaatsplezier. Hard rijden met een stel jongens of met zijn allen achter Jan Troost Arendzn aan die met zijn 'aanhang' een enorme slinger vormde. In hetzelfde ritme raasde de sliert over de baan. Aan het eind gekomen, draaide Jan zich snel om met als gevolg dat de slinger een flinke draai over het ijs maakte. Indien iedereen zich goed vasthield dan kwam de laatste in de punt van de staart in volle vaart terecht aan de kant van de kreek waar meestal het slijpsel van het ijs op randen was geveegd of aangeveegde sneeuw zich had opgehoopt. Daarbij werden de vreemdste capriolen gemaakt en liep men wel eens verwondingen op. Jan was een jaar of veertig maai" met zijn korte benen en felle slag vloog hij als het ware over de baan met de opgroeiende jongeren achter hem aan. Iedereen probeerde uit de buurt te blijven als de slinger weer voorbij raasde. Op het einde van de dag, als het donker begon te worden en de maag begon te knorren keerde men huiswaarts. Stond daar een dampend maal gereed van bijvoorbeeld hutspot met gebakken doorregen spek van het eigen geslachte varken, nou, dan begonnen de wangen te gloeien van pure gezondheid. De jongens gingen in groepjes ook wel over kreken, toedrachten en brede sloten tochten maken. Het was daarbij wel jammer dat men steeds over een dam moest klauteren of over een kunstwerk waar men niet onderdoor kon gaan. De Friezen noemen dat 'klunen', maar wij kropen op onze knieën over de obstakels om de schaatsen niet te beschadigen. Op sommige gedeelten kon men soms niet rijden vanwege het opgewaaide stof van de landerijen of vanwege het bevroren oppervlak van talloze groene kroosplantjes. Maar de jongens kwamen toch tot Nieuwe Tonge of tot het gors langs het Haringvliet. Enkele mensen onder wie veearts Van Hemert schaatsten eens van Sommelsdijk naar Ouddorp en terug. Het is bekend dat Friesland en de weidegebieden van Nederland veel meer mogelijkheden bieden voor schaatstochten dan hier op Flakkee. Maar, nu het water in onze omgeving niet meer zo brak is als vóór de afsluiting van de zeegaten en zoet water ook sneller bevriest, kan men hier na het graven van grotere watergangen, zoals het Zuiderdiep van Stellendam tot Dirksland, als liefhebber van de lange baan zich ook wat meer bekwamen.
Dichtbij het dorp op de kreek schaatsten de volwassenen meestal in paren het zogenaamde 'beentje over". In een fiere houding en dus stijlvol draaiden zij op de daarvoor geschikte schaatsen steeds halve cirkels en maakten dan op het andere been de volgende halve cirkel alsmaar in de breedte van de baan. Overrijden ging niet op Friese doorlopers. Daarvoor waren de houten bootjes in de handel gekomen gevolgd door kunstschaatsen die wel van zilver leken. Net voor de genoemde oorlog kwamen zelfs ijzeren schaatsen m de handel. Daarmee kon men ook ovemjden maar deze 'ijzeren ijzers' waren toch van mindere kwaliteit. Als het erg druk was, botste men wei eens tegen elkaar op of men botste op een groepje kinderen dat met de slee zich een weg baande. De drukte veroorzaakte ook veel scheuren in het ijs waardoorheen soms het water naar boven borrelde. Langs de kreekkanten liep soms ook het zogenaamde welwater het ijs op en op plaatsen waar de landbouwschuren langs de kreek waren gebouwd, liep het bruine gierwater eveneens op de ijsvloer die elke nacht weer dikker werd. Bij al dat schaatsen ontbrak het wedstrijdelement niet. Er werden door het bestuur van de ijsclub korte baan wedstrijden gehouden voor de schooljeugd. Ook voor het overrijden, ook wel schoonrijden genoemd, werdeiesoms wedstsijden georganiseerd. Tijdens zulke wedstrijden was er veel bekijks. De meest verwoede schaatsliefhebbers kwamen in de avond terug om nog een paar baantjes te trekken. Dat kon goed, vooral bij maanlicht. Ik heb eens een vrouw gesproken die haar man had leren kennen op de Bierkreek te Stad aan 't Haringvliet bij... maanlicht. De Wildemanskreek is in de strenge winter van 1939 elektrisch verlicht geweest. Daarna werd het oorlog en net na de oorlog in 1946 is deze kreek helaas gedempt.
De slee
Niet alleen de schaatsen, ook de sleetjes werden van de zolder gehaald. Een touw eraan gebonden en 'hup' de kleine uit het gezin kreeg een gratis ritje over het ijs op de houten slee. Sommige sleetjes waren van metaal met slechts een houten zitvlak. Die sleetjes leken niet echt. Bij ons thuis hadden we twee houten sleetjes, gemaakt door wagenmaker Han van Driel. We hadden geen betere kunnen wensen, wat een vakwerk! Zittend op de slee met in elke hand een stekker om in het ijs te kunnen prikken en zich daarmee af te zetten en gang te maken. De jongens daagden elkaar uit: "doewe wie 't hardste kan rieje?" Maar de echte baanwedstrijden werden door het bestuur van de eigen ijsclub georganiseerd. In elk dorp bestond wel een ijsclub en de besturen ervan hebben zich stuk voor stuk meer dan eens verdienstelijk gemaakt.
In het begin van de vorige eeuw werden er door de ijsclub van Sommelsdijk ook wedstrijden gehouden met de stekker of prikslee. Waar die wedstrijden werden gehouden? Daar was in die plaats maar één locatie voor: de Wildemanskreek. Deze kreek slingerde voor een belangrijk deel dicht langs de bebouwing van grote landbouwschuren en rijtjeshuizen. Die gaven aan deelnemers van de wintersport zowel als aan de toeschouwers langs de kant veel beschutting tegen de koude vrieswind. De 95-jarige Teun den Boer, bewoner van het rusthuis 'De Goede Ree', vertelde me onlangs erover dat hij als kleine jongen had deelgenomen aan zo'n wedstrijd met de stekkerslee. "We kregen allemaal een reepje chocolade uit handen van Dirk Joppe, de kassier van de Boerenleenbank in de Enkele Ring. Een reepje chocola vormde toen een ware traktatie." Maar Teun was ook getuige van de 'echte' stekker-sleewedstrijd op de kreek, die voor senioren was georganiseerd. Zulke wedstrijden veroorzaakten veel sensatie. Het parcours liep vanaf de Langesluus tot aan de houten brug bij de schuur van Bom. Het waren toen, volgens Teun, niet alleen barre tijden wat het weer betrof, maar ook in sociaal-economisch opzicht stond de barometer slecht, terwijl die met vorst juist zo goed staat. De senioren, meest getrouwde mannen, wilden zich toen best in het zweet stekkeren want de prijzen waren zeer aanlokkelijk: kijk maar: Ie prijs: 5 mud eierkolen 2e prijs: 4 mud eierkolen 3e prijs: 3 mud eierkolen
"Zoveel?" vroeg ik aan Teun. "Ja, maar een mud kolen kostte toen tachtig cent", lachte hij een beetje en zag in zijn herinnering de overgebleven finalisten. Hij noemde ze op: Marien Breeman, Arie Hoogzand, Gerrit Lodder en Piet Vroegindeweij. Wie de winnaar is geworden wist Teun niet meer. Ik meen te weten dat het Marien Breeman was. Er vielen vroeger ook wel andere prijzen te behalen met de stekkerslee. Bijvoorbeeld een zijde spek. In zo'n geval riep het publiek de deelnemers aan zo'n wedstrijd toe:
stekkere, stekkere dienkt om 't spek!
"Och", zei Teun, "spek was soms zo goedkoop dat de slager het haast niet kwijt kon." Chef Smit, een van de acht slagers uit Sommelsdijk (thans géén slagers) had eens een stuk spek buiten de winkel opgehangen, maar niemand nam het mee! Integendeel, iemand had er een stuk spek naast gehangen...
Zonder wedstrijd
Zonder wedstrijd werd er natuurlijk ook volop gestekkerd. Allerlei groepjes jongeren gingen op de slee een tochtje maken, het liefst naar Nieuwe Tonge. Zij volgden de kreken door het Oudeland van Sommelsdijk langs de boerderijen van A.J. de Wit, A.J. Kastelein en J. Tanis. Vandaar ging het naar 't Luuzegevecht aan de Armenweg en vervolgens naar de vlakte van Nieuwe Tonge waar het erg druk kon zijn. Dergelijke tochten heb ik met de school- en buurtjongens ook wel gemaakt.
De fles
Sommige ouderen maakten ook wel graag zo'n tochtje maar niet voordat zij voor hun slee voldoende hadden getankt. Zo'n groepje werd gevormd door een vijftal wintersportliefhebbers. Onder hen bevonden zich de gebroeders Huub en Pauw. Voordat deze vijf mannen per slee een ritje door het Oudeland zouden gaan maken, hadden ze eerst wat centjes bij elkaar gelapt. Eén van hen zou bij Keetje Gouds waard in de Sint Joris Doelstraat een kannetje gaan halen. Wie er bij Keetje om geweest is, is niet bekend maar het zal hem, denk ik, zwaar gevallen zijn niets van de heldere inhoud van de groen doorschijnende fles te nemen voor hij zich bij zijn kameraden aansloot. Met de fles op schoot, een beetje weggemoffeld onder de slippen van de jas gaf deze man, die zich als leider van het groepje had ontpopt, het startschot zonder daarbij gebruik te maken van een vuurwapen. Eenmaal goed op weg werd er halt gehouden om de kwaliteit van de heldere inhoud der fles of kruik te keuren. Ieder dronk een portie uit hetzelfde glaasje. Na een poosje werd de toch voortgezet. Maar halverwege de volgende kreek stopten zij opnieuw. Misschien werd er dit keer een toast uitgebracht op koning Winter. Na wat heen en weer gepraat begon het vijftal weer te stekkeren, steeds verder van het dorp af. Wanneer men het glaasje niet al te vol schonk, konden zij dit wel een keer of vijf, zes herhalen.
Helaas raakte Pauw achterop. Hij was in één van de zijsloten gereden. Op een gegeven moment merkten de overige vier mannen dat Pauw de mars niet had kunnen volgen. In het gunstigste geval had hij zonder iets te zeggen, de terugtocht naar het dorp aanvaard, zo redeneerden zij. Maar hij had zich ook kunnen verbergen in een zijsloot. Zo nuchter waren zij nog wel om dat te kunnen veronderstellen. Zij besloten om eveneens terug te keren naar het dorp. maar ondanks hun gloeiend gelaat viel het nu toch wel wat zwaar om tegen de wind in de terugtocht te beginnen. Hier en daar had men nog gekeken waar Pauw zich eventueel zou ophouden, maar ze hadden geen spoor kunnen ontdekken van hun verdwenen broer en kameraad. Thuis gekomen was daar geen Pauw...
Uren later nam de onrust zo toe dat Huub en zijn maats een zoektocht gingen ondernemen in de polder het Oudeland van Sommelsdijk. Het was al geheel donker geworden. Het vroor hard. De mannen bromden wat onder elkaar. Elke voetstap weerklonk in de stilte van de winteravond. Toen zij in de buurt gekomen waren waar Pauw die middag het laatst gezien was en waar zij met gezien was en waar zij met elkaar hadden 'genoten' van het Schiedamse vocht of bocht, begon men nog intensiever te zoeken. Hij werd gevonden! Meer dood dan levend werd hij mee werd hij mee teruggevoerd naar huis. Het ene verhaal wil dat Pauw met het staartje in de fles stiekum ervan door was ge van door was gegaan. In afzondering zou hij zich daaraan te goed hebben gedaan. Een an ben gedaan. Een an der verhaal wil dat de achterblijver min of meer te veel gedronken had en dus niet goed wist wat hij deed of waarheen hij reed. Te veel achterop geraakt zijnde zou hij op goed geluk van richting zijn veranderd. De volgende dag bleek Pauw een bevroren teen (of meerdere?) aan de sledetocht te hebben overgehouden. Maandenlang moest Pauw bijna dagelijks naar dokter Simon Knops op de Voorstraat. Lopen kon hij haast niet meer, maar zijn broer Huub nam hem op de schouders en bracht hem voor behandeling naar de goedaardige en bekwame dokter. Het lopen bleef voor Pauw in zijn verdere leven erg moeilijk en wat hem nog verder restte was een bijnaam die men in vroeger jaren in een dorp al gauw opliep en nooit meer kwijtraakte. In gedachten zie ik hem nog voortgaan; sloffend.
Sneeuw
Op school leerden we verschillende versjes over sneeuwval. "Sneeuw dekt de grond, lustig in 't rond" was er één van. Maar... "'t Is vandaag de witte wereld" werd door ons bij juffrouw Marie Joppe in de tweede klas haitstochtelijk ten gehore gebracht, vooral als er buiten tezelfdertijd grote witte vlokken uit de grauwe lucht neerdaalden. Op een dag viel er zoveel sneeuw dat er in het speelkwartier bijna niemand in het schoolgebouw achterbleef. Honderden sneeuwballen vlogen door de lucht en in een hoek van het achterplein stond meester Piet Dirkse onophoudelijk sneeuwballen te gooien die door de meisjes van zijn klas werden aangereikt. Hij kreeg dus volop munitie. De meester gooide al deze ballen naar de jongens die met zijn allen een front hadden gevormd om de meester de bekogelen. Natuurlijk vielen de meeste ballen naast het doel maar de zeer sportieve Dirkse kreeg er toch veel van om zijn oren. Sommige kinderen hadden er tintelende vingers van gekregen.
In de straten werden door de kinderen sneeuwpoppen gemaakt, soms van groot formaat. Kleine sneeuwpoppen verschenen in de ouderwetse vensterbank of op het stoepje voor het huis. En laten we eerlijk zijn, de pop die door het kleinste kind gemaakt was, was de mooiste, ook al was er een armpje afgevallen en het geen voeten had. Als er zoveel sneeuw gevallen was dat de aarde werkelijk onder een dik pak verdwenen was, werden de baksleeén van de zolder gehaald. Lang niet ieder gezin bezat zo'n bakslee maar ze waren toch ook niet zo zeldzaam. Ze waren meestal groen geverfd en met witte letters stond in schoonschrift de naam van de eigenaar erop. Ook wel het jaartal erbij. Tal van kinderen hebben er enorm veel plezier aan beleefd. De arreslee was beslist minder talrijk. In Sommelsdijk hadden de boerenfamilies Buth, Joppe, Mijs?, Rozenheek en Vis van Heemst een arte in het wagenhuis staan. Die werd met voldoende sneeuwval voor de dag gehaald. Wanneer een arteslee door de besneeuwde straten van het dorp reed, hoorde men die al van verre aankomen. Het paard dat voor de slee gespannen was, droeg het daarvoor speciaal ontworpen arretuig met rinkelende belletjes. Een prachtige pluim was op het fiere hoofd geplaatst en boog met elke beweging van het hoofd mee. Jaapje Rozenheek ging zelfs met de gedemonteerde bak van de bakfiets van bakker Bienefelt die op zijn arreslee werd geplaatst, door het dorp en naar de buitenboeren brood bezorgen. Wat mooi... Kunstschilders hebben door de eeuwen heen allerlei vormen van ijs vermaak aan het doek toevertrouwd. Op het moment loopt een schilderijententoonstelling in het Mauritshuis te Den Haag over al deze winterse taferelen. Vooral Hendrick Avercamp (1585-1634) werd er beroemd door.
Met dank aan Kees Buth, voor het lenen van zijn foto's.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 2002
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 2002
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's