Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paarden in een mijnenveld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paarden in een mijnenveld

(een oorlogsverhaal)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tussen de Bospolder en de Kroningspolder, niet ver ten westen van de Eendenkooi, lag een smalle strook grasland dat in de volksmond „Lombok" werd genoemd. Geograflsch behoorde het tot de gemeente Stellendam en de familie Vogelaar was er eigenaar van. Het grasland leende zich bijzonder goed voor beweiding.

Landbouwer J. C. Roodzant, wiens boerderij (thans bewoond door zijn zoon Jan) aan de Noorddijk te Melissant was gelegen, kon het grasland van de familie Vogelaar in huur verkrijgen. We schrijven april 1945. De tweede wereldoorlog woedde nog aan vele fronten. Goeree en Overflakkee was nog steeds door de duitsers bezet. Overal bestond er gevaar! Met zijn medewerkers bracht Roodzant het voor elkaar een stevige afrastering om de acht ä negen ha grote weide aan te brengen. Deze afrastering bestond uit zware trambielzen die met drie, op een afstand van ongeveer dertig cm boven elkaar gespannen prikkeldraden aan elkaar werden verbonden. Het weer was prachtig en er brak in 1945 een lente aan, die maar heel weinig zal zijn overtroffen. Dagelijks scheen de zon onbelemmerd en dit duurde ongestoord voort. Geen wonder dat het gras zo hard groeide.

Herinneringen

Ons eiland was reeds in februari 1944 door de bezetters voor ongeveer de helft onder water gezet. De mensen uit het zogenaamde „natte gebied" werden te voren geëvacueerd.

Roodzant had op de boerderij eveneens een aantal evacué's uit het geïnundeerde gebied onderdak verschaft. Het was de familie K. van Loon van de Battenoordsedijk te Nieuwe Tonge. Deze familie had ook het vee meegenomen, waaronder een aantal paarden. Paarden, ja, dat waren dieren naar ieders hart. Maar zeker naar het hart van Roodzant. Reeds op vijQarige leeftijd mocht hij met de knecht. Jaap de Geus, op de wielslee mee rijden. Hij mocht toen zelfs de paarden mermen (leiden) en dat vertelde hij bij thuiskomst vol trots aan zijn moeder. Even schoot zo'n jeugdherinnering te binnen. Ze werden echter oimiiddellijk verdrongen door andere herinneringen waarbij de emoties moeilijk te onderdrukken waren.

Zorgen

Vanwege dat uitzonderlijk mooie voorjaarsweer bracht Roodzant al vroeg de paarden naar de weide langs de Bospolder. Een driejarige stamboekmerrie met de mooie naam Sabina d'EHEA, een tweejarige merrie en verder nog een jaarling genaamd Honda van de Troffel. De moeder van Honda staat nog in afgebeelde vorm op beide palen van het toegangshek bij de boerderij.

Nog twee andere paarden, een driejarige ruin en een tweejarige merrie van van Loon werden naar de weide gebracht. De paarden konden beter in de weide lopen en zeker in een tamelijk afgelegen gebied, dan dat zij op stal of dichtbij de boerderij werden gehouden.

De Duitsers kwamen regelmatig paarden vorderen en juist in die laatste oorlogsmaanden durfden zelfs individuele soldaten ook nog wel te vorderen.

Paardenbestand

In totaal had Roodzant in die woelige en onzekere tijd, zeven paarden. Drie in de weide, drie werkpaarden thuis op de boerderij en verder nog een vijfjarige goedgekeurde hengst met de indrukwekkende naam „Certain van Coe­gors". Op een morgen kwamen onverwacht een aantal Duitse soldaten op de boerderij en zij beweerden dat „alle Pferden von dem Insel" moesten worden weggevoerd. Gelukkig was er onder de soldaten een echte paardeliefhebberdie de anderen aan het verstand wist te brengen, dat het zonde zou zijn, indien dit dier voor de slacht zou worden bestemd....

Het duitse leger had toen niet meer zulke goede voedselvoorraden! Na het uitdrinken van een beker melk, bliezen de soldaten de aftocht en de mooie, trotse hengst keek grimmig door de leeggevreten ruif.

Later op een dag constateerde Roodzant een enorme drukte op de wurft (erf) van boer Izak Joppe aan de Julianaweg te Melissant recht tegenover café Nelis. De wurft stond vol met gevorderde paarden van de boeren uit de omgeving.

Roodzant begreep direkt wat dat te betekenen had. Zo snel hij kon, fletse hij terug naar de boerderij en gelastte Jan Lisseveld, die op het land met drie paarden aan het ploegen was, zo snel mogelijk de paarden uit te sparmen en met de dieren naar de uitgestrekte boomgaard van zeker vijfentwintig ha van Jan den Baars te gaan, om ze daar tussen de ontluikende fruitbomen te verschuilen.

Aangekomen op stee, konden de Duitsers geen enkel werkpaard vinden. Roodzant was hun net voor geweest en beweerde ijskoud dat andere militairen reeds waren geweest en zijn paarden hadden meegenomen.

Zo werden de Duitsers letterlijk en figuurlijk „om de tuin geleid".

In diezelfde boomgaard van den Baars is meer gebeurd, maar dat had betrekking op de razzia van 21 december 1944, waarover ik in uw blad eerder schreef.

Veilig

De naar de weide gebrachte paarden hepen er heel wat veiliger.... Vredig graasden de vijf paarden in de goed omheinde weide. Het weelderig groeiende gras smaakte hen best. Weliswaar werden ze soms opgeschrikt door ontploffende granaten van het te Hellevoetsluis opgestelde afweergeschut wanneer de gealUeerde vliegtuigen overkwamen. Daar waren ze enigszins aan gewend geraakt, al hepen ze wel naar elkaar toe als het geschut begon te bulderen. De angst verdween weer op het moment dat het geronk van de overvliegende machines verstomde.

Dan begonnen ze weer heerlijk te grazen of ze strekten in de langgerekte weide hun lenige benen. Tussen hen in, graasden de wilde ganzen in alle gemoedelijkheid van moeder natuur. Andere weidevogels, waaronder de luidruchtige scholeksters, kluten, kieviten, tureluurs en niet te vergeten de wulpen maakten de paarden geenszins aan het schrikken. Ze hadden immers niets van elkaar te duchten.

Op avontuur

In die bange oorlogsmaanden gingen vrij algemeen de burgers op zoek naar brandstof Brandstof was enorm schaars. Sommige mensen gingen echter zo ver, dat zij zelfs palen van afrasteringen niet konden laten staan. Ook de bielzen die om de langgerekte weide in de grond waren gezet, werden niet ontzien. Zeker, bielzen bevatten goed brandhout en men heeft er door de omvang en het gewicht gauw een vooorraadje hout mee verkregen. Dat ging toch wel te ver! Het gevolg was dat inderdaad op een dag het alarmerende bericht kwam, dat vijf paarden in desolate toestand in het poldertje van P. D. Sieling waren aangetroffen en dat poldertje lag vol met duitse landmijnen!! De man die deze boodschap bracht is verder onbekend gebleven. Roodzant vroeg zich heel wat af Hoe konden de paarden toch in vredesnaam zijn uitgebroken? De afrastering was toch vakkundig aangebracht? Het werk was indertijd toch niet afgeknoeid?

Men spoedde zich naar de weide. D aar aangekomen zagen ze geen enkel paard. Tientallen bielzen waren net boven de grond afgezaagd en weggenomen. De prikkeldraden lagen in korte en langere stukken los geknipt tussen het gras. Allerlei gedachten kwamen naar boven. Het kon gewoon niet waar zijn dat de paarden naar het mijnenveld waren getrokken. Misschien liepen ze er nog net buiten....

De werkelijkheid

Vier mannen togen over de buitendijk naar het poldertje van P. D. Daar zagen ze het met eigen ogen. Roodzant en Jan Lisseveld keken elkaar in de ogen. Ze zeiden niets. Ook van Loon met zijn oudste zoon Gerrit stonden sprakeloos. Vanaf de buitendijk stonden ze tenslotte machteloos toe te kijken. Er moest wat gebeuren, zij moesten de arme dieren uit hun benarde positie redden. Een tweetal duitse soldaten die iimiiddels waren gearriveerd, verboden de mannen om het mijnenveld binnen te treden. Alsof ze dat van plan waren....

Hoe troffen ze de paarden aan? Twee van de vijf paarden waren ernstig gewond en ze strompelden slechts met moeite voort. Om ze daar uit te krijgen was de alles overheersende vraag. Men begon te roepen en herhaalde dit voortdurend. Stap voor stap bewogen ze zich naar de plek op de dijk waar het geroep vandaan kwam.

Waarschijnlijk herkenden de radeloze dieren de stem van hun baas. De zenuwen bonkten in de keel. Elk moment kon één der dieren alsnog of bij twee van hen, wederom op zo'n verraderlijke mijn trappen. Er gebeurde gelukkig niets. De paarden werden over de dunne, laag gespannen draad heen geleid en de niet gewonde dieren geloppeerden met volle kracht weg van de plaats des onheils. Wegvanuit het mijnenveld! Eén paard rende zo snel, dat vlak achter het dier een landmijn tot ontploffing kwam, zonder verwondingen te veroorzaken.

Volgens majoor Ramachers van het Explosieven Opruimings Commando te Culemborga kan het niet mogelijk geweest zijn, dat een paard op een landmijn heeft getrapt zonder daarbij gewond te raken. Hoogstens kan het zijn, dat het dier in volle snelheid heel toevallig met één der achterhoeven de rand van een mijn heeft geraakt en tegelijkertijd de mijn a.h.w. weg getrapt heeft, de lucht in. De ontsteking zal afgegaan zijn op het moment dat het ding op de kruin van de dijk weer naar beneden viel. Het E.O.C, te Culemborg stelde op aanvraag een aantal copieén van de duitse tellermijnen, zoals ze werden genoemd, ter beschikking.

Uit deze copieén heb ik no. 42 van de ook wel zogeheten paimekoekmijnen, gekozen (ik hoop daar later op terug te komen). Atschuwclijk einde

Atschuwclijk einde

De tweejarige merrie en de jaarling Honda van de Troffel hadden het er slechter afgebracht. Met grote moeite en met niet te omschrijven pijn strompelden de beide dieren uit het mijnenveld. Bij de oudste merrie hing op weerzinwekkende wijze, één der hoeven aan een stuk huid van het been te bengelen. Het lot van haar makker was niet beter. Beiden strompelden ze het mijnenveld uit en wonder boven wonder kwamen ze op eigen kracht toch nog over de bewuste draad heen, die gelukkig laag gespannen was. Ze waren totaal uitgeput. Moeilijk was het dus niet om ze te vangen. Veel moeilijker was het om de dieren uit hun lijden te halen. Ze moesten worden afgemaakt, er was geen andere keuze.

De slagers uit Stellendam waren intussen gewaarschuwd. Bram Jansen (naar zijn beroep Bram de slachter genoemd) samen met zijn zoon Cor en waarschijnlijk ook C. van Wezel waren spoedig ter plaatse. De dieren werden inderdaad afgemaakt en het vlees via „de noodslachting" verkocht

Na de bevrijding kwamen de geallieerden met duitse krijgsgevangenen naarGoeree en Overflakkee. Zij werden o.a. ingezet bij de opruiming van de door hen zelf gelegde landmijnen. Ook het poldertje van P.D. kreeg een grondige

^^"^ Herstel

De drie over gebleven paarden welke ongeschonden het mijnenveld hadden verlaten, waren in volle snelheid weg gerend. Het zou overbodig zijn om te vragen waarheen? Juist, ze holden in de richting van de weide waaruit ze zo gemakkelijk hadden kunnen weglopen. Eigenlijk was het niet eens een uitbraak geweest. Terug in hun oorspronkelijke en vertrouwde omgeving, waar dus nu een open weide lag, kwamen ze tot rust.

Daarna kwam Roodzant met zijn hulpkrachten de weide opnieuw afrasteren. Het was een heidens karwei. Elk stukje overgebleven draad moest worden benut. Er was immers nog niets te koop. Toen het karwei geklaard was hadden ze bijna geen handen meer over....

Roodzant heeft altijd geweten wie de draden hadden verknipt, de bielzen hadden afgezaagd en mee genomen. Het waren twee mannen die het nog niet eens voor eigen brandstof hadden gedaan maar voor de (zwarte) handel. Dat deed nog het meeste zeer.

Het gebeurde wel dat Roodzant ze later tegen kwam, maar hij deed er altijd het zwijgen toe. Alleen de bitterheid viel niet weg te nemen. Roodzant ging liever naar de weide, naar „Lombok". Vanaf die plaats zag hij de nationale driekleur wapperen op de molen van Stellendam.

Hij klom over het hek en liep de grote weide in. De paarden kwamen op hem af Drie, in plaats van vijf Roodzant streelde ze en praatte met ze als waren het menselijke vrienden.

Met dank aan de Redaktie en aan K. Vogelaar voor zijn karakteristieke tekening.

Hoogachtend,

D. Hoogzand

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1987

Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's

Paarden in een mijnenveld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1987

Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's