Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Houvast (voor jongeren)!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Houvast (voor jongeren)!

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De jonge mensen die tegenover me zaten, reageerden tijdens het eerste catechisatie-uur na de zomerperiode uit één mond. Het ging in het gesprek over de wereldsituatie. “Denken jullie nu nooit: in welke wereld kom ik straks terecht?”, vroeg ik hen. Eenparig reageerden ze spontaan met: “Já!”

De reactie is volledig te begrijpen. Waar hebben jonge mensen al niet mee te maken? De kwestie van de oorlog in Oekraïne kwam ter sprake, de klimaatproblematiek, het gevoel van machteloosheid van de politiek. Daarbij is er de druk van school en het gevoel dat je het leven zelf moet zien te máken. In wat voor wereld komen onze jongeren terecht?

Een herinnering

Ik gaf een jeugdherinnering door. Ik vertelde dat ik als tienjarige jongen, kijkend naar televisie, een man zag rennen naar een prikkeldraadversperring. Met beide armen trok hij zich, zo goed en zo kwaad als het ging, naar boven. Hij kwam een heel eind. Toen hij bijna bovenaan was, zeeg hij ineens in elkaar. Vervolgens kwamen enkele soldaten in beeld met een paar honden. Binnen enkele ogenblikken waren ze bij het levenloze lichaam van de man die ze hadden neergeschoten om het uit het prikkeldraad te halen en het weg te slepen. Ik dacht in mijn onschuld: dit moet gebeurd zijn in de Tweede Wereldoorlog. Op dat moment kwam mijn vader de kamer binnen, die me, desgevraagd, vertelde dat dat niet het geval was. Het had zich recent in Duitsland afgespeeld, bij het IJzeren Gordijn (waar ik niet eerder van gehoord had). Toen ik kort daarna op bed lag, ontrolde het hele gebeuren zich nog eens voor mijn ogen. Ik realiseerde me: in Duitsland, op betrekkelijk korte afstand en dat nú?! Waarin vond ik mijn houvast? Op een kinderlijke maar toch heel duidelijke manier waren dat drie dingen: ik dacht aan mijn ouders, het ‘thuis’ en de veiligheid die dat bood. Binnen die beschutting lag ik nú op bed. Ik dacht aan de vrede die wij genoten en had al wel in de gaten dat die vooral gewaarborgd werd door Amerika èn ik dacht aan de Here God: “God is er ook nog…”

Ik vertelde dit aan mijn catechisanten. Hoe is dat met hen? Ik haal deze drie ‘zekerheden’ in dit artikel voor het voetlicht en stel de vraag in hoeverre deze zekerheden er voor onze jonge mensen nog steeds zijn.

Het ‘thuis’

Antoine de Saint Exupéry schreef over zijn ouderlijk huis het boek ‘Le citadel’. Daarin vertelt hij hoe in het woestijnzand van Afrika (waar hij is opgegroeid) zijn ouderlijk huis een baken van rust was. De compound waar hij woonde, bood zekerheid. Zo was het doorgaans in de jaren zestig voor veel kinderen en jonge mensen. ‘Thuis’ was iets wat zeker was. Allereerst was daar het huwelijk van je ouders, het houvast dat hun onderlinge trouw gaf. Heel juist voelde je aan dat deze trouw van hen verwacht werd. De omgeving was doorgaans (nog) christelijk van karakter. Iedereen besefte min of meer dat God van getrouwde mensen trouw en betrokkenheid vroeg. Het veilige ‘thuis’ was dus niet alleen gewaarborgd door de goede bedoelingen van je ouders (die er waren) maar ook doordat zij zich oriënteerden op een wil die groter was dan die van hen en die een waarborg vormde voor het leven, waar je thuis en in het dorp waar je woonde mee vertrouwd raakte. Dat gaf een grote mate van rust en stabiliteit. Bij hoeveel kinderen is dat vandaag de dag nog zo? Hoe velen hebben niet te maken met gebroken gezinnen en onstabiele thuissituaties.

Het feit dat zekerheden rondom seksualiteit die tot voor kort vanzelfsprekend waren, systematisch worden teniet gedaan, maakt het er niet beter op. Al op jonge leeftijd wordt kinderen verteld dat een meisje zich een jongen kan voelen en andersom en dat daar niets vreemds aan is: iedereen kan met iedereen gaan en met iedereen trouwen. Een basisbesef dat iedereen van nature heeft – dat er verschil is tussen een jongen en meisje en dat beiden zich ánders in het leven oriënteren omdat ze anders zijn – wordt, waar het het seksuele betreft, beschouwd als bevoogdend en zelfs gevaarlijk.

Met opzet schrijf ik: waar het de seksuele identiteit betreft. Want los daarvan kan het gebeuren dat de moderne mens het verschil tussen man en vrouw ineens volop laat gelden. Om aan te geven wat ik bedoel, haal ik een gesprek op dat ik vorige week op de radio hoorde. Een panel liet zijn gedachten gaan over het voorstel van minister Van Gennip om door middel van een extra bonus mensen met een deeltijdbaan aan te moedigen langer te gaan werken. In veel gevallen zijn dit vrouwen. Dit stuitte op veel protest bij de panelleden. Hoe kon zij dit voorstel doen? Het ergst was dat zij vrouwen wilde stimuleren te werken door hen extra geld te geven. Ze miskende volledig het verschil dat er doorgaans in arbeidsethos is tussen de man en de vrouw. Een man werkt voor geld en voor status (een nieuwe auto), een vrouw doet dat niet. Zij is uit op een fijn en gezellig leven en weet dat werken en veel geld niet alles is.

De stelligheid waarmee men sprak over een wezenlijk verschil tussen man en vrouw verbaasde me. Deze stelligheid is namelijk voor de moderne mens, waar het het seksuele betreft volstrekt not done, terwijl juist op dat punt het verschil tussen man en vrouw het duidelijkst naar voren treedt! Zelfs een beroep op lichamelijke kenmerken kan men niet verdragen. Een goed jaar geleden kwam de schrijfster van Harry Potter, mevrouw Rowling onder vuur te liggen, toen ze bezwaar maakte tegen het feit dat mannen die ervoor kiezen als vrouw door het leven gaan, zomaar gebruik kunnen maken van paskamers die bedoeld zijn voor vrouwen. Toen ze als reactie op de stroom van protesten die ze te verduren kreeg, opmerkte dat een vrouw aantoonbaar anders is dan een man en erop wees dat een vrouw maandelijks menstrueert, werd ze aan alle kanten verketterd. Uitnodigingen voor lezingen werden ingetrokken etc. Ze had de durf om in te gaan tegen de tijdgeest, die met zoveel verve streeft naar autonomie en gelijkheid dat het aangeven van wat evident is zelfs een taboe begint te worden.

En dat om te voorkomen dat op mensen die hun seksualiteit anders beleven een maatschappelijke druk komt te liggen. Dat uitzonderingen de regel bevestigen mag in dit discours niet meer bestaan. De regel moet zelfs weg.

Hoe verwarrend dit is voor de ontluikende geest van een kind wordt daarbij nauwelijks in aanmerking genomen. Verwarrend, omdat de menselijke geest uit de aard der zaak zoekt naar orde.

In de tijd dat bij een meisje of jongen zowel het lichaam rijpt als de geest ontluikt, tast de geest op het gebied van het seksuele enigermate onzeker naar een orde, om daar een roeping in te kunnen ontdekken. Die orde en roeping wordt jonge mensen aangereikt als ze oog krijgen voor een scheppingsorde, waarvan zij deel uitmaken, een orde die teruggaat op God en die goed is. Deze orde maakt het mogelijk dat man en vrouw kinderen kunnen verwekken en krijgen, waardoor zij vader en moeder worden. Dankzij deze orde konden ook zij geboren worden en bijna als vanzelfsprekend opgroeien in een gezin. Dit alles begrijpt het kind als iets dankbaars – het was de waarborg van het veilige nest waarin het heeft kunnen leven. Datzelfde leven dat zij op die manier ervaren als een geschenk en als een roeping gaan zijzelf, als ze adolescent worden, in.

Maar wát als deze orde niet meer gezien wordt, als dit alles berust op een eigen keus? In dat geval kan de menselijke geest zich niet meer richten op een waarheid die bóven het individuele gevoelen uitgaat en die hem kracht geeft om aan de roeping die daarmee gemoeid is, te voldoen. Zo iemand lijkt op een drenkeling die door het ijs gezakt is en die zich probeert op te trekken aan de ijsrand, die echter steeds afbrokkelt.

Plato heeft dat op een onvergetelijke manier in beeld gebracht. In de Republiek vraagt Socrates zijn gesprekspartner Glauco of hij hem volgen kan als hij de mens als volgt afbeeldt: “Denk je een kluwen dieren in, tamme en wilde. Daarboven teken je een leeuw en dan daarboven heel klein een mens. Vervolgens teken je om de drie gedeelten heen opnieuw een mens. De kluwen dieren zijn de begeerten in een mens. Er zijn goede en slechte begeerten. Zij vormen in de mens het grootste gedeelte. De leeuw is de bezieling in de mens, zijn moed of energie. De derde component, de zogenaamde ‘innerlijke mens’ vormt in de mens het allerkleinste gedeelte; het is zijn geest, waarmee hij omhoog kan zien naar waarheid, naar schoonheid, naar het goede, naar God. Begeerten, bezieling en geest staan met elkaar in verband. Als de geest van mens niet gevoed wordt, de begeerten daarentegen wel, verhongert de geest en wordt hij krachteloos tegenover de begeerten. De geest is niet meer in staat, ook via zijn bezieling invloed uit te oefenen op zijn begeerten. Alleen door gericht te zijn op waarheid en het schone dat zich in de schepping manifesteert als een blijk van het goede (van God zelf), kan de geest gevoed worden en sterker worden dan de begeerten en deze, mede door zijn bezieling, leiden of ook de pas afsnijden.

Doordat de moderne mens geen geest meer kent, kent hij ook de kracht niet meer die uitgaat van een orde en van waarheid, die buiten hem ligt. Hij kent alleen de werkelijkheid en de kracht van zijn wensen en (seksuele) begeerten. Aangezien de mens geest is, zoekt hij echter ook absoluut geluk. Omdat het punt waar de geest zich van nature op richt (de waarheid) is weggevallen, moet hij zijn geluk wel zoeken in de bevrediging van zijn begeerten. Hij is overgeleverd aan zijn eigen wensen en gevoelens, die weinig houvast bieden en een heel wankele basis vormen voor (huwelijks)trouw.

In deze sfeer, zonder geest, groeien kinderen op. Ze gaan een wereld in, waarin trouw een heel wankel gegeven is geworden. Zij voelen dat aan en staan daardoor eenzamer in het leven: het ouderlijk huis biedt in steeds meer gevallen geen houvast meer, iets wat voorheen veel meer wèl het geval was.

De politiek

Het tweede houvast waaraan ik dacht, toen ik de beelden op tv had gezien, was de garantie die de internationale politieke orde bood. Dit was al wel duidelijk: de vrijheid die we genoten was te danken aan de strijd die de geallieerden voerden in de Tweede Wereldoorlog. De geallieerden, onder leiding van de Amerikanen en de Engelsen, hadden ons bevrijd. Zij stonden borg voor de vrijheid die ze ons hadden geschonken. Het besef daarvan hing nog enigermate in de lucht. De vrijheid was een geschenk, een wonder, dat je onwillekeurig in verband bracht met Gods goedheid, die het leven mogelijk maakte. Je voelde dat er politici waren die (nog) onder de indruk daarvan zich aan dit geschenk committeerden, er trouw aan wilden zijn. Dit besef echter werd in de jaren zestig naar de achtergrond gedrongen. De vrijheid werd minder en minder gezien als een geschenk – ze was het product van de mens en zijn wil. Staatsmanschap werd niet meer gezien als een roeping om dankbaar een geschonken orde in stand te houden, maar als een onderneming op eigen initiatief om je ideaal vorm te geven.

Waar het besef van een geschenk en een roeping wegvallen, wordt het politieke bedrijf een opkomen voor het eigen belang en het belang van een groep, waarbij men in het ergste geval er niet voor terugdeinst om tegenstanders te demoniseren en staatkundige en rechtskundige instituties als instrument te gebruiken of te ondermijnen. De politieke praktijk tendeert ook in Amerika meer en meer in die richting.

Ook op politiek gebied wreekt zich een tekort aan geest, aan oriëntatie naar boven: zorg voor een geschonken orde, een besef van een roeping. Onze jonge mensen merken hoe chaotisch het politieke bedrijf aan het worden is en dat deze niet meer vanzelfsprekend een waarborg vormt tegen onrecht en geweld.

De Here God is er ook nog…

Waaraan vinden jonge mensen houvast? God is er ook nog. Onwillekeurig moet ik denken aan Openbaring 13 en 14. In Openbaring 13 is de wereld dicht. In het hoofdstuk is sprake van een beest, dat ontzaglijk veel macht krijgt en de Kerk in het nauw drijft. Het is even afschrikwekkend als stuitend om te zien. Het staat symbool voor de wereldmachten. Voor wie het teken van het beest niet op het voorhoofd heeft, wordt kopen en verkopen (het gewone menselijke leven) onmogelijk gemaakt. Het getal van het dier is die van de bijnavolmaaktheid: 666. De situatie is beklemmend. Wie kan de macht van het dier breken? Dan echter doet zich iets volkomen onverwachts voor. Johannes ziet in hoofdstuk 14 iets totaal anders: de hemel komt in beweging. Hij ziet dat er een groot onweer losbarst van donder en bliksem. Het opvallende is dat het geluid voor degenen die trouw zijn aan God klinkt als hemelse muziek, als harpmuziek. De muziek trekt de aandacht van (ook jonge) mensen, ze richten er zich naar en vergeten de klank ervan niet.

In het verlengde hiervan ziet Johannes 144.000 mensen: zij vertegenwoordigen de Kerk. Eerder werden zij ‘verzegelden’ genoemd. Zij dragen op hun voorhoofd niet het teken van het beest, maar dat van het Lam (zij zijn gedoopt en geven gehoor aan hun doop), dat ze “volgen waarheen het ook gaat.” Het Lam is Christus. Dit beeld drukt veel uit. Een lam is zachtmoedig, ontvankelijk, fris en open. Er hangt een sfeer van onschuld om het dier. Zo was Christus. Ontvankelijk voor God ging Hij zijn weg. Harpmuziek past bij Hem, hoort bij Hem.

Al eerder in Openbaring was sprake van het Lam. Johannes ziet het Lam in hoofdstuk 5 “staande als geslacht.” Het Lam is tot in de dood ontvankelijk geweest voor God en heeft zó de dood overwonnen: het leeft! Het overwon alle machten en krachten en wijst nu de weg, zodat men Hem in het hier en nu kan volgen naar zijn Koninkrijk, waar de hemelse muziek vandaan komt. Die Hem volgen, werden bekoord door zijn muziek. Ze raken er immuun door (dat betekent ‘verzegeld zijn’) voor het geschreeuw en gebulder van deze wereld. Ze zijn door toedoen van het Lam aangeraakt door de Heilige Geest.

Wat hier in symbooltaal is weergegeven, gebeurt! In 1935 werd in Rusland Alexander Men geboren; het was de tijd dat het communisme uiterst repressief was. Zijn gelovige moeder bezocht een kerkje waar hij clandestien werd gedoopt en waar hij als jongen hele dagen doorbracht. Een oudere, kordate, moedige en barmhartige vrouw, die zeer geestelijk was, ontfermde zich over de jongen. Ze werd zijn grote voorbeeld. Hij kwam er in aanraking met grootse literatuur, van onder meer Solovjev. Hij doorzag op jonge leeftijd de leugen van de propaganda van het communisme, studeerde biologie, verdiepte zich in tal van dingen, vertrouwde op God, werd uiteindelijk priester en was ten tijde van het communisme en na de Wende duizenden mensen tot zegen.

Hoe? Op internet is een video-opname van rond 1990 te vinden met een voordracht die de volgende strekking heeft: “Wij zijn met duizenden draden verbonden aan de natuur. We moeten eten, drinken, slapen. Als deze band wordt doorgeknipt, kan de mens niet meer leven. Maar veel méér nog zijn wij verbonden met een hogere wereld. Wij hebben een geest en een hart. Daarom zegt Socrates: ‘Ken uzelf in het licht van God.’ Oriënteer uzelf op deze hogere wereld. Dan wordt leven inzichtelijk, rijk en mooi.” Hij vroeg met overtuiging aandacht voor dit aspect van het mens-zijn, omdat hij wist: deze (her)oriëntatie is het begin van een weg die leidt naar het Evangelie.

Deze boodschap en die van het Evangelie kunnen we in een ‘geestloze’ tijd onze jonge mensen meegeven, in de verwachting dat ze de ‘hemelse muziek’ ervan opvangen en gaan beseffen: ‘God is er ook nog….’


Christelijk leven

Het gaat niet om een snelle slag,

Die wordt gewonnen of verloren.

Wij moeten levenslang ‘t bekoren

Verwinnen, dag aan dag.

Men kan niet boemelen, en bidden:

O Heer, maak alles wel!

Wees gij gedurig in ons midden! –

Dat is de hel.

Want dan is Hij met zijn verschrikken

En toren ons zeer nabij.

Maar die gebroken tot hem snikken,

Troost hij.

Willem de Mérode

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 2022

Ecclesia | 8 Pagina's

Houvast (voor jongeren)!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 2022

Ecclesia | 8 Pagina's