De heilige oorlog (116)
De dood voor ogen en geen antwoord van Boven
De eerste aanval op Mensziel van Diábolus met zijn leger van Twijfelaars wordt afgeslagen. De reus trekt zich terug met zijn leger, maar stuurt iedere nacht een tamboer om stevig op de trom te slaan. Hij hoopt de inwoners zover te brengen dat ze uit vrees met hem gaan onderhandelen.
Oproep tot onderhandeling
Midden in de nacht wordt Mensziel wakker geschud door het hevige lawaai van tromgeroffel. De tamboer die de inwoners tot onderhandelen wil overhalen, spreekt de inwoners toe: ‘Mijn meester heeft me gevraagd jullie te vertellen dat als jullie je gewillig zullen onderwerpen, jullie het goede van de aarde zullen ontvangen. Maar als jullie hardnekkig blijven weigeren, is hij vastbesloten de stad met geweld in te nemen.’ De tamboer slaat nog maar net op zijn trom, of de burgers van Mensziel gaan op weg naar de kapiteins in het kasteel. Niemand geeft hem aandacht of geeft hem antwoord. Hij stopt met trommelen en keert terug naar de legerplaats. Als Diábolus merkt dat hij Mensziel niet met tromgeroffel bereikt, stuurt hij de volgende nacht zijn tamboer zonder trom op pad. Zijn opdracht blijft hetzelfde: hij moet de stadsbewoners laten weten dat Diábolus met hen wil onderhandelen. Als de burgers dan naar hem toekomen, gaat hij echter niet onderhandelen, maar roept hij de burgers toe om zich over te geven. Ze doen weer alsof ze hem niet zien en luisteren ook nu niet naar hem. Zij herinneren zich wat de gevolgen waren toen ze eerder wel geluisterd hebben.
Kapitein Graf
De volgende nacht stuurt de reus opnieuw een boodschapper naar de stadmuur. Het is de verschrikkelijke kapitein Graf. Die spreekt het volgende: ‘O, gij inwoners van de opstandige stad Mensziel! Ik roep jullie op in de naam van prins Diábolus om zonder verder oponthoud de poorten van de stad te openen en mijn grote heer toe te laten binnen te komen. Maar als jullie opstandig blijven, dan zullen we jullie verslinden als het graf als we de stad met geweld hebben ingenomen. Als jullie naar mijn oproep willen luisteren, laat het dan horen. Zo niet, laat het me dan ook weten. De oorzaak van deze oproep is’, zegt Graf, ‘dat mijn heer jullie onbetwiste prins en heer is. Dat hebben jullie eerder al erkend. Ook zal de oneervolle behandeling door Immanuël, nadat Hij mijn heer had aangevallen, niet kunnen voorkomen dat hij zijn recht op jullie laat gelden. Hij zal niet nalaten om de stad weer voor zichzelf op te eisen. Overdenk bij jezelf, o Mensziel, willen jullie je vreedzaam opstellen, of niet? Als jullie je zonder tegenspreken overgeven, zal onze oude vriendschap worden hersteld. Maar als jullie toch weigeren en opstandig blijven, verwacht dan niets anders dan vuur en zwaard.’ Na deze toespraak van kapitein Graf zijn de inwoners totaal verslagen, maar ze geven hem toch geen antwoord. Daarom vertrekt hij zoals hij is gekomen.
Tevergeefs verzoek om hulp
De inwoners overleggen met elkaar en met enkele kapiteins. Daarna kloppen ze aan bij de Oppergeheimschrijver en vragen Hem om raad en advies. Hij is de voornaamste predikant. Ze smeken of Hij hen gunstig wil aanzien in de volgende drie zaken:
1. Ze vragen Hem of Hij genadig op hen wil neerzien en Zich niet meer zo terugtrekt zoals vroeger. Ook willen ze Hem overhalen om naar hen te luisteren als zij hun ellendige toestand Hem vertellen. Maar Zijn antwoord is net als eerst: Hij voelt Zich nog niet in orde en daarom is Hij nog niet in staat hen bij te staan zoals vroeger.
2. Het tweede wat ze Hem vragen is, dat Hij hen zeer zal verblijden als Hij Zijn advies zal geven in de nu zo belangrijke zaken. Diábolus is immers gekomen en belegert de stad met maar liefst twintigduizend Twijfelaars. Diábolus en zijn kapiteins zijn wrede mannen. Ze zijn bang voor hen. De Oppergeheimschrijver antwoordt: ‘Kijk naar de wet van de Prins; daarin kun je vinden wat jullie bevolen is om te doen.’
3. Daarna vragen ze Zijne Hoogheid te helpen met het opstellen van een verzoekschrift aan El-Schaddaï en Zijn Zoon Immanuël. Ze willen dat Hij Zijn handtekening daaronder zet, ten teken dat Hij het onderschrijft. ‘Want, o Heere’, zeggen ze, ‘we hebben al veel verzoekschriften gestuurd, maar hebben nog geen antwoord van vrede ontvangen. Maar het is zeker dat als U Uw handtekening eronder zet, dat dat ten goede is voor Mensziel.’ Het enige antwoord dat Hij echter geeft, is dat ze hun Prins Immanuël hebben beledigd en Hem bedroefd hebben. Ze moeten voorlopig maar handelen naar eigen goeddunken.
Geen uitkomst meer mogelijk
Bunyan toont zich een verstandige zielendokter. De gezaligde zondaar heeft dwaas gehandeld, en moet leren dat hij daarmee de dood verdiend heeft. Zolang dat niet oprecht erkend wordt, is er geen redding mogelijk. Zelfs de Heilige Geest lijkt de boeteling in de steek te laten, om daarmee te laten ervaren dat het bedroeven van de Geest geen kleine zaak is.
Mislukte pogingen tot onderhandeling
De listen van de satan worden nu wel onderkend door de ziel. Het maakt dan niet meer uit of de satan komt met veel schrikwekkend lawaai of in stilte: de schrik voor hem zit diep in het hart nu de vreselijke gevolgen van het afwijken ervaren worden. Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend (2 Kor. 2:11). Zo krijgt de duivel geen voordeel over hen (zie vs. 10). Ten diepste wil de satan helemaal niet onderhandelen. Hij wil dat de zondaar zich onvoorwaardelijk aan hem onderwerpt. Daarmee werpt hij zijn masker van zich, waarmee hij alleen maar bereikt dat de ziel zich terugtrekt.
De dood voor ogen
Ook als genade in het hart gewerkt is, moet ervaren worden dat de zonde de dood werkt. De taal van de dichter Heman blijft niet vreemd: … mijn leven raakt tot aan het graf. Ik ben gerekend met degenen die in den kuil nederdalen; ik ben geworden als een man die krachteloos is; Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand (Ps. 88:4, 5 en 6).
Alle hulp afgesneden
Er blijft nog maar één weg over: de hulp inroepen van de Heilige Geest. Er is alleen nog hoop als Hij het verzoek om redding heiligt. Er kan niet meer gewezen worden op eigen verdienste. Het gebed is daarom dat Hij in genade neerziet. Maar er blijkt nog geen plaats te zijn voor Zijn werk. Hij laat de ziel nog staan. Hij wil zelfs nog geen raad geven.
De gevallen zondaar wordt teruggeworpen op de wet. Hij heeft zijn vertrouwen gesteld op eigen wijsheid en kracht, en is daar nog niet geheel van afgebracht. Die les moet nog geleerd worden. Met grote wijsheid ging Jezus om met de rijke jongeling die tot Hem kwam met de vraag hoe hij het eeuwige leven kon beërven. Jezus raadt hem aan: Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden (Matth. 19:17). Het was om de jonge man te beproeven. Hij ging bedroefd weg. En wat was de les voor de discipelen, die zich afvroegen wie dan zalig kan worden? Bij de mensen is dat onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk (vs. 26). Dat is de les die Bunyan ook wil leren: God werkt in een weg, waarbij het aan onze zijde onmogelijk wordt. Alleen dan is er plaats voor genade. Om dat te leren wil de Heilige Geest Zich nog niet verbinden aan het gebed en werpt Hij de ziel terug op zichzelf. Deze moet er nog meer van doordrongen zijn dat de Zaligmaker is beledigd en bedroefd. Het is nodig dat alle gedachte gevangen geleid wordt tot de gehoorzaamheid van Christus (2 Kor. 10:5). De Heilige Geest bezielt alleen het gebed dat in volkomen ootmoed en onderwerping en uit gehoorzaam geloof wordt opgezonden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's