Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ernst van belijdenis doen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ernst van belijdenis doen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘ 't Loopt tegen Pasen, en omtrent Pasen heeft in vele kerken de openbare belijdenis plaats...’. Zo schreef ds. G.H. Kersten in De Saambinder van 9 april 1925. Hij ging in op een vraag die hem over het doen van openbare belijdenis was gesteld.

We kunnen het herhalen: het loopt tegen Pasen en omtrent Pasen heeft in vele kerken de openbare belijdenis plaats. Zo is het immers nóg. Met de komende paasdagen zullen ook in veel van onze gemeenten jonge mensen... ja, wat? Lid worden? Nee, dat waren ze al, door hun geboorte op het erf van het verbond. Als ‘lidmaten Zijner gemeente’ behoorden ze toen reeds gedoopt te worden! Wat dan? Worden ze dan 'bevestigd als nieuwe leden'? Zo hoort men het inderdaad nogal eens. Maar ook die uitdrukking deugt niet. Laat ik ds. Kersten weer aan het woord laten, geciteerd uit hetzelfde artikel: ‘Bevestiging van leden kent onze liturgie niet. We hebben formulieren ter bevestiging van dienaren des Woords, van ouderlingen en diakenen, ook van huwelijken. Want huwelijken worden bevestigd en niet ingezegend, zo schier altijd op de kaartjes van ondertrouw is vermeld. (...) Onze leden leggen openbare belijdenis af’.

Het ja-woord

Het is altijd weer ingrijpend als jonge mensen hun jawoord geven in het midden van de gemeente. Ingrijpend voor henzelf. Niemand mag toch zomaar belijdenis doen, omdat hij wil gaan trouwen, of omdat hij zijn kinderen wil laten dopen, of - treurig als het zo is! - omdat hij weleens van de catechisatie af wil en z'n ouders steeds zeggen dat het zachtjesaan tijd wordt.

Het is ook een ingrijpend gebeuren voor de ouders. Het is een voorrecht als onze kinderen begeren te gaan in de sporen van Schrift en belijdenis waarop door de ouders met alle gebrek is gewezen. Schreef de apostel Johannes niet: ‘Ik heb geen meerdere blijdschap dan hierin, dat ik hoor dat mijn kinderen in de waarheid wandelen’? Ziende op al die tekorten in onze opvoeding kan het voor een vader en moeder soms zo'n wonder worden dat hun jongen of meisje daar toch nog staat.

Het uur van openbare belijdenis is echter ook vaak een moeilijk moment voor ouders. De gedachten gaan dan heen naar dat andere kind, dat géén belijdenis deed; dat nu misschien voor één keer in de kerk is bij de belijdenis van broer of zus. Wat een zucht kan er dan soms opgaan in het ouderhart: ‘Och Heere, mijn kind, mijn kind’.

Het uur van belijdenis doen is ook ingrijpend voor de kerkenraad. De kerkenraad heeft immers deze jongeren toegelaten tot het geven van hun jawoord. Weliswaar heeft ook de gemeente geapprobeerd nadat de namen van de jonge mensen zijn afgelezen, maar de kerkenraad heeft hen onderzocht en draagt daarom grote verantwoordelijkheid. Waarover ging dan dat onderzoek? Over het hart? Nee, niet over het hart. Hoewel zeker in het persoonlijk contact met elke belijdeniscatechisant getracht zal zijn door te dringen tot hetgeen de jongen of het meisje beweegt. Er zal zeker gevraagd zijn naar wat er leeft in het hart. Maar daarover oordeelt de kerkenraad niet! Wij willen niet de kant van het labadisme op, dat naar een kerk van louter wedergeborenen streefde. De kerkgeschiedenis heeft ons doen zien waar dat toe leidde. Waarover ging het onderzoek door de kerkenraad dan? Over leer en leven. Wat bedoelen we daarmee?

Innerlijke verbondenheid

Het zou wel van grote oppervlakkigheid getuigen als wij meenden dat kennis van de leer er weinig toe doet. Velen denken wel zo. De belijdenisgeschriften? Interessante, waardevolle oude documenten. Niet meer en niet minder. Dit soort vage denken, waarin het blijvend op zoek zijn naar een verre waarheid als ideaal schijnt te worden gezien, is hopelijk onder ons nog niet doorgedrongen. Toch moesten wij maar zeer op onze hoede zijn. Weten de kerkenraden wel hoe de jonge mensen over de leer van onze gemeenten denken? Zijn wij ermee tevreden als zij op de ‘avond voor de kerkenraad’ netjes konden antwoorden op de vragen van het Kort Begrip? Of hebben de ambtsdragers de belijdeniscatechisanten ook onderzocht naar de innerlijke verbondenheid aan de leer van onze gemeenten?

Er steekt vandaag zo'n wonderlijke en verontrustende geest op! Hier ontstaat een groepje dat vragen stelt bij de kinderdoop. Daar vormt zich een kring waarvan men de leden vrijwel hoofd voor hoofd toe ziet treden tot het Heilig Avondmaal - zonder dat ooit werd vernomen dat men zondaar voor God werd. Op een andere plaats ziet men een groep mensen bezield worden door de drang om te evangeliseren, waarbij men echter een boodschap aan de naaste brengt die zelfs Arminius de wenkbrauwen zou hebben doen fronsen. Kerkenraden: let op uw zaak!

Vragen van Voetius

Ook over het leven gaat het onderzoek. Men moet dit niet misverstaan. Een ambtsdrager is geen rechercheur. Het is niet de bedoeling dat een kerkenraad zich op onbescheiden of ongepaste wijze bemoeit met het persoonlijk leven. Maar een kerkenraad mag wél verwachten dat het iemand die openbare belijdenis wil afleggen, van harte ernst is.

De tweede vraag van de vier belijdenisvragen van Voetius spreekt van een ‘daarnaar te zullen leven’. De derde vraag onderzoekt of men ‘trouw, eerlijk en onberispelijk’ zijn leven wil inrichten overeenkomstig de leer waarin men is onderwezen. Wel, dan mag een kerkenraad ook concrete vragen stellen. Dan mag en moet de vrijetijdsbesteding (bijvoorbeeld de zaterdagavond), het omgaan met de media, de zondagse kerkgang, de kleding en de haardracht, kortom, de gehele levensopenbaring voorwerp van onderzoek zijn. En dan mag een kerkenraad een ongeveinsdelijk antwoorden - de term komt uit het doopformulier - verwachten. Het zou een betreurenswaardig misverstand zijn als we deze dingen wettisch zouden achten.

Maar raken we zo geen jonge mensen kwijt? Die vraag wordt - vermoed ik - op menige kerkenraadsvergadering gesteld. Laat het duidelijk zijn: jonge mensen kwijtraken is een heel ernstige zaak. Maar laat het even duidelijk zijn: als jonge mensen om déze dingen afhaken, dan raken wij ze niet kwijt, maar dan zijn wij ze al kwijt. Dan is er geen innerlijke verbondenheid meer met de gemeenten die ons lief zijn. En laten we dan ook hierin duidelijk zijn: jonge mensen kwijtraken is erg, heel erg. Maar de Heere kwijtraken omdat Zijn toorn over de gehele gemeente verwekt zou worden omdat wij in leer of leven het spoor van de Schriften verlaten, is nog duizendmaal erger.

Hartelijk en liefdevol

Iemand vraagt misschien: is er nu helemaal geen reden tot blijdschap als jonge mensen belijdenis willen doen? Ja, die reden tot blijdschap is er! Telkens weer kan het ontroeren een aantal jonge mensen voor de kansel te zien staan, die in deze ellendige en verworden tijd tóch begeren met Gods gemeente geteld te worden. Dat mogen we erkennen. Er mocht ook gebed voor hen zijn, om getrouwheid, om levensernst, om het werk van Gods Geest in hun harten bovenal. Wat zou het verblijdend zijn als er onder de jonge mensen die dit jaar hun jawoord hopen te geven, mochten zijn met een hartelijke en liefdevolle verbondenheid aan Gods inzettingen. Jonge mensen met een hoge achting voor het Woord en de dienst van God. Ja, wat zou het verblijdend zijn als er onder hen ook waren die naar God bedroefd zijn geworden.

Catechisanten, van wie het eens - in alle eenvoudigheid en beschroomdheid - gehoord mocht worden: ‘Ik heb tegen de Heere gezondigd! Ik ben God kwijt! Hoe kom ik ooit met God verzoend, hoe kom ik ooit tot God bekeerd?’ Jonge mensen, die in hun harten een levend besef omdragen van de noodzaak van voldoening aan Gods heilig recht. Jongeren die bevindelijk gaan verstaan dat zij buiten Christus niet zalig kunnen worden en daarom leren hongeren en dorsten naar Zijn volkomen borggerechtigheid.

Zulke jongeren vallen voor de leer der waarheid. Zulke jonge mensen hebben onze gemeenten zo brooden broodnodig. De Heere geve ze!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 2023

De Saambinder | 24 Pagina's

De ernst van belijdenis doen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 2023

De Saambinder | 24 Pagina's