Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods Zoon veroordeeld tot de dood

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods Zoon veroordeeld tot de dood

De Zaligmaker is naar het paleis van de hogepriester Kájafas gebracht. Vrijwillig heeft Hij Zich laten binden in de hof van Gethsémané. Hij heeft het gezegd: ‘Indien Gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan’.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij is des doods schuldig. Matthéüs 26:66b

Hij had geheel vrijwillig van eeuwigheid de taak aanvaard, om de wil van Zijn Vader te doen en Hem te verheerlij- ken. Maar ook om een volk te kopen met de prijs van Zijn bloed. Nu was naar Gods raad het ogenblik gekomen dat de Zoon des mensen moest worden overgeleverd in de handen der zondaren. Zijn discipelen zijn gevlucht. Zo is het gegaan door de donkere nacht naar het paleis van de hogepriester Kájafas, nadat ze Hem eerst tot Annas hadden gebracht.

Het Sanhedrin is in alle haast bij elkaar geroepen, midden in de nacht. Dat hebben ze er graag voor over. Al lange tijd hadden ze gezocht om Hem te vangen. Ze hebben maar één doel: Christus moet sterven. Dat vonnis stond van tevoren al vast. Het moest in deze nacht alleen onder een schijn van recht nog geveld wor- den. Want de rechtbank is samengeroepen, de rechter is er, de beklaagde, maar er is geen beschuldiging. Die gaan ze zoeken bij valse getuigen. Ze hebben er velen gezocht, maar niet gevonden. Als ze eindelijk een getuigenis hebben van twee van hen, dan zwijgt Jezus op die valse beschuldiging. Dan zegt Kájafas tot Jezus, onder misbruik van de Naam des Heeren: ‘Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zone Gods’. Op die vraag zwijgt Jezus niet. De eer van Zijn Vader is er mee gemoeid en het heil van Zijn Kerk. Daarom zegt Hij tegen Kájafas: ‘Gij hebt het gezegd’. Al werd deze waarheid Zijn doodsvonnis. Maar daartoe was Hij nu gekomen. Zijn doodsvonnis bete- kent het leven van Zijn Kerk.

Vrijwillig schuldig

De hogepriester scheurt in huichelachtige vroomheid zijn klederen, en zegt: ‘Hij heeft God gelasterd; wat hebben wij nog getuigen van node? Zie, nu hebt gij Zijn gods- lastering gehoord. Wat dunkt ulieden? En zij antwoordende zeiden: Hij is des doods schuldig’.

Zonder enige grond wordt de Zaligmaker onschuldig veroordeeld tot de dood. Hij, van Wie gold dat Hij het land doorging, goed doende. Hij kon zeggen: Wie over- tuigt Mij van zonde? In Wiens mond nooit enig bedrog geweest is. Die volmaakt in woorden en werken altijd de eer van Zijn Vader heeft gezocht en verheerlijkt.

Al is Christus onschuldig, toch staat Hij hier vrijwillig schuldig voor de hemelse Rechter, beladen met zonden en schuld.

Niet van Zichzelf, Hij was zonder zonde, maar met de last van heel Zijn Kerk. Jesaja heeft het al geprofeteerd: ‘doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Als dezelve geëist werd, toen werd Hij verdrukt’.

De straf die de Zijnen de vrede aanbrengt was op Hem. Hij staat hier als Borg van zondaren, schuldig aan het recht van God. Daarom moest Hij de dood in. God heeft het ‘des doods schuldig’ over Christus uitgesproken. Straks zal Hij ook veroor- deeld worden onder de wereldlijke rechter Pilatus, opdat Hij de Zijnen van het recht- vaardig oordeel Gods zou verlossen. De straf op de zonde was de dood. Zo had het geklonken in het paradijs: ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven.

En we hebben gegeten en zijn in onge- hoorzaamheid tegen God opgestaan. We wilden als God zijn. Het loon op de zonde is de dood. Daarom hebben wij naar het rechtvaardig oordeel van God tijdelijke en eeuwige straf verdiend.

Drievoudige dood verdiend

Hebt u zo al voor de hemelse Rechter gestaan? Het is zo’n aangrijpende werkelijkheid: wij allen zijn des doods schuldig, we zijn het leven niet (meer) waard, we hebben ons losgescheurd van Gods gunst en gemeenschap. We moeten ook een keer sterven, waarbij ons lichaam van onze ziel gescheiden wordt. We hebben zelfs de eeuwige onherroepelijke scheiding van God en Zijn gunst verdiend. De drievoudige dood verdiend.

Hebt u daar ‘amen’ op leren zeggen? Dan blijft er niets anders over dan het vonnis van de dood. Van nature hebben we er geen last van, leven we zo gerust voort en drukt het pak van zonde en schuld niet. Hoe moet het dan als u voor God verschij- nen moet zonder Borg? Bedel toch om het ontdekkende werk van Gods Geest. Die Geest, Die overtuigt van zonde, gerech- tigheid en oordeel. Dan wordt het waar: ik heb tegen U, o Heere, zwaar en menigmaal misdreven. Ja, Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig. Dan komt er dat vragen om een weg ter ontkoming.

Wat een wonder als Gods Geest gaat wijzen op Hem, het Lam Gods. Dat er Eén gekomen is Die kan voldoen wat ik onmo- gelijk meer kan. Wat wordt de Zone Gods dan dierbaar en noodzakelijk. Dan mag Petrus het uitroepen: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods’. Nee, vlees en bloed had hem dat niet geopenbaard.

Hebt u het Petrus leren nazeggen? De- zelfde Petrus moest ook leren dat de Borg de weg moest gaan tot in de dood.

Zo leert de Heilige Geest het nog in het hart. Wat krijgt dan het bloed van Christus onuitsprekelijke waarde. Dan moet ik alles verliezen wat van mijzelf is, om door de dood heen het leven uit Hem en door Hem te mogen ontvangen. En dat voor zo één. Zijn dood is mijn leven.

Het behaagde God de Vader Zijn geliefde Zoon te verbrijzelen en krank te maken. Christus wilde Zich vrijwillig stellen on- der het oordeel van de dood. Niet voor mensen die naar Hem vroegen, maar voor vijanden, die om eigen schuld liggen onder het oordeel van de dood. Daarom liet Hij Zich veroordelen tot de dood. Opdat doodschuldigen vrijgesproken zouden worden. Daar wordt het waar: Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moe- ten sterven.

Mag u daar de troost van kennen?


ds. A.P. Baaijens, Aagtekerke

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2021

De Saambinder | 24 Pagina's

Gods Zoon veroordeeld tot de dood

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2021

De Saambinder | 24 Pagina's