Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De lamp bleef branden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lamp bleef branden

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Cornelis Bregman, de vader van de latere ds. A. Bregman, diende de gemeente van Benthuizen als kerkmeester, als diaken en als ouderling. In zijn leven mocht hij kennelijk de nabijheid des Heeren ervaren.

Cornelis Bregman wordt op 3 juli 1886 in Benthuizen geboren, als oudste van de dertien kinderen van Abraham Bregman en Susanna van Waaij. Reeds op jonge leeftijd moet hij aan het werk. Aanvankelijk gaat hij voor een van zijn ooms, die manufacturier is, op pad met een pak kleren op de rug. Later wordt hij inwonend knecht bij boer Sonneveld aan de Zegwaartseweg in het buurdorp Zegwaart. Daar ontmoet hij ook zijn latere vrouw, Helena Maria Kerstens. Op 31 januari 1907 treden ze in het huwelijk en betrekken ze een woning in Zegwaart.

Hervormd Zoetermeer

Omdat zijn vrouw in de hervormde gemeente van Zoetermeer is opgegroeid en daar ook wil blijven kerken, gaat Bregman zondags met haar mee. In hetzelfde jaar wordt hij door de Heere stilgezet. Hij voelt te moeten sterven, maar niet te kunnen sterven. En met zijn nette levenswandel kan hij ook niet voor God bestaan. Kort daarop werkt de Heere echter met hem door en wordt Christus aan zijn ziel geopenbaard.

Samen met zijn vrouw heeft Bregman zich dan inmiddels aangesloten bij de Gereformeerde Gemeente te Benthuizen, de gemeente waarin hij ook is opgegroeid. De oude schrijvers die er worden gelezen, verklaren wat er in zijn hart leeft. In 1916 wordt Bregman tot kerkmeester gekozen, drie jaar later tot diaken, in 1922 wordt hij ouderling.

In 1939 moet Bregmans vrouw in het ziekenhuis worden opgenomen. Hoewel hij als niet-verzekerde niet weet hoe hij de rekening moet betalen, mag hij geloven dat de Heere hierin zal voorzien. Op de dag dat hij moet betalen, heeft hij het benodigde bedrag bijna bij elkaar. Er ontbreekt slechts een rijksdaalder. Nu wordt zijn geloof op de proef gesteld, want waar moet die rijksdaalder vandaan komen? Die avond voelt diaken A. Kaashoek zich echter opeens gedrongen om bij Bregman een rijksdaalder te brengen! Nu kan de rekening worden betaald.

Olie in de lamp

Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstaat er al spoedig gebrek aan brandstof. Na verloop van tijd is er zelfs geen petroleum voor de lampen meer verkrijgbaar. Op zekere avond steekt Bregman de lamp aan. Er zit nog een klein beetje olie in. Nieuwe olie is er niet. Tot verwondering van hemzelf en zijn gezin blijft de lamp die avond echter branden, zonder dat de hoeveelheid olie vermindert! Ook de volgende avond brandt de lamp. Avond aan avond, zo’n drie weken lang, brandt de lamp zonder dat de petroleum moet worden bijgevuld. Enige tijd later trekt grootmoeder Bregman uit Zoetermeer bij hen in. Bij haar komst brengt ze een paar pakken kaarsen en driekwart liter petroleum mee. Die avond gaat de lamp uit en moet de olie worden bijgevuld.

Als ambtsdrager verzet Bregman veel werk. Zo neemt hij samen met diaken L. Gommerse het grootste deel van de huisbezoeken voor zijn rekening. Beiden zijn nogal vrijmoedig en als er problemen zijn, wordt er al gauw gezegd: ‘Laat Bregman en Gommerse er maar heengaan’.

Vanaf 1954 besteedt Bregman vrijwel al zijn tijd aan het ambtelijk werk. Hiervoor krijgt hij 40 gulden per week. Als Bregman op een vrijdagmorgen na een ziekenhuisbezoek in Leiden naar huis terugkeert, zitten er in de bus nogal wat boeren die de Leidse veemarkt hebben bezocht.

Tot verdriet van Bregman slaan zij grove taal uit en wordt er regelmatig gevloekt. Opeens staat hij op en vraagt hij of ze wel weten wat ze zeggen. Ernstig wijst hij hen er op dat ze het oordeel over zichzelf uitspreken. Zijn welgemeende woorden leggen zo’n beslag dat men tijdens de rest van de reis een speld kan horen vallen. Zo vermaant Bregman ook zijn dorpsgenoten als hij ze ’s zondags, op weg naar de kerk, voor hun huis ziet zitten. Met liefde en bewogenheid wijst hij hen op hun plicht om zich ook onder Gods Woord te zetten.

Openbaring 14

Na het overlijden van Bregmans vrouw woont hij als weduwnaar vele jaren in bij zijn zoon Jan. Tot enkele weken voor zijn overlijden geniet hij een betrekkelijk goede gezondheid. In de laatste weken van zijn leven mag het verlangen om altijd bij de Heere te zijn weleens levendig zijn. Soms ligt hij met een glans op zijn gezicht te zingen.

Op zondagmorgen 19 oktober 1975 neemt de Heere hem tot Zich. Bregman is dan 89 jaar. Op de rouwbrief vermeldt de familie de tekst uit Openbaring 14:13b: ‘Zalig zijn de doden die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen’.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 2020

De Saambinder | 16 Pagina's

De lamp bleef branden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 2020

De Saambinder | 16 Pagina's