Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theófilus, de voortreffelijke

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theófilus, de voortreffelijke

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De apostel Lukas geeft, net als de Griekse historieschrijvers van die dagen, zijn boek “Handelingen der apostelen” een Voorrede mee, als aanhef. Daarin ontmoeten we ‘Theófilus, de voortreffelijke’.‘Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theófilus...’. Handelingen 1:1

In n dit mooi geschreven, klassieke Voorwoord noemt Lukas ook ‘het eerste boek’ dat hij gemaakt heeft, namelijk het ‘evangelie naar de beschrijving van Lukas’. In dat eerste boek beschrijft hij wat Jezus heeft gedaan en wat Hij heeft geleerd, tot op de dag waarop Hij voor de ogen van Zijn discipelen was teruggekeerd naar Zijn Vader in de hemel. Het boek Handelingen is dus het vervolg op dat ‘eerste boek’. In Handelingen beschrijft Lukas het begin, de voortgang en de verdere verspreiding van het Evangelie. Die twee boeken horen bij elkaar. Veel van de dingen die hebben plaatsgevonden, heeft Lukas voor zijn ogen zien gebeuren! En nu gaat hij ze overleveren, vertellen, aan een zekere ‘Theófilus, de voortreffelijke’.

Naarstig onderzocht

Als een waar dienaar des Woords draagt Lukas zijn boek ”Handelingen der apostelen” op aan Theófilus. Het opdragen van geschriften aan hooggeplaatste personen kwam in die dagen wel meer voor, ook al was het werk uiteindelijk in veel gevallen voor een groter publiek bestemd. Lukas begint zijn boek ”Handelingen” zo: ‘Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theó- filus…’. Dat éérste boek (het evangelie naar de beschrijving van Lukas) had Lukas ook opgedragen aan deze Theófilus. In de Voorrede van het Bijbelboek ”Lukas” schrijft hij: ‘Zo heeft het ook mij goed gedacht, hebbende alles van voren aan naarstiglijk onderzocht, vervolgens aan u te schrijven, o voortreffelijke Theófilus’ (Luk. 1:3).

Vriend van Lukas

Wat we van deze Theófilus weten, is niet veel. Hij zal een leerling of een vriend van Lukas zijn geweest. De meeste verklaarders denken dat hij een hooggeplaatste Romeinse ambtenaar was, een welgesteld overheidsfunctionaris. Daarom spreekt Lukas hem ook aan met: ‘voortreffelijke Theófilus’, waarbij dit ‘voortreffelijke’ niet in de eerste plaats wijst op het ‘voortreffelijke’ karakter van deze man, maar op zijn hoge positie of zijn ambt.

Kanttekening 8 bij Lukas 1:3 zegt ook dat het onzeker is wie Theófilus precies geweest is, ‘doch uit deze titel, die hem hier gegeven wordt, blijkt dat hij een aanzienlijk en voortreffelijk man is geweest, alzo deze titel de Romeinse stadhouders Felix en Festus ook gegeven wordt’ (‘machtigste Felix, Handelingen 24:3; en ‘machtigste Festus’, Handelingen 26:25).

“Vriend van God”

De evangelieschrijver Lukas geeft weinig informatie over Theófilus, maar het is wel duidelijk dat hij buitgewoon veel waardering voor hem heeft. Lukas heeft achting en respect voor deze Romein, want het gaat om een man van aanzien. Velen denken aan een Romeinse stadhouder die -op welke manier dan ookmet het christendom in aanraking is gekomen, inmiddels ook al wat onderwijs aangaande het lijden, sterven en de opstanding van Jezus had ontvangen, en zich vervolgens breder heeft laten onderwijzen aangaande het leven en de leer van Jezus en de dingen van het Koninkrijk van God (Luk. 1:4). Kennelijk verlangt hij nu nadere informatie.

De Griekse naam ‘Theófilus’ kwam in die tijd meer voor, niet alleen onder de Grieken, maar ook onder Joden en Romeinen. De naam betekent ‘vriend van God’, of ‘hij die God liefheeft’, of ‘door God bemind’. Daarop voortbordurend denken sommige verklaarders dat Lukas met ‘Theófilus’ niet direct een bepaald mens op het oog heeft gehad, maar meer een fictieve persoon, zomaar iemand die hij in gedachten neemt Lukas zou met deze aanduiding hebben willen aangeven dat datgene wat hij gaat schrijven, bedoeld is ter lering voor iedere ‘vriend of liefhebber van God’. Hij zou dan de ”Handelingen der apostelen” hebben gericht aan het adres van alle volgelingen van Jezus, aan allen die Zijn verschijning hebben lief gekregen, uitsluitend met als doel: ‘Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen waarvan gij onderwezen zijt’ (Luk. 1:4).

De meeste verklaarders houden het echter toch op een Theófilus die echt heeft geleefd en persoonlijk bekend was bij Lukas. Waar die man vandaan kwam, blijft onbekend. Er worden vele gissingen gedaan: hij zal uit de stad Rome of uit het zuiden van Italië zijn gekomen, denken velen. Een ander meent dat Theófilus weliswaar afkomstig is uit Rome, maar dat hij, op het moment dat Lukas aan hem schrijft, in Cesaréa moet hebben gewoond. Een derde zoekt hem eerder in de stad Antiochië.

De conclusie van alle gissingen is: we weten het niet. We weten niet meer dan wat Lukas over hem meedeelt. En uit andere bronnen is nauwelijks iets bekend.

Een heiden en een vreemdeling

Wat we wel weten is dit: Theófilus is geboren als een heiden en een Adamskind, als een vijand van God, zoals alle mensen, afkerig van vrije genade. Ook van hem gold: Zonder God in de wereld, vreemdeling van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende voor de eeuwigheid. Door hogerhand geleid kwam hij echter met de Joodse godsdienst en met de beginselen van het christendom in aanraking. Gaandeweg was er in zijn hart een verlangen geboren om daar meer van te weten, vooral meer over die wonderlijke Man, Jezus van Nazareth, Die gekruisigd was en van Wie sommigen zeiden dat Hij -o wonderweer uit het graf was opgestaan.

En nu gaat Lukas aan hem schrijven, opdat ook deze voortreffelijke Theófilus niet langer zou aarzelen en meer en meer de zekerheid zou mogen kennen van al die dingen waarin hij al eerder onderwezen was geworden. Lukas wil hem voor het Evangelie winnen. Daarnaast hoopt hij misschien ook wel dat Theófilus zijn invloed zal aanwenden om zijn geschrift in de openbaarheid te brengen en in de jonge christelijke gemeenten verder te verspreiden.

Ook van hem gold: Zonder God in de wereld, vreemdeling van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende voor de eeuwigheid.

De keus voor het christendom

In de aanhef van zijn evangelie spreekt Lukas hem aan met: ‘voortreffelijke Theófilus’. Dat was in de eerste eeuw na Christus voldoende als adressering voor een brief, bestemd voor iemand in hetzelfde land. Lukas schreef eenvoudig ‘voortreffelijke Theófilus’ op de buitenzijde van zijn brief. Daarmee was het klaar. Als hij had gewild, had hij er nog bij kunnen schrijven dat hij, Lukas, de afzender was, maar echt nodig was zoiets niet.

In de christelijke literatuur uit die tijd ontbreekt ieder voorbeeld waaruit zou kunnen blijken dat christenen onder elkaa gebruikmaakten van zulke hoge aanspreektitels als die Lukas hier gebruikt: ‘voortreffelijke Theófilus’. In de aanhef van het boek ”Handelingen” laat Lukas die tite ook weg en spreekt hij eenvoudig over ‘Theófilus’. Kennelijk is de relatie tussen beiden al wat minder formeel, iets persoonlijker geworden. De meeste verklaarders concluderen daaruit dat Theófilus in de begintijd van ”Handelingen” in elk geva in sociologische zin voor het christendom heeft gekozen, zich heeft laten dopen en zich bij de christelijke gemeente heeft gevoegd.

Heeft deze man ook de opgestane Jezus als zijn persoonlijke Zaligmaker mogen leren kennen? Is het onderwijs van Lukas door Gods Geest aan zijn hart geheiligd en is hij gaan behoren tot de schare die eenmaal zalig wordt? Over al zulke dingen is al veel gesuggereerd, maar wat erover te zeggen valt, is slechts dit: wij zijn van gisteren, we weten het niet en we hoeven het ook niet te weten, want: ‘de Heere kent degenen die Zijne zijn’ (2 Tim. 2:19).

Voor velen tot zegen

De evangelist Lukas heeft nauwkeurig aan bronnenstudie gedaan, want hij heeft ‘alles van voren aan naarstiglijk onderzocht’ (Luk. 1:3b). Daarna heeft hij zijn beide brieven voor de mens Theófilus secuur op schrift gesteld. Voor deze Romeinse ambtenaar waren het ”evangelie naar de beschrijving van Lukas” en de ”Handelingen der apostelen” in eerste instantie bedoeld. Lukas had ze ongevraagd, maar geïnspireerd door Gods Geest, geschreven ‘aan u’, aan één enkel mens. Theófilus was de geadresseerde. Dan moet Lukas wel veel van hem hebben gehouden.

Maar nadat de perkamenten Theófilus onder ogen zijn gekomen, waren ze ook voor anderen bestemd. Deze brieven zijn naderhand door miljoenen gelezen, wereldwijd, al de eeuwen door, en ze zijn in de weg van het Goddelijk welbehagen velen tot eeuwige zegen geweest, tot op de huidige dag. Maar dat kon Lukas toen niet weten. En de voortreffelijke Theófilus evenmin.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 2020

De Saambinder | 24 Pagina's

Theófilus, de voortreffelijke

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 2020

De Saambinder | 24 Pagina's