“Laten we elkaar vooral geen schuldgevoel aanpraten!”
In gesprek met prof. Piet Emmer, tot zijn emeritaat hoogleraar Europese expansie en migratie aan de Universiteit Leiden
Slavernij moet vooral in haar historische context worden bezien, zonder dat we daar direct onze morele afkeuring over uitspreken, aldus Piet Emmer, internationaal expert op het gebied van de geschiedenis van de Europese expansie. Volgens hem is dat een kwestie van gezond historisch bewustzijn en heeft het niets te maken met zogenaamd systemisch racisme. Relevant voor nu is dat we constateren dat de slavernij terecht is afgeschaft en dat we moeten voorkomen dat we ons er nog langer aan bezondigen.
Er wordt ons tegenwoordig nogal eens het beeld voorgespiegeld dat onze Hollandse natie zich op grote schaal schuldig gemaakt zou hebben aan slavernij. Klopt dat beeld?
Laat ik beginnen met te stellen dat er achter deze schuldvraag de veronderstelling schuilgaat dat wij ons als Nederlanders er onszelf schuldig over zouden moeten voelen. Die veronderstelling spreekt niet vanzelf, want andere volken hebben totaal geen last van enig schuldgevoel over het feit dat zij zich nota bene tot op de dag van vandaag schuldig maken aan slavernij. Maar over dat laatste hoor je in Nederland vrijwel niemand. En dat is op zichzelf natuurlijk heel merkwaardig. Want het zou heel goed te verdedigen zijn dat wij Nederlanders ons op dit moment meer druk zouden maken over de slavernij die op dit moment wereldwijd op grote schaal plaatsvindt, en ons wat minder zouden bezighouden met datgene waaraan onze voorouders zichzelf in het verre verleden hebben schuldig gemaakt. Het lijkt erop alsof wij ons baden in schuldgevoel als teken van onze superioriteit ten opzichte van volken die daarvan geen last lijken te hebben. En wij wentelen ons vervolgens zozeer in onze superieure schuldgevoelens, dat we vergeten ons druk te maken over huidige slavernij.
Niettemin hebben Nederlanders zich in het verleden wel degelijk aan slavernij schuldig gemaakt. Als we historici van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam moeten geloven, hebben wij er onze Gouden Eeuw aan te danken…
Ik ben ervoor om slavernij als fenomeen altijd in haar historisch context te zien. Daarmee zeg ik niet dat het goed is geweest wat er toen gebeurde, maar eerder dat het een feit was waaraan vrijwel elke samenleving zich in die tijd schuldig maakte. Niet ontkend kan worden dat ook Nederlanders slaven hebben gekocht van de Afrikaanse volken die ze in de aanbieding hadden. En daarmee bedoel ik niet dat slaven goedkoop waren; integendeel: er werden vaak forse bedragen voor neergelegd. Maar het was hoe dan ook lucratief voor beide partijen.
In de periode 1500-1900 zijn er meer dan 10 miljoen Afrikanen vanaf hun continent verscheept naar de andere kant van de Atlantische Oceaan. Dat is veel. Meer ook dan de intern-Afrikaanse en Arabische slavenhandel. Maar relatief gezien ook weer niet zoveel. In diezelfde periode vertrokken 60 miljoen Europeanen, al dan niet gedwongen, hun continent op weg naar Amerika.
Voor een relatief klein deel, namelijk vijf procent, kwam deze slavenhandel voor rekening van Nederland. En wanneer je het hebt over de totale bijdrage van de productie als gevolg van slavenarbeid aan de Nederlandse economie, dan heb je het voor de totale periode van 1600 tot 1863 over een, hooguit twee procent.
Inderdaad is door historici wel gesteld dat slavernij de kurk was waar onze economie destijds op dreef. Een schaamtelozer overdrijving ben ik in de historische wetenschap nog niet tegengekomen. Een overdrijving die wel lijkt ingegeven door een diepgewortelde behoefte ons schuld aan te praten. Sommigen zeggen dat dit iets te maken heeft met ons Calvinisme, maar ook in niet-Calvinistische landen wordt het slavernijverleden daarvoor misbruikt…En nu het marxisme heeft afgedaan is de koloniale slavernij een ideaal argument om het vroege kapitalisme als een onmenselijk systeem af te schilderen.
Maar slavernij heeft ons toch wel de Industriële Revolutie gebracht…
Ja, dat is een nog veel oudere mythe. Want de Industriële Revolutie is gefinancierd door grootgrondbezitters en ondernemers in Engeland zelf. Bovendien was er voor de eerste start-ups daar ook maar heel weinig geld voor nodig. Er was helemaal geen behoefte aan vreemd geld uit de koloniën.
Later heeft slavernij een indirecte rol gespeeld in de textielsector. Katoen was daar natuurlijk een belangrijk product, en heeft door de hoeveelheid materiaal die met behulp van machines verwerkt kon worden, de katoenbouw een hoge vlucht genomen. En die werd in de VS inderdaad met slaven gedaan. Een ander verband is er niet. Slavernij heeft ons de Industriële Revolutie niet gebracht. Wel moet gezegd dat deze ook niet heeft geholpen om de slavernij aan de overkant van de Atlantische Oceaan af te schaffen.
Het zijn dus geen economische redenen geweest die geleid hebben tot afschaffing van de slavernij…
In het Zuiden van de VS met haar katoenplantages zeker niet. In Engeland en het Noorden van de VS was men echter tot de ontdekking gekomen dat voor de industrie vrije arbeid veel winstgevender was. Maar dat is ook daar niet de achtergrond geweest voor de roep om afschaffing van de slavernij. Daarvoor gold het toch ook daar nog teveel als een volstrekt geaccepteerde manier van omgaan met ‘zwarten’.
Dat slavernij normaal gevonden werd had vele oorzaken. Allereerst zijn er in de geschiedenis altijd slaven geweest. Ook in de Bijbel kom je het verschijnsel veelvuldig tegen – en zeker niet in negatieve zin. Het waren de Afrikanen zelf die leden van overwonnen naties op de slavenmarkt aanboden.
Slavernij kwam toen in Europa al vrijwel niet meer voor. Maar voor inzet op de plantages in Amerika leken slaven uitermate geschikt. Dat in Europa slavernij van eigen volksgenoten niet werd geaccepteerd, maar aan de overzijde van de oceaan wel Afrikanen inzette, liet zich cultuurhistorisch verklaren uit de observatie dat de beschaving in Afrika sowieso op een lager peil stond, waaruit de conclusie getrokken werd dat dat zij ook niet over de gaven beschikten om op hetzelfde niveau te functioneren als Europeanen. Wij moesten ze zelfs werken leren, zo was de algemene opvatting!
Daarnaast werd slavernij theologisch gerechtvaardigd met de redenering dat Afrikanen de nakomelingen waren van Cham, de zoon die Noach had vervloekt omdat hij zijn vader bespotte toen hij hem naakt vond nadat deze meer gedronken had dan goed voor hem was. Onder anderen Godefridus Udemans (1581-1649) en Herman Witsius (1636-1708) dienen in dit verband te worden genoemd.
En als het dan ook nog lucratief blijkt te zijn – de koopman en de dominee gingen op dit punt in Nederland ook uitstekend samen – dan laat de geschiedenis zien dat het vrij moeilijk was om te bedenken dat aan slavernij als zodanig iets ‘fout’ was.
Maar de behandeling die slaven ten deel viel was toch ronduit slecht…
Dat hangt ervan af wat je ‘slecht’ noemt. In het boekje dat als uitleg bij de Tentoonstelling over slavernij in het Rijksmuseum werd uitgebracht werd bijvoorbeeld gesteld dat slaven gedwongen werden maar liefst zes dagen in de week te werken. Zes dagen zonder vrije zaterdag! Alsof dat iets verschrikkelijks zou zijn. Los van het feit dat er ook tegenwoordig nog mensen zijn die zes dagen werken, was dat in voorgaande eeuwen volstrekt vanzelfsprekend. Niet alleen voor slaven, maar voor elke hardwerkende burger! Alleen als je die situatie afmeet aan de huidige normen, dan is zoiets natuurlijk heel erg.
Kortom: wat ‘slecht’ is moet wel altijd zoveel mogelijk in de context van de tijd waarin het zich afspeelde worden gezien.
Bovendien, slaven moesten productief zijn. Als slavenhouder was je een dief van je eigen portemonnee wanneer je je slaven te weinig te eten gaf of hen te hard liet werken. Dat slaven in gebieden waar het economisch goed ging ook goed te eten kregen en goed verzorgd werden blijkt onder andere uit de lengte van hun nakomelingen, zoals de huidige generatie extreem lange zwarte basketballers in de VS. Door goede voeding en minder ziekten is ook de gemiddelde Nederlandse man de afgelopen eeuw maar liefst 12 centimeter langer geworden!
Ondanks alle oorzaken die ervoor zorgden dat slavernij zo lang geaccepteerd was, ontstonden er langzaamaan ook principiële bezwaren…
Ja, dat klopt. En dat maakt het Westen ook uniek in de wereld. Nergens anders is er principieel nagedacht over de vraag of ‘zwarten’ en Aziaten op basis van hun menszijn alleen al toch niet gelijk behandeld dienden te worden als ‘blanken’. Zo waren er in Nederland enkele predikanten die zich afvroegen of het niet wat raar was om hier in Europa geen slavernij te accepteren, maar er ons ver weg wel aan te bezondigen. Maar dat waren echt uitzonderingen. Zoals bijvoorbeeld de in bevindelijk-gereformeerde kringen welbekende Zeeuwse dominee Bernardus Smijtegelt (1665-1739).
In Engeland was er echter een brede beweging in christelijke kringen – zoals de Methodisten en Baptisten - die zich afgescheiden hadden van de Anglicaanse Kerk, waarin tegen slavernij werd geageerd. Onder anderen William Wilberforce (1759-1833) heeft in deze beweging een belangrijke rol gepeeld. In het laatste kwart van de achttiende eeuw won deze beweging aan kracht en begon zich ook politiek te manifesteren. Onder de bevolking werd ze bovendien gesteund door een boycot van producten die door slavenhouders naar Engeland werden verscheept. De beweging bleek zeer effectief, waarop in het eerste kwart van de negentiende eeuw de afschaffing van de slavernij in het Britse Gemenebest volgde. Tegenover deze beweging van onderop, staat de afschaffing van de slavernij van bovenaf in Frankrijk, tijdens de Franse Revolutie. Daar leidde het tot opstand onder de slaven in de koloniën, waarop keizer Napoleon verordonneerde dat de slavernij weer diende te worden ingevoerd.
Die beweging in Engeland had in Nederland toch zeker ook wel aanhangers?
Ja, maar pas veel later dan in Engeland. In het tweede kwart van de negentiende eeuw waren er twee aparte bewegingen, een seculiere en een godsdienstige. Zo waren er liberalen die redeneerden dat vrije arbeid altijd veel lucratiever was, en ze waren op basis daarvan tegen slavernij. Wij zouden er economisch alleen maar beter van worden wanneer we de slavernij zouden afschaffen. Daarnaast waren er protestanten die vonden dat zwarten weliswaar niet gelijkwaardig waren aan de Europeanen, maar toch niet als slaven in eigendom konden worden gehouden, en evenmin gedwongen mochten worden tot het verrichten van arbeid als blanken. Maar voor beide bewegingen gold dat ze vooral bestonden uit professoren en dominees; er was hier nog altijd geen sprake van een volksbeweging zoals die in Engeland eerder wel van de grond kwam.
Moeten we ondanks het feit dat de slavernij nu ruim anderhalve eeuw geleden is afgeschaft, nog excuses maken voor wat er in de eeuwen daarvoor aan onrecht heeft plaatsgehad?
Dat slavernij niet deugt, is glashelder. Maar excuses maken voor iets dat zo lang geleden heeft plaatsgevonden is weliswaar sympathiek, maar tegelijkertijd ook wel iets te gemakkelijk. Want enerzijds laat je daarmee heel veel andere slechte dingen die wij in het verleden hebben gedaan, onbesproken. Denk bijvoorbeeld aan kinderarbeid en onze houding tegenover Joden en andere minderheden. Maar anderzijds verander je daarmee niets aan het onrecht dat wereldwijd nog steeds plaatsvindt. Denk aan de slavernij in de Arabische wereld.
Maar is een deel van het onrecht en de ongelijkheid in deze wereld en de maatschappelijke ongelijkheid in onze samenleving toch niet toe te schrijven aan slavernij en, breder, het kolonialisme?
Ik zeg altijd: er zijn twee landen in de wereld die nooit te maken hebben gehad met kolonialisme en Europese slavenhandel. Dat zijn Afghanistan en Ethiopië. Dat zegt wat mij betreft alles. Er zijn bijna geen landen in de wereld die economisch en cultureel verder achtergebleven zijn. Natuurlijk is het zo dat het kolonialisme sommige economieën in de wereld deels vervormd heeft door de nadruk op export naar het Westen. Maar het heeft tegelijkertijd ook gezorgd voor modernisering.
Ik herinner me dat er in de jaren veertig van de twintigste eeuw in christelijke kring een boek verscheen over koloniale politiek onder de titel Daar werd wat groots verricht…
Natuurlijk profiteerde Nederland van opbrengsten uit de koloniën. Maar het vereiste ook investeringen in infrastructuur, in de gezondheidszorg, het onderwijs en in verhoging van de economische productiviteit. En daarvan hebben koloniën ook geprofiteerd. Je kunt zeggen dat het kolonialisme zo lang heeft standgehouden doordat er veel groepen daar ook baat bij hadden. Er vond een soort van ontwikkelingswerk avant la lettre plaats, zij het niet zo onbaatzuchtig als mensen tegenwoordig graag zouden zien.
Zij die zeggen dat sprake was van uitbuiting, overdrijven?
‘Uitbuiting’ is een woord dat geweldig misbruikt wordt. Daarvan zou sprake zijn wanneer Nederland massaal grondstoffen had onttrokken aan de koloniën zonder daarvoor ook maar een cent te betalen. Dat zal hier en daar ook zeker wel gebeurd zijn. Maar op den duur werd er ook geïnvesteerd in het land. Het is onmogelijk om het kolonialisme van vier eeuwen in één woord af te doen. Zeker niet als we het hebben over de tweede helft van de negentiende eeuw, toen sprake was van een zogenaamde ‘ethische politiek’ vanuit de gedachte dat wij een ereschuld hadden richting onze koloniën. We hadden aan inlanders verdiend, het was nu tijd om ook te investeren in scholing, medische zorg en godsdienstige opvoeding. Die politiek heeft ook het einde van het kolonialisme ingeluid. De baten stonden niet langer in verhouding tot de investeringen. En een islam die gevoed werd door revolutionaire politieke ideeën uit Europa zorgde voor een mate van zelfbewustzijn bij een politieke elite die op termijn haar onafhankelijkheid ging opeisen. Uiteindelijk ook zeer terecht wat mij betreft.
In hoeverre is spreken over ‘schuld’ in dit verband nog relevant?
Ondanks het feit dat er overal elders in de wereld slavernij was, blijft het voor mij een punt dat het in Europa zelf niet werd geaccepteerd, maar men er elders in de wereld wel gebruik van bleef maken. Er werd hier op basis van ras een onderscheid gemaakt tussen mensen dat naar mijn inzicht niet gemaakt mag worden. Mij bekruipt daarbij het gevoel van plaatsvervangende schaamte. Dat wat onze voorouders kennelijk ‘normaal’ vonden, dat accepteren wij nu niet meer. Daarom hebben wij de slavernij ook afgeschaft. Wat mij betreft is daarmee elk schuldgevoel over deze kwestie mosterd na de maaltijd. Zo zou ik ook niet weten waarom de naoorlogse generatie Duitsers zich schuldig zou moeten voelen over de wandaden tussen 1933 en 1945. Ze hebben er niks mee te maken, ze vinden het vreselijk en keuren wat toen gebeurde radicaal af. Hen schuldgevoel aanpraten is onzin. Het heeft ook geen zin eindeloos in het verleden blijven graven en onszelf daarover schuldgevoel aan te praten, als we bedenken dat er wereldwijd op dit moment meer slaven worden gehouden dan ooit in de Westerse koloniën het geval is geweest. Laten we het eens hebben over de vraag in hoeverre dat onze verantwoordelijkheid is…
Toch zien we dit schuldgevoel een hypotheek leggen op het huidige migratiedebat…
Ja, iets dergelijks zien we met ontwikkelingshulp. Er wordt geld overgemaakt naar landen, zonder dat men vervolgens kijkt wat ermee gebeurt. Met betrekking tot migratie: mensen krijgen hier een verblijfsvergunning zonder dat men zich afvraagt wat het betekent voor migranten zelf om hier te moeten integreren en zonder dat men zich afvraagt wat de gevolgen zijn voor onze samenleving. En we moeten toch constateren dat het integratiebeleid van de afgelopen halve eeuw heel veel geld heeft gekost, terwijl grote groepen immigranten nog steeds onderaan de inkomenspyramide blijven hangen.
Prof. dr. P.C. Emmer (Haarlem, 1944) geldt internationaal als een specialist op het gebied van de geschiedenis van de Europese expansie, meer in het bijzonder de rol van de slavernij daarin. Van zijn hand verschenen recent Het zwart-wit denken voorbij. Een bijdrage aan de discussie over kolonialisme, slavernij en migratie (Amsterdam, 2018), Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (Amsterdam, 2019), De geschiedenis van de Nederlandse slavernij in notendop (Amsterdam 2021). In het Engels publiceerde hij, samen met Jos Gommans, The Dutch Overseas Empire, 1600-1800 (Cambridge 2020).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2021
Zicht | 108 Pagina's
