Van secularisering via politisering naar dialoog?
De afgelopen tijd verschenen weer veel interessante en vooral vaak prikkelende boeken die reflecteren op godsdienstige en politieke veranderingen van de afgelopen 200, 50 dan wel 20 jaar in Europa en de VS. Over de impact van de Franse Revolutie en toenemende secularisering, polarisering en uitingen van woede, maar ook pogingen tot dialoog.
Pierre Trouillez ontrafelt in dit boek de mythe dat de Revolutie van meet af aan op gewelddadige wijze het christendom de doodsteek heeft willen geven. Er was geen complot om de kerk te vernietigen, maar wel werd de overtuiging breed gedragen dat de kerk, net als de staat, door het bad van de Revolutie gereinigd moest worden, om haar zending des te zuiverder te kunnen vervullen.
Regeneratie of wedergeboorte van de staat en kerk, dát was het wachtwoord voor de herauten van de Revolutie.
Steeds meer kwam er echter een conflict tussen katholieken die de Revolutie van antigodsdienstige agenda verdachten en de revolutionairen die de kerk ervan verdachten de klok naar het Ancient Régime te willen terugdraaien. Maar de bereidheid tot een harmonische verhouding van kerk en staat bleef onaangetast. Men wilde een kerk op de rails zetten, die bij de vernieuwde staat zou passen. Het is er niet van gekomen. De Terreur viel samen met de campagne om in Frankrijk het katholicisme met wortel en tak uit te roeien. De Revolutie heeft de kerk uiteindelijk trachten te verwoesten en kreeg zelfs religieuze trekken, al dan niet verbonden met een burgerlijke religie (religion civile), met de verering van het Opperwezen en het geloof in de onsterfelijke ziel. Voor de kerk kwam er een keuze tussen de gedweeë onderwerping aan antichristelijke wetten of trouw aan het priesterschap en katholieke geloof. Interessant is dat de invoering van de burgerlijke stand werd gezien als een frontale aanval op de godsdienst. Dat gold ook voor het huwelijk als nieuw burgerlijk contract dat nu gemakkelijk verbroken kon worden door de echtscheiding, die “voortvloeit uit de individuele vrijheid”. De kerk werd steeds meer als een gevaar gezien voor de nieuw uitgeroepen Republiek. De politiek ging zich zelfs bemoeien met het priestercelibaat. Een ontkersteningscampagne werd ontketend die ook afrekende met de seksuele moraal.
Toch waren er ook weer kansen voor de kerk. Bisschop H. Grégoire zei dat sinds de kerk niet meer op “een arm van vlees” steunde, ook weer authentieker kon leven, vertrouwend op God alleen. Terugkeer naar de tijd van de koning en de adel was geen optie. De staat verzoende zich na 1800 steeds meer met de kerk, de klok van de Notre-Dame luidde weer met Pasen in 1802. Napoleon gaf door het concordaat met de paus de kerk weer haar vrijheid terug maar hij eiste van haar ook volledige steun voor zijn politieke beleid. De kerk van het concordaat was echter in niets te vergelijken met “de gekwelde kerk van de Terreur” en de daarop volgende ontkersteningscampagne, maar ze was evenmin de herrezen staatskerk uit het Ancien Régime. “De Revolutie had wel degelijk haar werk gedaan.” Dat bleek uit de toegenomen religieuze onverschilligheid, het dalende kerkbezoek. Maar anderzijds gaf de Revolutie ook een kans voor de kerk om met een gelouterde gestalte in de samenleving te verschijnen. “Nu zij zich niet langer kon opwerpen als de officiële instantie die het denken en doen van de natie bepaalde en er vanzelfsprekend van uitging dat iedereen zich naar haar boodschap schikte, kon zij de gemeenschap worden de, bevrijd van meelopers en meelifters, kon rekenen op leden die bewust tot haar gemeenschap wilden behoren.”
De Franse kerk stortte niet in elkaar maar leerde zich gaandeweg onbevangen in een geseculariseerde wereld te bewegen en daarin missionair aanwezig te zijn. Een mooie conclusie die laat zien dat de Revolutie weliswaar heftig was geweest en bloedige sporen heeft nagelaten, maar toch ook weer de kerk gewezen heeft op haar eigenlijke roeping. Wie invloed ontbeert, hoeft niet altijd te klagen.
De Europese cultuur verkeert in een crisis, betoogt de bekende Franse cultuurcriticus Olivier Roy. En dat geldt vooral de positie van de religie. Wat de doordenking van de christelijke erfenis van Europa betreft, komen de protestanten er niet best van af. Roy beweert dat de Rooms-Katholieke Kerk vrijwel het monopolie bezit op het vertolken van het christendom, omdat de grote Europese protestantse kerken zichzelf hebben geseculariseerd en zich inspannen om de nieuwe paradigma’s in te passen in de theologie, zoals de wijding van homoseksuele predikanten of de huwelijksinzegening van homosek- suelen, waardoor het christendom in de geseculariseerde maatschappij nog verder verwatert. Religies die daarentegen zich weigeren te seculariseren, herdefiniëren zichzelf als de ‘echte’ gelovigen, born again of bekeerd.
In Europa (contra de Verenigde Staten) wordt de voorhoede van de ‘waardenstrijd’ gevormd door de Rooms-Katholieke Kerk. De pausen Johannes Paulus II en Benedictus XVI waren zeer gehecht aan het idee van een christelijk Europa. Ze waren van mening dat het christendom cultureel verankerd moest zijn in een natie of een volk. De kerk staat hier tegenover de populistische partijen en de secularisten. Uiteindelijk heeft de secularisering gewonnen: de massale herbekering tot het christendom van de Europese volkeren was een illusie. Het populisme zorgt ervoor dat de religie verandert in folklore, terwijl het seculiere offensief tot gevolg heeft dat de religie steeds meer wordt verbannen uit de openbare ruimte. Al schermen
populisten met de christelijke identiteit, hun succes gaat totaal niet gepaard met een conservatieve terugslag op het gebied van waarden, ook niet van de kerk. “Veel populisten verdedigen kerken tegen moskeeën, maar op voorwaarde dat die kerken leeg zijn, of in ieder geval stil.”
Religie wordt in Europa steeds meer gezien als een probleem, aldus Roy. Hij ziet op verschillende terreinen ingrijpende (politieke, juridische) aanslagen op de vrijheid van godsdienst. Er zijn steeds meer situaties waarin de grotendeels ontkerkelijkte publieke opinie eist dat het wereldlijk gezag ingrijpt in het recht van de kerken. Actueel in de huidige coronacrisis. Door religie te reduceren tot cultuur wordt bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens de religie geseculariseerd. Secularisten dragen bij aan de afbraak van de band tussen Europa en het christendom, terwijl christelijke gelovige intellectuelen zich vastklampen aan een christendom dat de spiritualiteit van haar inhoud ontdoet. Een onthullend en actueel boek!
Een boeiend overzicht van de journalistiek commentator buitenland voor het Nederlands Dagblad en de Evangelische Omroep. Hij komt uit een vrijgemaakt nest, maar kreeg steeds meer moeite met het exclusief-vrijgemaakte denken. Hij vertelt over de “verziekte” verhoudingen in de jaren zestig, rond de Open Brief, het “zelotisme” na de dood van Schilder. Er was een combinatie van wetticisme, kerkisme en isolement. “Het was ware kerk voor en ware kerk na, zelfs zo dat het accent van Christus naar de kerk leek te verschuiven.” Het gevaar was dat iemand die voortdurend hoorde dat hij in de ware kerk zat, zomaar kon denken ook een waar gelovige te zijn. Als je bij een vrijgemaakte organisatie solliciteerde, was er geen gesprek nodig over je persoonlijk geloof. “Je was immers vrijgemaakt.”
Later stelde Jan Huijgen, een van de adviseurs van het vrijgemaakte blad Bij de tijd, dat zich op het punt van de persoonlijke band met Christus een vacuüm voordeed dat voor geestelijke ontworteling zorgde. Dat vacuüm werd volgens hem opgevuld met allerlei substituten, waaronder het hameren op de ware kerk en de noodzaak van gereformeerde organisaties en gedragspatronen. “Een extra gevaar was dan dat spiritueel lege mensen zouden vervreemden van geloof en kerk.”
Interessant is Kamsteegs ontmoeting met de Canadese Anglicaanse theoloog James Packer. Via hem leerde hij oog te krijgen voor de Angelsaksische puriteinen uit de zeventiende en achttiende eeuw, door wie Packer theologisch en geestelijk gevormd was. Packer leerde hem het verschil tussen veel kennis over en veel kennis van God.
Kamsteeg maakte reizen naar hedendaagse puriteinse christenen in de Verenigde Staten. In de jaren negentig gingen velen op zoek naar persoonlijke ervaring. Ze lieten het maatschappelijk activisme achter zich. Ook in de vanouds rationele vrijgemaakte kerken klonk een roep om meer bevinding. Kamsteeg: “Critici zagen hierin een beweging van calvinisme naar evangelicalisme. Anderen waren blij met een heilzame aanvulling op vroegere rationele eenzijdigheid.”
Kamsteegs spirituele ontdekkingsreis begon in 1990 met een kennismaking met de presbyteriaanse predikant Tim Keller in New York. Die prikkelde niet alleen zijn verstand maar raakte ook zijn hart. Later bleek dat Keller beïnvloed was door Edwards, die rationeel verstand combineerde met gezonde bevinding. Kamsteegs buitenlandse reizen hadden alles te maken met het verkennen van de liefde van Christus. Wil je die verkennen, zoek dan in binnen- en buitenland andere gelovigen op, adviseert hij. “Sluit je niet op in eigen kring.” Hij maakte reizen naar China, India, de Messiasbelijdende Joden in Israël en Amerika, en Arabische christenen. Er ontstond nieuw inzicht in de diepte en reikwijdte van Gods genade, de noodzaak van persoonlijke omgang en een dagelijks gebedsleven. Kamsteeg leerde zowel bij Tom Wright als Packer dat persoonlijke afhankelijkheid van genade en kosmische vernieuwing bij elkaar hoorden.
Kamsteeg had de indruk dat met dit alles een spiritueel vacuüm werd gevuld. Congressen in Nederland over geestelijke groei, met Packer en Larry Crabb, trokken maar liefst 2200 belangstellenden. Zijn puriteinse ervaringen lagen wel gevoelig bij het Nederlands Dagblad en betekenden het einde van zijn adjunct-hoofdredacteurschap. Maar geen nood, hij richtte als een ware globetrotter zich op internationale ontwikkelingen in kerk, samenleving en politiek. Ruimte ontbreekt om uitvoerig in te gaan op zijn buitenlandse commentaren. Het boek biedt een levendig tijdsbeeld door de ogen van een betrokken journalist en commentator.
Een cultuurfilosofisch boek over een verschijnsel dat we in de huidige samenleving steeds meer aantreffen: woede over en onvrede met bestaande ontwikkelingen. Woede wordt niet meer gezien als zwakte maar juist als blijk van innerlijke overtuiging, zij opent het gesprek over grieven. Veelvormige verontwaardiging is kenmerkend voor de laatmoderne samenleving, aldus de schrijver. Men appelleert aan een rechtsgevoel of laat zich drijven door gevoel van machteloosheid. Dat gevoel is er al van oude tijden af. In het vroege christendom was er een moed tot opstandigheid vanuit een radicale opvatting van gerechtigheid, maar deze werd geremd door de joods-christelijke deugden van nederigheid en geduld. Voor Luther was de ongelijkheid van de middeleeuwse standenmaatschappij geen probleem. Die hoorde nu eenmaal bij het wereldse rijk.
Toch werd het protestantisme gaandeweg een protestreligie. Kenmerkend voor het protestantisme, zeker voor de calvinisten, was dat ieder mens een persoonlijke roeping heeft om voor de waarheid te staan en daartoe zelf de Bijbel te raadplegen. Dat riep al gauw het gevaar van zelfoverschatting op, gebrek aan zelfrelativering, wat weer overeenkomt met de “verlichte illusie”, namelijk die van de autonomie. De schrijver betoogt dat de omslag in het denken van het protestantisme uiteindelijk uitmondde in de Verlichting met de moderne idealen van vrijheid en gelijkheid. Luther maakte krachten los die opstandigheid rechtvaardigde, te beginnen met de Boerenopstand. Opstandigheid en rechtvaardigheid zijn niet langer vanzelfsprekende tegenpolen. Het protestantisme was een soort religieus voertuig van het verzet tegen de machtsaanspraken vanuit het Heilige Romeinse Rijk van de Duitse keizer.
De Reformatie kan daarom volgens Koning gezien worden als een soort bevrijdingsbeweging avant la lettre. De Reformatie groeide uit tot de eerste grote geslaagde emancipatiebeweging in de geschiedenis, een revitalisering van de anti-hiërarchische tendensen. De gelijkheidsidee kreeg directe maatschappelijke consequenties.
Door Luthers pleidooi voor binnenkerkelijke gelijkheid zaagde hij aan de stoelpoten van de machthebbers. De schrijver zegt daarom dat wij misschien wel eerder kinderen van de Reformatie dan van de Verlichting zijn. Er was sprake van een hogere gehoorzaamheid, wat volgens Koning een nieuwe culturele onderstroom in het Westen geworden. Het revolutionaire vuur is sindsdien niet uitgeblust en heeft geresulteerd in de rechtsstaat. Opstandigheid heeft ook geleid tot reactionaire woede, gewekt door iets wat verloren is gegaan, waarbij het verlorene wordt teruggeëist. Die oude vormen konden zowel religieus als seculier geïnspireerd zijn.
Koning concludeert dat onze beschaving deels gegrondvest is op opstandigheid, want voor al onze vrijheden is in het verleden gevochten. We blijven echter allergisch voor heteronomie in die zin dat anderen ons de wet voorschrijven. Dan wordt onze woede gewekt. Voorlopig zal woede onze samenleving dus blijven vergezellen. We willen immers niet terug naar autoritaire verhoudingen.
Maar het komt er wel op aan om woede te disciplineren in een algemeen geaccepteerde democratie, wil deze niet ontaarden in wilde woede en ongedisciplineerd gedrag.
Kortom, nog genoeg huiswerk te doen in deze coronatijden waarin vrijheden weer ten dele beperkt worden ter wille van het algemeen belang. KvdZ
Bezint eer ge begint, maar begin dan toch, aan het ruim achthonderd pagina’s lange eerste deel van de memoires van de voormalige Amerikaanse president Barack Obama. U zult er geen spijt van krijgen. U krijgt namelijk inzicht in de dilemma’s en argumenten achter de keuzes van een man die politiek-ideologisch weliswaar ver van het SGP-gedachtegoed af ligt, maar die ook wijsheid getoond heeft in zijn pogingen een diep verdeeld land te verenigen. Dat hij daarin grotendeels faalde mogen zowel Democraten als Republikeinen zichzelf aanrekenen.
Het verhaal begint bij Obama’s jeugdjaren op Hawaii en in Indonesië. Als vers afgestudeerde wordt hij sociaal werker in de mindere, vaak zwarte buurten van Chicago. Daar leert hij het leven op straat kennen; de dagelijkse strijd om te overleven of buiten de criminaliteit te blijven.
Het is voor Obama ook een bestaan van veel ‘op de zeepkist staan’. Met deze schat aan ervaring en kennis over ‘het systeem in de praktijk’ op zak, besluit hij rechten te gaan studeren aan Harvard. Waar medestudenten het studierooster vaak loodzwaar vinden, is het voor de jonge Obama een verkwikking om na de jaren op straat zijn intellect te voeden met zo veel mogelijk boeken. Obama’s vele (eigengereide) opmerkingen tijdens colleges moeten, naar eigen zeggen, vermoeiend geweest zijn voor zijn medestudenten.
Terug in Chicago gaat Obama de (sociale) advocatuur in, en ontmoet hij zijn toekomstige vrouw Michelle, op dat moment zijn leidinggevende. Daarna rijst zijn ster snel:
Obama wordt afgevaardigde in de staatssenaat van Illinois. Een cruciaal moment op zijn route naar de senaat in Washington, D.C. en vervolgens zijn kandidatuur voor het presidentschap, is zijn speech tijdens de Democratische conventie van 2004. Eén van de beroemdste zinnen daarin: “There are no blue states or red states, there’s only the United States of America!” Vanaf die dag is voor veel Amerikanen duidelijk: van deze zwarte politicus gaan we nog veel horen.
Obama’s verbale gaven en vastomlijnde ideeën over ‘hoop en verandering’ zijn belangrijke redenen om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap. Maar echt doorslaggevend is zijn verlangen dat kinderen ’van kleur’ wellicht ooit zouden zien dat iemand ‘zoals zij’ het Witte Huis kon bewonen. Obama’s favoriete foto, van een klein jongetje dat zijn haar aanraakt, laat dit symbolisch zien.
Prachtig is ook hoe Obama de respectvolle emotie beschrijft van de veelal zwarte staf van het Witte Huis, de butlers en de koks, nu ze voor het eerst een gekleurde president mogen dienen.
Desalniettemin lezen we dat Obama er niet in slaagde de grenzen tussen ‘wit’ en ‘zwart’, tussen ‘rood’ en ‘blauw’ te overbruggen. Soms is zijn visie daar wellicht domweg te progressief voor. Maar meermaals beschrijft hij ook hoe de Republikeinen categorisch weigeren mee te werken aan het oplossen van maatschappelijke problemen die hij erfde van zijn voorganger, zoals de oorlog in Irak en de economische crisis van 2008. Dit alles wordt nog verder versterkt, en is later permanent geworden, vanaf het moment dat de New Yorkse zakenman Donald Trump ten tonele verschijnt om Obama’s geboortecertificaat op te eisen. “The rest is history,” zou ik zeggen.
Interessante passages in de biografie gaan onder andere over het ‘hoe’ van slim campagnevoeren. Over het oplossen van complexe wetgevings- en beleidsvraagstukken, zoals de economische- of zorgcrisis, en het politieke ‘wheelen en dealen’ op Capitol Hill dat daarvoor nodig is.
Over de interne dynamiek binnen zijn team en zijn persoonlijke leiderschapsstijl: zorgvuldig zijn met kritiek, gul in het complimenteren, en actief ruimte bieden aan verschillende meningen. Maar ook over de omgang met buitenlandse leiders. Toen Obama bijvoorbeeld de overeenkomst ontdekte tussen de (lichaams)taal van de Turkse leider Erdogan en die van mannen die hij ontmoette tijdens zijn buurtwerk in Chicago, wist hij plots hoe hij Erdogan moest benaderen. Het slothoofdstuk, over de vondst en vangst van Osama Bin Laden, geeft een goede indruk van de enorme druk waaronder een president opereert, zeker als er rechtstreeks mensenlevens op het spel staan. En van de opluchting als er een succes behaald wordt.
Het staat buiten kijf dat de agenda van Obama, en zijn Democratische collega’s, in Bijbels-ethisch oogpunt zeer bedenkelijk is. Toch kunnen we respect hebben voor zijn nobele intenties om belangrijke problemen op te lossen en te werken aan een verenigd land. Tevens is de grote vraag hoe Bijbels-verantwoord de houding van de Republikeinse tegenhangers was en is, als het gaat om hun voortdurende sabotagestrategie. Onder Obama is de politieke cultuur van hoffelijkheid en samenwerking over grenzen verloren gegaan. En zo raakte het ‘beloofde land’ verder uit beeld dan ooit. Wie de dynamiek achter deze trieste realiteit wat beter wil doorgronden, maar ook gewoon wil genieten van een goedgeschreven kijkje achter de schermen van het Witte Huis, die neme en leze.
HK
De ingenieur in luchtvaart- en ruimtevaarttechniek Michael Persson, sinds 2002 de Amerika-correspondent voor de Volkskrant, schreef in 2020 een onthullend boek over de Verenigde Staten. Zijn hypothese is helder. Trump is niet de pyromaan waar wij hem allemaal voor houden. De zakenman heeft de brand alleen maar verder opgestookt. Door de grote rookpluimen die hierbij opstegen, werd duidelijk dat Amerika allang in brand stond. De feiten die de auteur losjes door zijn verhalen slingert, zijn overtuigend. Wist u bijvoorbeeld dat witte Amerikanen gemiddeld tien keer meer vermogen hebben dan zwarte Amerikanen? Òf dat zwarte Amerikanen op bepaalde plekken worden uitgesloten voor het krijgen van een hypotheek – dit heet redlining?
Ooit zo concreet gehoord dat witte Amerikanen die niet naar de universiteit zijn geweest rond hun vijftigste vier keer zoveel kans hebben om te overlijden als Amerikanen die wel een universitaire opleiding gevolgd hebben?
Persson schrijft in een stijl, die doet denken aan de populair historische boeken van Geert Mak. Zoals In Europa. Reizen door de eenentwintigste eeuw. ‘‘ (…) Alle rampen gebeuren hier (in West Virginia JW) tegelijk, zei Sonya Basham, een vrouw met rode krullen en weemoedige ogen (…) De schappen waren lang en leeg, zoals winkels in het Oostblok er in de jaren tachtig uitzagen. (…) ‘De winkel loopt ten einde. Wij lopen ten einde.’’ De beschrijvende toon is de zwakte en de kracht van het verhaal. Halverwege zakt het boek bijna door haar beschrijvende dragende as – de lezer raakt vermoeid van alle anekdotes – totdat de lichte toon de zware laatste beschouwingen van de ‘gemankeerde democratie’ opeens hardhandig in het gezicht van de argeloze lezer slaat. Een paar bekende, maar opvallende punten. Ten eerste, toont Persson de schadelijkheid van de verstrengeling van geld en politiek voor de democratie aan. Dit doet hij door voorbeelden aan te halen over farmaceuten en mijnindustrie industriëlen die bij fouten coulance wordt verleend door dezelfde mensen die zij in politieke campagnes gesubsidieerd hebben. De geldelijke opbrengst van het Trump International Hotel in Washington tijdens Trumps regeertermijn wordt bijkans bijvangst, als wordt vermeld dat Trump de Obama-regel dat bij een ministerie geen lobbyisten mogen plaatsnemen weer ongedaan gemaakt heeft. Ten tweede,
maakt Persson de langzame aftakeling van de Amerikaanse rechtsstaat schrijnend duidelijk. Hierbij focust hij op de personen Mitch McConnell (leider van de Republikeinen in de Amerikaanse Senaat) en William Barr (minister van Justitie onder Trump). Het boek had aan geloofwaardigheid gewonnen als duidelijker was gemaakt dat ook Democraten zich soms schuldig maken aan ondermijning van de rechtsstaat.
Dit neemt niet weg dat de opsomming aan ondemocratische feiten die deze mannen op hun conto hebben staan, al voldoende reden is om dit boek te lezen. Zo zag Barr (een conservatieve katholiek) het dwarsbomen van rechtszaken tegen de president door de president als volstrekt legitiem. De wil van de president is immers wet. Barr, die dit standpunt al decennia uitdraagt, werd door Trump aangenomen, nadat zijn vorige FBI directeur het onderzoek naar Russische inmenging in de verkiezingen niet had afgekeurd en dus was ontslagen. Ten derde, Persson laat op een knappe manier zien dat de omgang van de Trump administratie met de ramp in Puerto Rico en de COVID-19 crisis gelijkenis vertoont. Trump vertelde aan een journalist dat hij de coronacrisis had gebagatelliseerd ‘om paniek te voorkomen.’ Eerder, vlak na de ramp in Puerto Rico in 2017 had Trump de reddingswerkzaamheden een ‘enorm succes’ genoemd. Die reddingswerkzaamheden kwamen in werkelijkheid – naar Amerikaanse toestanden – maar moeilijk op gang. De val van Amerika is geen wetenschappelijke studie, maar een beschrijvend verhaal. Dit zorgt ervoor dat niet alle informatie even genuanceerd is. Wel krijgt de lezer een veelomvattende kijk op de Verenigde Staten. Tenminste, op dat wat er van Amerika over is… JW
Het is een feit dat Links en Rechts in de media zelden met elkaar in debat gaan, laat staan in dialoog. Doorgaans geven critici er de voorkeur aan over hun ideologische tegenstander te praten. Vrijwel altijd om die in negatief daglicht te stellen – steeds vaker zelfs te demoniseren. Zodanig dat geestverwanten die met de tegenstander praten, worden gecanceld. Dat laatste overkwam voormalig GroenLinks-parlementariër Zihni Özdil toen hij eens breed lachend met de auteur van de voorliggende bundel op de foto ging. Social media ontploften en critici op links spraken er schande van.
Kennelijk wordt het steeds minder op prijs gesteld dat mensen die het ideologisch niet noodzakelijkerwijs met elkaar eens zijn, wel gewoon met elkaar in gesprek gaan.
Voor Sid – we wisselen samen regelmatig van gedachten, dus ik neem de vrijheid hem bij zijn voornaam te noemen – was dat aanleiding om te onderzoeken of er iets tegen die trend valt te doen. Hij nodigde mensen, van wie hij wist dat ze met hem op een aantal punten van mening verschilden, uit om met hem daarover van gedachten te wisselen. Velen reageerden afwijzend, zo stelt hij zelf, maar er waren voldoende mensen die zich regelmatig in het publieke debat mengen die het wel een interessant experiment vonden – voldoende om een heel boek mee te vullen, zo bleek. Via crowdfunding stelden honderden begunstigers Sid bovendien in staat om het boek vervolgens ook te publiceren.
Voordat ik iets ga zeggen over de inhoud, eerst meer over Sid zelf. Afkomstig uit een ondernemersgezin, was hij jarenlang raadslid voor de VVD in zijn woonplaats Duiven (vlakbij Arnhem). Tot zijn teleurstelling moest hij constateren dat in deze partij steeds minder herinnerde aan het conservatief-liberale profiel van vroeger. Oud-VVDleider Frits Bolkestein leek er de laatste der Mohikanen te zijn geweest. Inmiddels heeft hij in talloze artikelen, enkele publicaties en een proefschrift gepoogd zich rekenschap te geven van de politieke trends van de afgelopen decennia. En hij concludeert dat er buiten de links-liberale mainstream steeds minder kritische geluiden hoorbaar zijn in het publieke debat. Was er in de tijd van de Verzuiling nog sprake van opinieleiders die elkaar scherp hielden, tegenwoordig is daarvan steeds minder sprake. En zelfs op social media worden kritische geluiden steeds vaker geweerd. Het is daarom tijd voor een hernieuwde zuilvorming: critici van de huidige mainstream dienen hun eigen mediakanalen te financieren en organiseren. Om zodoende het broodnodige tegenwicht te bieden aan een dreigende politieke mainstream die grote delen van de samenleving zich niet langer vertegenwoordigt. Met enige afgunst wordt nog gekeken naar de reformatorische zuil. Zich daarbij aansluiten is echter geen optie. Veel kritische denkers behoren tot het conservatieve katholicisme of zijn, zoals Sid zelf, van huis uit helemaal niet vertrouwd met de christelijke traditie. Zowel taalveld als levensstijl van deze lichting verschilt nogal van die gebruikelijk in reformatorische kringen.
Interessant aan deze groep denkers is dat ze op eigen kracht zoeken naar een alternatief voor een postmoderne cultuur zoals die sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw langzaamaan bezit genomen heeft van de Westerse wereld, Nederland incluis. Vrijheid is ingeruild voor losbandigheid, klassiek-burgerlijke waarden en normen voor moreel relativisme, wederkerigheid voor slachtofferschap, de af-en-toe broodnodige confrontaties voor de neiging toch vooral te willen deugen, vrijheid van meningsuiting voor een cancelcultuur en nationale soevereiniteit voor ondemocratisch supra-nationalisme.
Over die thema’s gaan ook de gedachtewisselingen die Sid heeft met een zeer gemêleerd gezelschap aan denkers en politici. Zo discussieert hij met Jan Cornillie van de Vlaamse SP.A, over de cultuur die nodig is om een minimum aan solidariteit in onze samenlevingen te garanderen. Met de Gentse hoogleraar Maarten Boudry en de Vlaamse conservatief Othman el Hammouchi kruist hij de degens over de vraag in hoeverre de islam bedreigingen zijn voor onze cultuur. Met VVD-kamerlid Jan Middendorp wisselt hij van gedachten over de inperking van de vrijheid van meningsuiting door giganten als Google, Facebook en Twitter, en de invloed daarvan op publieke meningsvorming. Met de vrouwelijke imam Salima el Musalima deelt hij de zorgen over de toekomst van de vrijheid van meningsuiting. Met historicus Anton Jäger en cultuurondernemer Chris van de Ven verschilt hij van mening over de vraag of politiek en media gedomineerd worden door links-liberale elites en of conservatieven daarbij worden uitgesloten.
Met studente en columniste Sujet Shams lijkt Sid het eens te zijn dat het dragen van een boerka ook in het Westen geen eigen keuze is van vrouwen, maar iets dat hen door radicaliserende elementen binnen de islam wordt opgelegd. Met voormalig SP-senator Ronald van Raak debatteert hij over vrijheid en de rol die kennis, de vrije markt en de staat daarbij dient te worden toegekend. Met historicus Peter Lamberts wisselt hij van gedachten over de spanning tussen exclusieve waarheidsclaims en de noodzaak tot compromissen in de politiek. Met ondernemer en criticus Kris Flores lijkt hij het eens dat er sprake is van een toenemende polarisatie tussen de burgerlijke middenklasse als hoeksteen van de samenleving enerzijds en elites die ondermijnende krachten vrij spel laten anderzijds. Zowel met de hervormde predikant Henk-Jan Prosman als de katholieke ICT-expert en vertaler Erwin Wolff komt het tot een stevige confrontatie over de toegevoegde waarde van het christelijk geloof voor de samenleving vroeger en nu – iets waar Sid niet bepaald van overtuigd lijkt te zijn. Maar die bijdragen lijken me aanleiding te geven voor een diepgaander debat. Een aanzet daartoe biedt de prachtige gedachtewisseling met de wijsgeer Peter van Duyvenvoorde. Daar blijkt Sid een heel eind met zijn opponent te kunnen meegaan in de gedachte dat een cultuur die zich uitsluitend baseert op de rede – en geen ruimte laat voor het transcendente – geen toekomst heeft.
Beiden staan ze uiterst kritisch tegenover het rationalisme van de Verlichting. Openheid voor God, het goede, ware en schone zijn van levensbelang. De ervaring daarvan dient je echter gegeven te worden, je kunt er niet over beschikken, stelt Van Duyvenvoorde terecht. Sid blijkt voor een dergelijke bewering niet ongevoelig. Tekenend is dat hij zijn discussiepartner hier het laatste woord gunt. Hetzelfde geldt voor zijn mooie gedachtewisseling met politiek filosoof Berend van Daems over Kierkegaard en de dilemma’s van toegeven aan de passies van het moment, ook als dat ten koste gaat van een wat minder enerverende relatie met je huidige vrouw.
Berend pleit met Marcel Proust voor vasthouden aan de vreugde van gedeelde herinneringen.
Sid blijkt steeds opnieuw een gepassioneerd denker die zijn eigen opvattingen met verve uitdraagt. Daarbij worden een veelheid aan filosofische beschouwingen steeds opnieuw afgewisseld met een stortvloed aan feiten. Soms trekt hij zijn conclusies wel heel erg snel. Maar zolang er in het debat ook ruimte is voor tegenspraak is dat natuurlijk geen probleem. Sid is zondermeer een zelfstandig denker, met regelmatig uiterst prikkelende analyses van de wereld waarin wij leven. Iemand die ook ons graag uitdaagt om vanuit de christelijke traditie met antwoorden te komen die nu eens niet meegaan met de postmoderne geest van de tijd zoals zich die ook van veel christenen heeft meester gemaakt.
HvdB
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 2021
Zicht | 112 Pagina's
