Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De burgemeester die miljonair werd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De burgemeester die miljonair werd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij droomde er ooit van om miljonair te worden. Dat liep anders dan gedacht. Het pad van de Kampense burgemeester Sander de Rouwe (43) leidde naar de politiek. Alhoewel: rijk is hij toch nog geworden. Zij het op een andere manier dan hij vroeger had gedacht.

De reiger in de vijver voor het gemeentehuis van Kampen staat onbeweeglijk stil. Al minutenlang. De grote ramen in de kamer van De rouwe bieden precies uitzicht op zijn pogingen een vis te vangen

Zelf is De rouwe eerder het tegenovergestelde van de reiger. Stilstaan doet hij alleen op zondag, als hij zich even helemaal niet met werk bezighoudt. Niet om een visje te vangen, maar om op adem te komen en tijd te nemen voor zijn omvangrijke gezin. Zijn werkkamer is karig ingericht. Geen bureau, weinig tierelantijnen. Op een kast tegen de muur staat een foto van zijn gezin. Daarnaast ligt een boek met de titel ”De IJsselkogge”, een kinderboekje in het Fries en een bundel met rouwgedichten van ellen mulder.

Het bureau dat er vroeger stond, heeft hij weg laten halen toen hij burgemeester werd. Dat heeft hij niet nodig. „Ik ben erg van gesprek. „Als je nog een grote tafel hebt waaraan ik met veel wijze mensen kan zitten, dan graag”, heb ik gevraagd toen ik aantrad. En die kwam er, zoals je ziet.” Hij is ook niet van de papieren dossiers. Hij houdt zijn ipad omhoog. „Ik heb alleen dit. Er zit een barst in, want de kinderen gebruiken ’m ook om spelletjes op te doen of een filmpje te kijken. Of ik daar moeite mee heb?” Lachend: „Nee, als je een groot gezin hebt, kun je niet te veel eisen stellen. Je leert loslaten, en dat is heel fijn. Mensen zeggen weleens tegen ons: „Hebben jullie negen kinderen? Ik vind twee al moeilijk.” Dan zeg ik: „Dat is ook heel moeilijk. Dat vonden mijn vrouw Lianne en ik ook. Drie is ook druk. Maar vanaf vier kinderen draait het allemaal om. Dan wordt het makkelijker.”

Bent u vaak op het gemeentehuis?

„Zeker. Ik werk niet veel thuis. Werk is werk, thuis is mijn gezin en alles daaromheen. Ik ben 24 uur per dag, zeven dagen in de week in functie. Ik leef, droom en adem als burgemeester. Maar thuis is de enige plaats waar ik probeer om mijn werk even los te laten. Dat is voor mijn gezin ook belangrijk.

mijn vrouw en ik hebben de taken heel eenvoudig verdeeld: Lianne weet alles van de kinderen en ik ben haar assistent. Ik weet alles van de gemeente, en daarin ondersteunt Lianne me. Het zijn complementaire, gelijkwaardige, diagonale rollen. Dat werkt heel prettig.”

Wanneer maken jullie tijd voor gesprek met elkaar, in alle drukte?

„Mijn vrouw en ik kennen elkaar al heel lang. Lianne is van oorsprong Zeeuws, maar heeft een Spaans temperament. Ze voorziet mij al vanaf mijn zevende van commentaar. Daardoor blijft er niet veel liggen waar moeilijkheden door zouden kunnen ontstaan. Ik vind het heerlijk dat ze zich zo duidelijk uitspreekt, daar doe ik het heel goed op. Zelf ben ik diplomatieker, beschouwender.

Daarnaast hebben we foefjes om ook in de drukte van ons gezin overlegmomenten te creëren. De zondag is alleen voor het gezin, is zo’n handigheidje.

Verder gaan mijn vrouw en ik regelmatig uit eten. Ik vind dat heel leuk en zo kunnen we even ventileren. Alleen als Lianne borstvoeding geeft, gaan we niet. Zij heeft elk kind een jaarlang gevoed. Daar heb ik diep respect voor. Ze is 41 en ze heeft dus al negen jaar van haar leven borstvoeding gegeven.”

Hoe heeft u uw vrouw ontmoet?

„Dat wordt een heel romantisch verhaal. Ik kom uit een gezin met vier kinderen, waarvan ik de jongste ben. Al vanaf het moment dat ik kon praten, vroeg ik aan mijn ouders om een broertje of een zusje. Maar zij waren heel duidelijk: „Sander, die komt er niet meer. Maar er is hier in de wijk een tweeling komen wonen. Anders bel je daar even aan.”

Dus ik als zevenjarig jochie op mijn groene fietsje naar het huis van de tweeling, een paar straten verderop. Koningsburg 18 was het. Ik heb aangebeld. Binnen zaten ze. Rechts Sam, die mijn beste vriend werd, links Lianne, die mijn beste vriendin werd.

In de loop van de tijd ben ik best weleens verliefd geworden op andere meisjes en Lianne op andere jongens, maar eigenlijk is Lianne gewoon de beste vrouw voor mij. We kwamen erachter: we kunnen en willen gewoon niet zonder elkaar. En ook al waren we niet superverliefd, ik wist dat ik met Lianne wel 200 jaar wilde worden, en zij met mij. Dus we hebben uiteindelijk de praktische keus gemaakt om met elkaar te trouwen.”

Dat klinkt als een wijze beslissing.

Hij lacht. „Als ik nu als burgervader bij een zestigjarig huwelijksjubileum kom, hoor ik vaak hoe het echtpaar elkaar ontmoet heeft. Negen van de tien verhalen komen hierop neer: de jongens en meisjes die nog geen verkering hadden, gingen op zaterdagavond om zevenuur een rondje lopen door de Oudestraat in Kampen. Dan keek je naar elkaar. Wiezou er bij mij passen? Had je iemand gekozen, dan bracht je als jongen dat meisje naarhuis. Veel  ampenaren en IJsselmuidenaren hebben elkaar zo gevonden.

De kern van hun verhalen is dat ze beseften dat ze een stap gingen maken voor de rest van hun leven. Dat ze nietzo zeeriemand zochten op wie ze smoorverliefd waren, maar iemand met wie ze honderd zouden kunnen worden.

Dat hadden Lianne en ik dus ook. De vonken vlogen er niet meer vanaf, we kenden elkaar al vijftien jaar toen we trouwden. Maar onze vriendschap was wel vurig. Ik wist dat haar Spaanse temperament echt niet zou verdwijnen als we trouwden. Dan is de vraag: kanik de ander accepteren zoals hij of zij is, of niet? Gevoelens kunnen erg afleiden van die vraag.”

U werd ook al jong vader.

„Toen ik in 2007 Kamerlid was, was onze oudste, Madelief, al geboren en de tweede was op komst. Collega’s zeiden vaak: „Hier gaan behoorlijk wat huwelijken op de klippen. Hoe kan het dat het bij jou zo goed gaat? Toen vertelde ik al dat het helpt om niet op zondag te werken. Maar tot op heden ben ik eenroepende in de woestijn. Overigens is Madelief de enige naam die ik aan onze kinderen heb gegeven. Toen we trouwden, zei ik tegen Lianne: „Als we een dochter mogen krijgen, dan moet die <adelief heten. ”Mijn vrouw zei: „Dat is goed, maar dan kies ik de andere namen.” Ik wist natuurlijk niet dat er nog acht zouden volgen.

Nadat ons achtste kindje was geboren, zei mijn vrouw: „Ik heb nog steeds een naam over: Lotte. Ik zou heel graag nog een kindje willen krijgen.” en zo geschiedde. Vorig jaar werd onze jongste dochter geboren en ze heet Lotte. Of we nog meer namen paraat hebben? ”Lachend: „Nee, nu niet meer.”

Hoe is het om hier burgemeester te zijn?

„Ik merk dat de Kamper samenleving gevoelig is voor de aanwezigheid van de burgemeester, bijvoorbeeld bij een jubileum. Als ik binnenkom,is het huis gepoetst en schoon, hebben de mensen nette kleren aan en staat het mooiste gebak van Kampen op tafel, ondanks dat het secretariaat heeft doorgegeven dat taart niet hoeft. Niet zelden  zijn  er twee of drie kinderen en kleinkinderenbij het gesprek aanwezig. Ik vind dat prachtig.

Ik mag hier in de gemeenteraad ook nog het ambtsgebed uitspreken. Daar ben ik dankbaarvoor. Wat me als eerste opviel, is dat er in dat gebed gevraagd wordt om voorzichtigheid in het werk. Ik vind dat een hele mooie term. Toen ik net begon, zei ik met een glimlach naar de raadsleden: Dat gebed is wel verhoord. De volksaard van Kampen is voorzichtig en dat is een groot goed. Er leven hier veel verschillende mensen bij elkaar. Kampen is kleurrijker en verrassender dan mensen van buitenaf soms denken. En toch gaat het goed, dankzij dat snufje voorzichtigheid.”

U bent jong, voor een burgemeester.

„Ik ben al 25 jaar overal een van de jongsten. Eerst alsraadslid voor het CDA in bolsward, daarna als Kamerlid voor dezelfde partij en later als gedeputeerde in Friesland. Ik ben blij dat we nu in Kampen een SGp-wethouder hebben die jonger is dan ik. Of ik het vervelend vind om vaak de jongste zijn? Ik schrik er niet van.

Ik kan twee dingen doen in zo’n situatie. Ik kan denken: Wat spannend en ingewikkeld. Al die mensen zullen er wel wat van vinden om zo’n jonge mand op die post te zien. Maar ik draai het om. Ik denk: tot aan mijn sterfdag zullen er altijd mensen om mij heen zijn die meer weten dan ik. Wat ik moet doen, is goed luisteren en vragen stellen. En dan is mijn leeftijd niet van belang.”

Hoe vinden uw kinderen het dat u burgemeester bent?

„Dat maakt hen niet zo uit. Ze zijn ondernemend, zelfstandig en weerbaar. Dat hebben ze van mijn vrouw. En ze groeien op in een groot gezin, waardoor ze leren op te komen voor zichzelf.

Ze hebben er niet aan hoeven wennen om in Kampen te wonen. Daar hadden we van tevoren al veel over gecommuniceerd. Zo wisten ze al dat ik had gesolliciteerd voor deze post toen dat nog geheim was.

Daar heb ik nog een mooie anekdote over. Toen ik in de procedure voor het burgemeesterschap zat, moest ik een keer onze Koen ophalen van de basisschool. Hij zag me, zwaaide en riep over het schoolplein, waar wel honderd ouders stonden: „Hé papa, ben je al burgemeester geworden?”

Inwendig moest ik natuurlijk hard lachen. Maar goed, zo gaat dat er dus aan toe bij ons thuis. Ik kan niks geheim houden. De muren zijn te dun.”

Worden ze in Kampen behandeld als het zoontje of dochtertje van de burgemeester?

„Dat zal ongetwijfeld weleens gebeuren, maar ik hoor hen er nooit over. Het maakt hen ook geen biet uit dat ik burgemeester ben. Het komt weleens voor dat een van hen thuis komt en zegt: „mijn vrienden geloven niet dat je burgemeester bent. Wil je een keer zwaaien als je langsrijdt?” De kleintjes hebben geen notie van mijn werk. Onze Eva was een jaar of vier toen ik als burgemeester bij haar op school langskwam om voor te lezen. Ik liep de school binnen, in pak en met mijn ambtsketen om. Tweehonderd glimmende gezichtjes keken me verwachtingsvol aan. Tussen die kindjes zat ook mijn bloedeigen eva. Ze keek naar me alsof ik Sinterklaas was, net als de andere kinderen. Ik ging op een krukje zitten, glimlachte en zei tegen haar: „Dag Eva. Hi lieverd.” Ze reageerde niet en bleef me met grote ogen aankijken. ’s Avonds, toen ik thuiskwam, vertelde ze me in geuren en kleuren dat de burgemeester op bezoek was geweest. Ze kon niet plaatsen dat ik dat was.”

Hoe belangrijk is het geloof voor u?

„Heel belangrijk. Ik ben hervormd opgevoed. We gingen als gezin naar de Martinikerk in Bolsward. Daar ben ik gedoopt. mijn ouders waren behoorlijk vrij in de godsdienstige opvoeding. Toch zijn mijn zussen en broer allemaal actief geworden in de verschillende kerken waartoe ze behoren. Zelf ben ik betrokken bij de PKN-gemeente van de bovenkerk.

Vanochtend had ik een korte bijbelse overdenking. Dat doe ik niet elke dag, ik wil me niet heiliger voordoen dan ik ben. Maar het mooie is, dat ik vanmorgen uitkwam bij Jesaja 40:31. Daar staat: „De mensen die op de Heer vertrouwen, zullen nieuwe kracht krijgen. Ze zullen opstijgen als een arend. Ze zullen lopen, maar niet moe worden.” met een grote glimlach: „Dat vind ik heel mooi. Zo ervaar ik dat ook in de drukte van elke dag. Op die manier speelt mijn geloof dagelijks een grote rol in alles wat ik mag doen en ervaren.”

Heeft u nooit met God geworsteld, bijvoorbeeld toen jullie zoontje Jesse overleed?

„Toen ik op 21 juni 2011 gebeld werd door mijn vrouw en ze zei dat onze Jesse van drie in het water was gevallen en dat hij overleden was, stortte mijn wereld in. Ik stond te trillen op mijn benen. Maar ik wist ook direct waar deze gebeurtenis vandaan kwam: van het kwaad, van de duivel. Die probeerde mij bij God weg te houden. Ik heb tegen God gezegd: „Dit is niet Uw werk. En ook: Jesse is nu bij U.” Ik wist dat dit verlies ons alles zou kunnen kosten, tot ons huwelijk aan toe. Maar ik wist ook heel zeker dat ik volledig op God kon rekenen. Punt. Omdat ik weet dat als ik mijn trouw aan Hem toon, Hij mij alles zal geven wat ik nodig heb. En zo is het gebeurd. Weet je wat apart is, haast symbolisch? We hebben om en om jongens en meisjes gekregen in ons gezin, negen stuks. eerst Madelief, toen Jesse, toen Esmée, toen Twan. Maar toen Twan tien weken oud was, overleed Jesse. Dat ons vijfde kindje, dat na Twan geboren werd, voor het eerst opnieuw een jongetje was, vond ik een teken van Gods trouw. God weet alles, Hij voorziet in alles, ik hoef niet te onderhandelen met God, Hij is er.”

Komt het verlies van jullie zoon ook ter sprake in uw werk?

„Als ik ergens kom, gaat het vaak eerst nog even over Jesse. In het begin vond ik dat een beetje gek. Maar blijkbaar hebben mensen de behoefte om dat verdriet benoemd te hebben. Om te zeggen: wij weten ervan, wij hebben zelf ook moeilijke dingen meegemaakt. Dus nu vertel ik vaak even iets over hem.

Blijkbaar haalt het drempels weg als mensen weten dat je zelf over de bodem van je bestaan hebt moeten wandelen. Op zo’n moment raak je samen even iets heel dieps aan, voordat je het over koetjes en kalfjes kunt hebben. Als er iets ernstigs gebeurt in Kampen, bijvoorbeeld met een kind, dan bied ik als burgemeester via de familieagenten ook altijd aan om langs te komen. Daar is natuurlijk niet altijd behoefte aan, maar soms ook wel, omdat mensen weten dat ik begrijp hoe het is om een kind te verliezen. Zo kan een heel groot verdriet soms ook iets moois teweegbrengen.”

Worden jullie vaak aangesproken op jullie grote gezin?

„Mensen denken in eerste instantie dat ik zwaar op de hand ben, omdat we zo veel kinderen hebben. Soms moeten ze een half minuutje bijkomen als ze horen dat het er negen zijn.

Vaak wordt me gevraagd of ik een samengesteld gezin heb en van hoeveel vrouwen deze negen kinderen zijn. Af en toe stoten mensen elkaar aan als we ergens lopen en zien we hen tellen hoeveel kinderen we hebben.

We gaan weleens op vakantie naar Italië. Daar zijn de reacties anders. Ik heb gehad dat we in een dorpje waren en dat een meneer naar buiten kwam om me in het Italiaans te feliciteren met al die blonde kinderen. Daar moest ik heel erg om lachen. Vooral ook omdat hij alleen naar mij toe kwam en niet naar mijn vrouw. Ik ben in elk geval apetrots op mijn gezin. De kinderen leveren ons zo veel vreugde op.”

U bent inmiddels drie jaar burgemeester van Kampen. Hoe bevalt dat?

„Ik was al heel lang verliefd op Kampen voordat ik er burgemeester werd. Toen ik voor de post solliciteerde, zei een stemmetje: „Als je er al zo lang naar uitkijkt om hier burgemeester te worden, kan het alleen maar tegenvallen.” Nu lach ik dat stemmetje uit. Het valt me helemaal niet tegen. Ik kan oprecht zeggen dat ik nog steeds op een roze wolk zit. En dat gevoel heb ik al drie jaar. Het is fijn en goed om hier burgemeester te zijn. Aanwezig zijn, aandacht en advies geven, een relatie opbouwen met de mensen hier.”

Toen ik Kamerlid was, vertelde ik eens dat ik later graag burgemeester van een kleine plattelandsgemeente van zo’n 10.000 inwoners wilde worden. „Wat ga je dan ’s middags doen?” werd mij gevraagd. Alsof burgemeester zijn van een kleine gemeente betekent dat je je al snel gaat vervelen. Dat is niet zo, zeker niet in Kampen, waar toch meer dan 50.000 inwoners zijn. Het ambt van burgemeester is alleen maar ingewikkelder geworden, omdat ook de samenleving complexer wordt. Dat houdt de uitdaging erin. Ik vind het belangrijk oog te houden voor álle groepen in de maatschappij. Ook voor drugsdealers bijvoorbeeld. Die nodig ik soms uit op het gemeentehuis. Ik ga ook een of twee keer per jaar langs bij Kampenaren die gevangenzitten. Vrijwel altijd heb ik daar mooie, diepgaande gesprekken mee. Dan ben ik niet zozeer de burgemeester, maar de ene mens tegenover de andere. Zestig procent van mijn werk draait om hart, dertig procent om helpen en tien procent om handhaven.”

U wilde ooit miljonair worden. Hoe zit dat?

„Als kind wilde ik graag drie dingen worden: vader, ondernemer en miljonair. Toen ik opgroeide en het geloof voor mij ging leven, heb ik de miljonairsdroom laten schieten. Uiteindelijk ben ik toch nog miljonair geworden. Maar niet zoals ik dacht. mijn rijkdom is mijn gezin.

Ik hoopte ook altijd dat ik minstens 88 mocht worden. Dit jaar word ik 44. Ik ben al op de helft, realiseerde ik me pas. Alles wat ik graag wilde in het leven, heb ik in deze eerste helft al gekregen. De 44 jaar die hierna hopelijk nog komen, zijn bonusjaren. Ik kan alleen maar heel dankbaar zijn.”

Heeft u nog dromen voor na het burgemeesterschap?

„Dat wordt mij wel vaker gevraag. Mensen veronderstellen altijd dat je een nog hogere positie wilt, omdat je al een bijzondere positie hebt. Maar zo sta ik niet in het leven. Het hoeft niet altijd groter of meeslepender.

Het enige wat ik wil doen, is teruggeven. Het accent ligt niet meer op mij en wat ik wil bereiken, maar op wat ik terug kan geven aan de maatschappij met de levenservaring die ik inmiddels heb opgedaan.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 september 2024

Terdege | 112 Pagina's

De burgemeester die miljonair werd

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 september 2024

Terdege | 112 Pagina's