Uit het leven van Manus van den Hoven
Elders in dit nummer leest u een recensie van Een trouwe wachter. Het leven en brieven van Hermanus van den Hoven. Een tweetal fragmenten uit dit boek willen we hier weergeven.
Uw goedheid, Heere, is hemelhoog
Toen ik nog jong was diende ik bij een boer. We hebben toen een jaar gehad dat er een muizenplaag was en wel buitengewoon erg, Dat ging vergezeld met een grote droogte. Het was midden in de zomer en er was geen grasje op het land. De beesten brulden van honger, maar er was geen opmerking onder de mensen. Wel het tegendeel, murmureren en vijandschap. Op een avond dat ik ’s avonds uit het land naar huis ging, schreeuwde het vee me na. Ik kreeg daar op te merken dat het een vrucht van de zonden was en dat werd een aangebonden toestand op mijn ziel en wel zo alsof ik het alleen verzondigd had. Thuisgekomen ging ik in de schuur en verborg me daar onder een wagen, waar ik het voor God uitweende, dat het een vrucht van onze zonden was, liggende daar in mijn schaamte.
Daaruit kreeg ik de Heere te billijken en te rechtvaardigen, zelfs al zou Hij doortrekken met Zijn oordelen. Ik kreeg de deugd van Zijn rechtvaardigheid net zo lief als de deugd van Zijn barmhartigheid. Daarop kwam de Heere mij voor met deze woorden: ‘Ik zag de wateren aan en ze vloden voor Mijn aangezicht.’ Mijn baas kwam me ten slotte opzoeken om in huis te komen om wat te gebruiken, maar ik zei: ‘Och baas, laat het beest hier maar liggen.’ Later ben ik in huis gegaan om nog een beetje te rusten, maar de lucht zag eruit alsof het nog lang zo zou blijven. Maar wat gebeurt er? ’s Morgens regende het zo hard, dat het water van de dijkstoep afliep. Ik ging eruit omdat ik moest gaan melken, maar mijn ziel was zo met Zijn goedertierenheid vervuld, dat ik de Heere met luider stem loofde uit Psalm 63:2: ‘Uw goedheid, Heere, is hemelhoog’, enzovoort. O, vriend, wat heb ik toen diep gebogen voor de Heere.
Geloof
Toen ik nog jong was, waren er nog veel geoefende mensen. Zij hadden de Heere in een rechte weg leren kennen zoals Hij gekend moet worden tot zaligheid. In die tijd waren de ouden een hand en voet voor een bekommerd mens. Maar dat ontbreekt in onze tijd. Het mensdom is zo onkundig, omdat er geen onderwijs is. Ik ontmoet soms mensen met een aangeslagen ziel. Wanneer ik dan eens met hen praat en hen onderwijs uit mijn eigen ondervindingen, dan moeten ze zelf getuigen dat ze dat nergens meer horen. Zulke zielen zijn er bij de Heere niets minder omdat ze zo weinig kennis omdragen, maar ze zijn het wel in zichzelf. Zulke mensen hebben een gemoedsleven en een gevoelig leven. Missen ze dat, dan houden ze niets over dan strijd en ongeloof. Maar de zaligheid wordt aan het geloof gekoppeld, niet aan het gemoed. Daar geeft de profeet getuigenis van als hij zegt: Al zou er geen schaap in de kooi zijn, geen rund op de stal, al zou de wijnstok geen druif en de vijgenboom geen vruchten voortbrengen, dat hij dan nochtans in de Heere van vreugde zou opspringen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2023
Oude Paden | 64 Pagina's
