Mooie beelden negentiende-eeuws plattelandsleven: herinneringen meester Heuvel (II, slot)
In het leven van het gezin Heuvel waren kerk en geloof als vanzelf ingeweven. Er werd, door moeder, aan tafel met eerbied en innigheid gelezen en gebeden en trouw ging men op zondag ter kerke in het nabijgelegen Laren waar ruim een halve eeuw later Noordmans zou staan. Mooi is de beschrijving van een kerkgang in de oogsttijd. Klokgelui in de zonnige lucht, blijde tonen van dorpen in het rond, buren verzamelen zich bij de familie Heuvel, en over al die belommerde landwegen en al die kerkpaadjes door weiden, heiden en korenvelden – hoe mooi moet de natuur toen zijn geweest – schrijdt een schare van zondags geklede kerkgangers naar Gods Huis: “Het is een stille, lieflijke sabbathmorgen, die belooft een der dagen van des Menschen Zoon te worden. Boven ons straalt de klare blauwe hemel”.39 In glansrijke herinnering in de ziel van het kind ingegrift was ook de kerkgang op die zeldzaam schone Pinksterochtend gebleven. De meizon lachte over het verkwikte aardrijk en spiegelde zich in miljoenen kleurige druppels , de vogels zongen “Juich aarde, juich alom den Heer “, van de bloemen stegen reukoffers op, er was klokgelui van verre dorpen in de reine, geurige lucht, dankbaarheid in de harten der mensen over het vruchtbare weer en de goede vooruitzichten voor akker en weide, en overal zag men groepjes kerkgangers in zondagse kleding en zondagsstemming, wandelende over lommerrijke landwegen, over hoge bouwkampen, grazige weiden en langs het mooie park rondom het witte kasteel.40 Bekoorlijk is het beeld dat hier wordt opgeroepen en heimwee doet voelen naar deze lang geleden zonnige zondagochtend in Gelderland . Het mooie Gelderland van bossen en rivieren.
In een van de schatkamers van de ziel waren ook Goede Vrijdag en Pasen opgeslagen. Goede Vrijdag wanneer vader en moeder naar de kerk gingen om daar het Heilig Avondmaal te vieren, beiden in het zwart gekleed, vader met de hoge hoed op en moeder met haar zwarte omslagdoek, alsof het een begrafenis was, maar dat is ook zo, het is de begrafenis van de Heiland.41 Maar na Goede Vrijdag werd het Paasmorgen, het lentezonnetje scheen en hoog in de lucht zong een leeuwerik een lied van opstanding. Men ging ter kerke waar het voller was dan anders en waar de oude dominee het zo mooi zei: “De paaschzon schijnt over de graven, ook over de graven der onzen”, en ik denk aan die van Grootvader en Grootmoeder, ginds op het kerkhof, waar de donkere dennen ruischen en ik vaak met Moeder heb stilgestaan. En ik zie het, zooals het is afgebeeld in Bijbelsch Magazijn: de verrezen Heiland staat bij het ledige graf in Jozefs hof heel vroeg in den morgen, als het begint te dagen… Straks in den beurtzang klink zoo liefelijk de zang der vrouwen: “Eens zullen wij met Jezus leven”.42 Vroomheid en fijn gevoel gaan hier samen. We zouden bijna zeggen de gevoelsvroomheid van het Réveil.
Het Kerstfeest, dat op het platteland zo eerbiedig gevierd wordt, zich zo harmonisch aansluit aan de vredige stilte die voorafgaat en haar opvolgt,43 behoorde natuurlijk eveneens tot de hoogtijdagen van het gezin Heuvel. Op Kerstavond zat men rustig en stil bij elkaar. Moeder en onze Geertje lieten het spinnewiel rusten, namen slechts wat naaiwerk ter hand, vader las gezangen voor als het nog steeds geliefde Daar is uit ’s werelds duistre wolken een licht der lichten opgegaan van Beets, moeder las voor uit haar geliefde Kerkklokstoonen over de plechtige en feestelijke Kerstnacht in Duitsland, vervuld van heilige poëzie, en er klonk het lied van Van de Kasteele:
Nog juicht ons toe die zaal’ge nacht,
Waarin ‘tgestarnt met nieuwe pracht,
En ’t engelenheir met nieuwe vreugd
Zich over Jezus’komst verheugt44
Vóór het naar bed gaan zag de kleine jongen nog het sterrenbeeld van de Orion “en daaronder flonkert de helderste ster van den hemel, zoo mooi blauwwit, zoo liefelijk als de ster die de Wijzen den weg wees. In ‘t bed lig ik nog een tijdje wakker, vervuld van de betoovering van den heiligen nacht”.45 Meester Heuvel geeft ons ook een inkijkje in de dorpspastorie en haar bewoners .De predikant, de oude dominee, die haar toentertijd bewoonde was Hendrik Jonker (1810-1888),46 vader van Aart Jan Theodorus (1851-1928)47 en Gerrit Jan Abraham (1864-1924)48 die beiden in de voetsporen van hun vader zouden treden en door hun prediking en pastoraat velen tot zegen zijn geweest. De laatste was een schoolkameraad en zodoende kwam de jonge Hendrik Heuvel in aanraking met het leven van een dorpsdominee en zijn gezin, een gezin waar de kinderen, ver van wereldse vermaken, in aartsvaderlijke eenvoudigheid en huiselijkheid werden opgevoed, opgroeiden in een atmosfeer van vroomheid en echte beschaving en levenslang met heimwee terugzagen naar het plekje waar het licht van de Almachtige zo liefelijk het vaderlijk dak heeft beschenen.49 Dit laatste gold natuurlijk ook voor meester Heuvel.
Daar in die oude pastorie, zo zonnig en schilderachtig gelegen, omringd door een grote tuin en boomgaard, bouwland en weidjes, “vermaken wij ons op dezen mooien Juni-Zondag , terwijl de rozen fleuren en geuren en de zomerwind fluistert in de hooge boomen om het huis. We zitten in het prieel en bekijken mooie prentenboeken. We spelen op een grasperk met houten ballen, die men met een hamer door metalen beugels moet slaan . We zitten in de huiskamer en smullen van aardbeien met suiker. Een der dames speelt op de piano en de anderen zingen daarbij, och zoo mooi. Straks verstoppertje ‘t heele huis door met al zijn gangen, kamers en hokjes en heerlijke schuilhoekjes. Door een half openstaande deur zie ik in een kamer, waar twee groote kasten vol boeken ter weerszij van den schoorsteen staan. Daar sluip ik binnen kijk uit een verborgen hoek met ontzag naar die oude portretten aan den wand, maar het meest naar die boeken, geen doode dingen, maar levende geesten die allen. Nog lang zweefde dat heiligdom voor mij uit als een schoon vizioen”.50 Het boek van meester Heuvel is een reis door het land van sprookjes en dromen. Een reis door het landschap van de ziel.
Noten
39 Heuvel, Oud-Achterhoeksch boerenleven 286.
40 Ibid., 191.
41 Ibid., 116.
42 Ibid., 118.
43 Ibid., 487.
44 Ibid., 484-486. De regels van Pieter Leonard van de Kasteele (1748-1810) op blz. 285. Het is het eerste couplet van gezang 27 uit de onvolprezen Hervormde bundel 1938.
45 Ibid., 486.
46 Zie lemma van A. de Groot in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme, deel 4. Kampen 1988.
47 Zie lemma van F.L. van ’t Hooft in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme, deel 3. Kampen 1988.
48 Zie lemma van B.A. Venemans in: Biografisch lexicon… protestantisme deel 3.
49 Heuvel, Oud-Achterhoeksch boerenleven, 227.
50 Ibid., 229.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 2022
Ecclesia | 8 Pagina's
