De heilige oorlog (142)
Gezegend is Hij Die daar komt!
De strijd om stad Mensziel is geëindigd in een definitieve overwinning voor Prins Immanuël. Hij heeft Zijn kapiteins en de regeerders van Mensziel ontmoet en vriendelijk gegroet: ‘Vrede zij ulieden’. Hij wordt hartelijk welkom geheten. Alle poorten worden voor Hem geopend. In dit artikel worden de zes punten beschreven die Bunyan benoemt bij de intocht in Mensziel.
Heft uw hoofden op, gij poorten Alle poorten van de stad zijn geopend, ook de poorten van het kasteel. De stadsbestuurders gaan bij de ingangen staan om de Prins te begroeten. Ze verwelkomen de Prins als Hij de poort nadert en zeggen: ‘Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga’. Daarna vragen ze opnieuw: ‘Wie is de Koning der ere?’, waarop ze zelf antwoord geven: ‘De HEERE, sterk en geweldig; de HEERE, geweldig in den strijd. Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga.’1
Gezang en muziek
De stadsregeerders geven het bevel dat Zijne gezegende Majesteit de hele weg van de stadspoort naar de kasteelpoort wordt begeleid door degenen in de stad die het geschiktst zijn om muziek te maken. Terwijl dat gebeurt, zingen de regeerders en de overige inwoners van Mensziel in beurtzang de binnenkomende Immanuël toe. Dat gaat door totdat Hij bij de kasteelpoort komt en terwijl de bazuinen klinken: O God, zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom. De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden.2
In de koets
Als de Prins de poort ingaat, wachten ook de kapiteins Hem op. Kapitein Geloof gaat voorop, samen met kapitein Goede-Hoop. Kapitein Liefde volgt hen met zijn mannen. Kapitein Geduld komt daar achteraan. Van de overige kapiteins vergezellen sommigen de binnentredende Immanuël aan de rechterhand, anderen aan de linkerhand. Al die tijd ontplooien zich kleurige vlaggen, klinken trompetten en is luid geroep van de soldaten te horen.
De Prins gaat gekleed in Zijn geheel met goud beslagen wapenrusting. Hij rijdt in Zijn koets, waarvan de pilaren van zilver zijn, de vloer van goud en de bekleding van de onderkant van het dak van purper. Het binnenste is bespreid met de liefde voor de dochters van stad Mensziel.3
Versierde straten en huizen
Als de Prins is aangekomen bij de stadspoort ziet Hij de straten bestrooid met lelies en bloemen en kunstig versierd met groene takken van bomen die rondom de stad staan. In iedere deur staat het vol met mensen. Zij hebben de voorkanten van hun huizen op allerlei verschillende manieren en bijzonder fraaie wijze versierd, tot genoegen van de Prins als Hij door hun straten komt. Ze verwelkomen Immanuël met gejuich, en roepen uit: ‘Gezegend is Hij Die daar komt in den Naam van Zijn Vader El-Schaddaï!’
Bij het kasteel
Bij de ingang van het kasteel staan bestuurders van de stad, zoals de burgemeester, Vastewil, hulppredikant Geweten, Kennis, Geheugen en nog andere edelen. Zij begroeten Immanuël opnieuw. Ze buigen voor hem, kussen het stof van Zijn voeten, bedanken, zegenen en prijzen Zijne Hoogheid. Hij heeft immers hun zonden niet naar verdienste gestraft, maar medelijden getoond in hun ellende. Met barmhartigheid vervuld is Hij tot hen teruggekeerd om Mensziel voor eeuwig op te bouwen. De Prins reist direct naar het kasteel. Dat is immers het koninklijk paleis, de plaats waar Zijn eer in het bijzonder woont. Deze plaats is tot Zijn woning klaargemaakt door de Secretaris en het werk van kapitein Geloof. Op deze wijze gaat de Prins het kasteel binnen.
Treurende burgers
Dan komen de burgers van Mensziel naar Hem toe. Zij treuren, wenen en weeklagen over hun goddeloosheid waardoor zij Hem uit de stad verdreven hebben. Ze komen en buigen zich zeven keer ter aarde. Ze wenen, ja ze wenen luid, en vragen vergeving aan de Prins. Ze bidden dat Hij weer als vanouds over hen regeert en Zijn liefde aan Mensziel bevestigt.
Koninklijke intocht
Met oog voor allerlei bijzonderheden vertelt Bunyan hoe Christus terugkeert in het hart. De ene na de ander psalm klinkt. De heerlijkheid van de binnentredende Christus, de blijdschap en verwondering van het hart en de droefheid over de zonde wordt beschreven.
Gezang klinkt …
Bunyan haalt eerst twee Psalmen aan die ook betrekking hebben op de hemel vaart van Christus, de Psalmen 24 en 68. Die zijn bovendien bijzonder geschikt om de terugkeer van Christus in het hart van de gevallen zondaar te beschrijven. De kanttekenaren wijzen in de inleiding van Psalm 24 op de komst van de Heere Jezus in Zijn menselijke natuur op aarde, op Zijn komst in het hart van de Zijnen (als tempel van God en Zijn Koninkrijk) en op Zijn terugkeer naar de hemel. Er wordt gezongen in beurtzang: de ene groep zangers stelt zingend een vraag, de andere groep geeft zingend het antwoord. Niet alleen zangers, maar ook muzikanten (speellieden) en trommelende jonge vrouwen zijn erbij betrokken. Zo worden Gods gangen (het inbrengen van de ark, wijzend op het komen van Christus in het hart) aanschouwd en bejubeld.
… als de koets van Christus voorbijrijdt …
Bunyan citeert niet alleen uit de liederen van David, maar ook uit het bekendste lied van zijn zoon Salomo: De koning Sálomo heeft zich een koets gemaakt van het hout van Libanon. De pilaren derzelve maakte hij van zilver, haar vloer van goud, haar gehemelte van purper; het binnenste was bespreid met de liefde van de dochteren van Jeruzalem (Hoogl. 3:9, 10). De kanttekenaren denken aan een huwelijkskoets, maar noemen ook de strijdkoets uit Psalm 45:5: En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het Woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid; en Uw rechterhand zal U vreselijke dingen leren.
Het (ceder)hout van Libanon wijst op de duurzaamheid van Gods Woord. Voor de verspreiding daarvan gebruikt Christus Zijn dienaren, ‘de getrouwe herders der kerk’ (kanttek. 30), die pilaren worden genoemd. Die pilaren zijn van zilver, maar de vloer is van goud. Christus is immers de Grondslag en het Fundament van Zijn Kerk! Christus is ook het gehemelte, de bescherming van de Kerk.
De binnenzijde van de koets bestaat uit prachtig borduurwerk, dat wijst op wederzijdse liefde (kanttek. 32): de liefde van God de Vader Die Zijn Zoon heeft gegeven voor Zijn kinderen, en de liefde waarmee Gods kinderen God en hun naaste liefhebben. De kanttekenaren wijzen op 1 Joh. 4:10: Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een Verzoening voor onze zonden.
… door versierde straten en langs versierde huizen …
In de laatste week van Jezus’ lijden vindt Zijn intocht in Jeruzalem plaats4. Er worden mantels en jonge, groene takken van de bomen op de weg geworpen. Bunyan vertelt dat de huizen ook versierd zijn, tot genoegen van de Prins. We denken dat hij daarmee wijst op de vruchten van geloof en bekering. Alleen goede bomen kunnen goede vruchten voortbrengen. Die vruchten zijn de bewijzen van het doen van Gods wil (Matth. 7:21).
Ondertussen zingt het in het hart: Gezegend zij hij die daar komt in den Naam des HEEREN (Ps. 118:26a). Deze gelukwens is David door de priesters en het volk toegezongen bij de aanvaarding van zijn regering, en zijn herhaald toen Christus op de ezelin Jeruzalem binnenreed. Zo wordt Christus, Die Zijn volk zegent met rijke zegeningen, ook gezegend door Zijn volk.
… Zijn voeten gekust door de Zijnen …
Als de Heere zo Zijn liefde toont, dan wordt dezelfde verwondering gekend als die bij de zondares te Bethanië werd gevonden, die Jezus’ voeten nat maakte met tranen, afdroogde, kuste en zalfde (Luk. 7:38). Ze was verwonderd: in plaats van dat ze werd veroordeeld vanwege haar zonden, waren haar zonden vergeven. Christus’ barmhartigheid verwekt bij haar verootmoediging en liefde.
… terwijl de zonden beweend worden.
De ware dankbaarheid gaat altijd samen met ootmoed en vernedering. In het gezicht op Christus’ liefde worden de zonden zwarter dan ooit. Christus’ liefde werkt haat tegen de zonde. Het is een belangrijk punt dat Bunyan hier beschrijft, omdat velen spreken over blijdschap in Christus, maar geen ootmoedigheid tonen. Zolang Gods volk op aarde is, gaan de tranen van blijdschap samen met tranen van verootmoediging.
Deze geschiedenis verwekke het gebed van Psalm 80:15 in het hart: O God der heirscharen, keer toch weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en bezoek dezen wijnstok.
Noten
1. Psalm 24:7-9.
2. Psalm 68:25 en 26.
3. Zie Hooglied 3:9 en 10. In de Bijbel staat dat het binnenste is bespreid met de liefde van de dochters (van Jeruzalem), Bunyan schrijft dat het binnenste is bespreid met de liefde voor de dochters (van Mensziel).
4. Zie o.a. Matth. 21:1-11.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's