De heilige oorlog (141)
De beslissende strijd
Omdat Mensziel gezondigd heeft, is Prins Immanuël de stad uitgegaan. Reus Diábolus heeft zijn kans gegrepen en heeft een deel van de stad in handen gekregen. Maar hij hoort dat de Prins na veel smeekschriften uit Mensziel beloofd heeft terug te keren. De reus verlaat de stad, waarna in het open veld een bloedige strijd ontbrandt tussen zijn soldaten en die van de Prins. We volgen Bunyan verder in zijn verhaal van ‘De heilige oorlog’ en staan in de komende artikelen stil bij hoofdstuk 16: ‘De terugkeer van de Vorst’.
Nieuwe kracht
Kapitein Geloof heeft tijdens een adempauze in de strijd zijn soldaten toegesproken. Hij is nog maar nauwelijks klaar, of er komt een boodschapper van de Prins naar hem toe. De man draagt de naam Spoed. Hij vertelt dat de Prins in de buurt is. De kapitein deelt dit nieuws mee aan zijn veldofficieren, en die geven het weer door aan hun manschappen. Alsof ze uit de dood opgewekt zijn, staan alle kapiteins en soldaten op en maken ze zich gereed om de vijanden weer aan te vallen. Ze roepen als voorheen: ‘Het zwaard van Prins Immanuël en het schild van kapitein Geloof!’.
De mannen van Diábolus zetten zich schrap en verzetten zich zo goed als ze kunnen. Maar in deze beslissende slag verliezen de Diábolonisten alle moed en veel Twijfelaars vallen dood op de grond neer.
Met haast
Na ruim een uur, de strijd is dan op zijn bloedigst, kijkt kapitein Geloof om zich heen en zie: daar komt Prins Immanuël! Hij nadert met vliegende vaandels en schetterende trompetten. De voeten van Zijn mannen raken nauwelijks de grond. Met grote snelheid haasten ze zich naar de strijdende kapiteins. Kapitein Geloof wendt zich met zijn mannen naar de stad, terwijl Diábolus en zijn soldaten in het veld achterblijven. Prins Immanuël nadert hen dan van de ene kant, zodat zij zich nu tussen de soldaten van de Prins en van kapitein Geloof bevinden. Opnieuw wordt Diábolus aangevallen.
Als mest over het land
Ook de andere kapiteins hebben gezien dat de Prins is gekomen en het leger van Diábolus heeft aangevallen vanaf de andere kant, waardoor de vijanden tussen kapitein Geloof en Zijne Hoogheid zijn geraakt. De kapiteins roepen luid: ‘Het zwaard van Immanuël en het schild van kapitein Geloof!’ Het geroep klinkt zo luid dat de aarde splijt.
Wat doen Diábolus en zijn vrienden uit de hel als ze zien dat zij en het leger worden ingesloten door de Prins en Zijn koninklijke leger? Ze vluchten en laten hun legers in de steek, waardoor hun soldaten in handen van de Prins en Zijn edelman, kapitein Geloof, vallen. Die soldaten vallen allen dood neer voor de Prins en Zijn vorstelijke leger. Er blijft niet één Twijfelaar in leven. Ze liggen verspreid over de grond zoals mest uitgestrooid wordt over het land.
Duizendmaal welkom
Na korte tijd ontmoeten Immanuël en kapitein Geloof elkaar. Tussen hen in liggen de verslagen vijanden, die ze onder hun voeten vertreden. Nadat de strijd is geëindigd daalt de rust neer in het legerkamp. De kapiteins en de regeerders van Mensziel komen samen om Immanuël te begroeten. De overige inwoners van de stad zijn er nog niet bij aanwezig. Ze begroeten de Prins en heten Hem wel duizendmaal welkom, omdat Hij naar Mensziel is gekomen. De Prins lacht hen vriendelijk toe en zegt: ‘Vrede zij ulieden’. Ze besluiten terug te gaan naar de stad. De Prins en de nieuwe legers die Hij heeft meegenomen voor de oorlog tegen de reus, trekken mee. Van blijdschap openen de burgers alle poorten van de stad voor Hem, zodat Hij kan terugkeren in de stad.
De overwinning behaald
Bunyan vertelt op zijn kenmerkende wijze hoe de geestelijke strijd om de ziel wordt beslist door Gods Zoon. Het geloof is weer springlevend en mag op Hem als de Overwinnaar zien. Christus haast Zich op het moment dat de nood het hoogst is. De satan en zijn duivelen zijn gevlucht. Het geestelijk slagveld ligt vol dode vijanden. Christus toont Zijn liefde en spreekt van vrede. Het hart is gewillig gemaakt om Hem welkom te heten en binnen te laten.
Als uit de dood opgestaan
In het vorige hoofdstuk heeft Bunyan verteld dat Immanuël op de derde dag zou komen om te verlossen. Hij zal gedacht hebben aan de opstanding van Christus, die de grond is van de opstanding van de Zijnen. Op de derde dag na Zijn sterven is Christus opgestaan: Dezen heeft God opgewekt ten derden dage, en gegeven dat Hij openbaar zou worden (Hand. 10:40). Dat was op Gods tijd. Zo redt de Heere de Zijnen ook op Zijn tijd en doet hen opstaan uit de dood. Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding (Rom. 6:5). Ze voelen zich met nieuwe krachten vervuld om opnieuw de strijd met de vijanden aan te binden: Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt (1 Tim. 6:12).
Het geloof ziet op de Overwinnaar
Het oog van het geloof mag tijdens het heetste moment van de strijd gericht worden op Immanuël. Wie is het die de wereld overwint, dan die gelooft dat Jezus is de Zone Gods? (1 Joh. 5:5). Als Christus komt, dan komt Hij als Overwinnaar! En ik zag, en zie, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwon (Openb. 6:2).
Haast
Verschillende keren benoemt Bunyan de haast waarmee alles plaatsvindt. De Heere laat de Zijnen niet langer in de nood dan nodig is. Waar Hij verschijnt, verschijnt Hij in voorspoed. En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het Woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid (Ps. 45:5). Het is het gebed van een aangevochten ziel dat de Heere haastig komt om te verlossen: Het behage U, HEERE, mij te verlossen; HEERE, haast U tot mijn hulp (Ps. 40:14). De bedroefde zondaar kan niet langer zonder Hem: Kom haastelijk, mijn Liefste, en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten, op de bergen der specerijen (Hoogl. 8:14). En Hij, die dat geroep in de ziel heeft gewerkt, zal niet nalaten te antwoorden: … gewisselijk zal Hij u genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast als Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden (Jes. 30:19). Zijn vijanden zullen ook ondervinden dat Hij haastig is om te straffen: Maar zo gij Mij wilt vergelden, lichtelijk, haastelijk zal Ik uw vergelding op uw hoofd weder - brengen (Joël 3:4). Dat Hij haastig komt, is ook tot aansporing van Zijn Kerk: Zie, Ik kom haastelijk; houdt wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme (Openb. 3:11).
De vijanden als mest op het land
De vijanden liggen verstrooid over het slagveld, als mest. Dat is het deel van de vijanden van Gods volk, zoals geprofeteerd was over de goddeloze Izébel: En het dode lichaam van Izébel zal zijn gelijk mest op het veld, in het stuk land van Jizreël, dat men niet zal kunnen zeggen: Dit is Izébel (2 Kon. 9:37). Ontzettend einde!
De profeet Jeremia moet de verschrikkelijke straffen over zijn volk en over het volk van Babel als volgt afbeelden: En de verslagenen des HEEREN zullen te dien dage liggen van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde; zij zullen niet beklaagd, noch opgenomen, noch begraven worden; tot mest op den aardbodem zullen zij zijn (Jer. 25:33). Zo zullen al de vijanden van de ziel uiteindelijk verstrooid worden als mest over het land. Wat een blijdschap zal dat bij Gods volk geven, zoals bij het volk Israël toen ze de lichamen van Farao en zijn soldaten hadden zien omkomen in de neerstortende golven. Toen antwoordde Mirjam hunlieden: Zingt den HEERE, want Hij is hogelijk verheven, Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort (Ex. 15:21).
Christus brengt vrede en wordt welkom geheten
De komst van Christus gaat voor de Zijnen altijd gepaard met vrede. Hij is immers de Vredevorst. Dat hebben Zijn discipelen ondervonden op de dag van Zijn opstanding, want toen kwam Jezus en stond in het midden en zeide tot hen: Vrede zij ulieden (Joh. 20:19). Er is geen vrede buiten Zijn opstanding, en zonder opstanding uit zonden, dood, graf en hel kan geen vrede ervaren worden. Maar als die vrede ervaren wordt, dan is de Vredevorst welkom. Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga (Ps. 24:7).
De Heere schenke ons allen om door het geloof en met verwondering uit te kunnen roepen: Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus (1 Kor. 15:57).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
