Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (19b)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (19b)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geëerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid. Amen. Daarom heeft hen God overgegeven tot oneerlijke bewegingen; want ook hun vrouwen hebben het natuurlijk gebruik veranderd in het gebruik tegen nature. Romeinen 1:25 en 26

UITZIENDE: Ik vind het toch wel een opmerkelijke uitspraak van de apostel, die we hier vinden in deze tekst. We voelen zomaar aan, hoe de apostel in al wat hij schrijft, het voor de eer van de Schepper opneemt. Ik geloof ook dat we steeds maar in het oog moeten houden waar de apostel heen wil in de Romeinenbrief. Wat de apostel nu schrijft over de heidenen, kan ons misschien wat minder aantrekken, omdat we liefst maar bij de bevindelijke Waarheid bepaald willen worden, maar voor de zuivere bevindelijke Waarheid moet er altijd eerst een goede grondslag worden gelegd. En die wordt alleen dan gelegd, als de mens op het diepst vernederd wordt en als hij in zijn gevallen staat wordt neergezet zoals die waarlijk is. En dan wordt ook niet verzwegen hoe God de mens geschapen heeft. Daarom wordt er zo over God gesproken in de tekst als de Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid.

Och vriend, het geeft me toch zoveel te denken, als de apostel hier spreekt over een eren en dienen van het schepsel boven de Schepper. We worden daarmee gewezen op ons aller diepe val. De mens als een schepsel Gods heeft de Schepper gelijk willen zijn, ja, hij heeft eigenlijk boven de Schepper willen staan, want hij wilde van Zijn gezag ontslagen zijn. Dat brengt de apostel hier met deze woorden tot uitdrukking. God is te prijzen in der eeuwigheid. In de verheerlijking Gods was de hoogste gelukzaligheid voor de mens te vinden in de staat der rechtheid. Hem te eren en te dienen, betekende geen slavernij, geen harde en ondragelijke dienstbaarheid. De mens mocht zijn Schepper gewillig dienen en eren en daarin zijn hoogste gelukzaligheid vinden. Door genade mag men er weer wat van weten, dat in het gewillig dienen van God de zaligheid voor de ziel te vinden is. De apostel zegt van de heidenen dat zij het schepsel geëerd en gediend hebben boven de Schepper. Ze hebben daarin dus hun gevallen staat duidelijk geopenbaard. Maar in die gevallen staat is er geen onderscheid tussen die heidenen en ons. Och vriend, ik kan niet boven die heidenen uitkomen! Steeds maar weer vind ik hetzelfde bij me, als wat de apostel hier van de heidenen zegt. Ik wil altijd maar dat Gods wil aan mijn wil onderworpen zal zijn. En zo doe ik niet anders dan het schepsel, namelijk mezelf eren en dienen boven de Schepper. En zo betoon ik daarin ook welk een eerrover Gods ik ben. Maar in zulk een eren van mezelf boven de Schepper, is er voor de ziel niet anders te vinden dan duisternis en ellende. Als ik aan de zijde Gods mag komen, komt mijn ziel recht in haar element. Gods wil boven mijn wil te stellen, Zijn eer boven mijn eer te stellen, is alleen de zalig heid. De Schepper is te prijzen in der eeuwigheid.

HOPENDE: De apostel zegt er ook nog ‘Amen’ achter. Waarlijk, God is het waard om boven alle schepselen geëerd, gediend en geprezen te worden. En als u nu even met enkele woorden uw gedachten over deze tekst gezegd hebt, zeg ik daar ook hartelijk amen op. O vriend, dat is toch de lust en de begeerte van het nieuwe leven geworden, om die Schepper te eren en te vrezen. Hij is te prijzen in der eeuwigheid, al was er geen hemel of hel. Maar als we er nu ook nog eens over denken hoe die Schepper Zich in dat herscheppende genadewerk heeft willen verheerlijken, dan moet het ons toch zeker wel tot smart en schaamte zijn, als we zo weinig tot eer van die Schepper leven. Als Hij de mens weer herschept naar Zijn beeld, dan heeft Hij daarmee toch ook niet anders ten doel, dan dat het schepsel weer aan het oogmerk van de schepping zal beantwoorden. Ja, nog in een meerdere mate, daar Hij dat gevallen schepsel uit loutere vrije genade weer uit die ellendige staat heeft willen oprichten. Daartoe heeft Hij Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem aan de diepste vernedering en aan het smartelijkste lijden naar ziel en lichaam overgegeven. Zou zo’n God niet te prijzen zijn in der eeuwigheid?

En nu kan ik in aansluiting op wat u zo-even hebt gezegd, ook nog weer verder hierop doorgaan. Een eeuwig wonder is het, als die Schepper nu weer naar Zijn schepsel vraagt. En dan naar zo’n schepsel dat niet anders meer kan doen dan het schepsel eren boven de Schepper en alzo in zo’n diep ellendige staat verkeert. In die staat kan hij niet anders dan gans walgelijk in het oog van zijn Schepper zijn. En toch wil de Schepper uit eeuwige liefde Zich over zo’n schepsel ontfermen. Dierbare genadeweldaden wil Hij aan dat schepsel bewijzen.

Als ik hierover spreek, moet ik denken aan wat we dienaangaande in Ezechiël 16 beschreven kunnen vinden. Daar lezen we, hoe Hij de mens vindt op het vlakke des velds. Zijn navel is niet afgesneden, hij is niet met water gewassen, niet met zout gewreven, noch in windselen gewonden. Maar daar wil de Schepper Zich in een levendmakende daad verheerlijken. Maar meer, want Hij wil Zijn vleugel uitbreiden over die mens die naakt en bloot is, zodat hij weer volmaakt is in schoonheid door de heerlijkheid die zijn Schepper weer op hem gelegd heeft. Maar nu moet Hij tot die mens zeggen: Daarom, o hoer, hoor des Heeren woord. Vriend, als zo’n mens toch tot de zalig heid zal komen, dan blijft er waarlijk niet anders over dan: ‘De Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid. Amen.’ We hebben niet verder kunnen komen dan het 25e vers. De volgende keer hopen we dus met het 26e vers verder te gaan, waaraan we dan wellicht ook het volgende kunnen verbinden, als de apostel daar verschrikkelijke dingen van de heidenen zegt, die ons echter voor deze tijd ook genoeg hebben te zeggen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 2022

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (19b)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 2022

De Wachter Sions | 12 Pagina's