Voor Mijn aangezicht

Israël kreeg in het eerste gebod te horen dat God geen enkele andere god voor Zijn aangezicht wilde zien. De Heere staat niet toe dat we doen alsof er naast Hem nog iets of iemand anders is die ons verder kan helpen, op wie we ons vertrouwen stellen kunnen. Dat duldt de Heere niet. Die ruimte geeft Hij ons niet. De Heere zegt: Ruim alle rommel op waarvan je denkt dat ze je steun kan bieden. Dat is allemaal tevergeefs. Ik wil dat voor Mijn aangezicht niet zien. Wat wil de Heere dan wel zien? Dat staat prachtig verwoord in de Catechismus: Ken Mij, vertrouw Mij, onderwerp je aan Mij, verwacht alle goeds van Mij, heb Mij lief, vrees Mij, eer Mij (Heidelbergse Catechismus, antwoord 94).

Er moet een wandel voor Zijn aangezicht zijn. Deze opdracht gaf de Heere aan Abraham: ‘Wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht’ (Gen. 17:1). Een prachtig beeld. Je ziet het voor je. Een vader is met zijn kinderen aan het wandelen. Wat zegt die vader? Loop maar voor me uit, dan kan ik jullie in de gaten houden. Vader kan zijn ogen op zijn kinderen houden en ingrijpen als er gevaar dreigt. Dat is het troostvolle wat Gods kinderen weten mogen. Ze leven voor Zijn aangezicht. ‘Zijn oog slaat mij in liefde gade’ (Ps. 31:17 ber.).

Wandelen voor Zijn aangezicht is geen prestatie van ons. De Heere zei tot Abraham: Ik ben God, de Almachtige. Dat ging er aan vooraf. Alleen door en in Zijn kracht is er een wandel voor Zijn aangezicht. ♦

Leestip: Genesis 17:1-8

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen