Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Man van smarten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Man van smarten

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jesaja wordt wel de evangelist van het Oude Testament genoemd. Wat mag hij in een profetisch vergezicht de beloofde Messias tekenen als de Knecht des Heeren.

In Jesaja 42 vers 1 lezen we: ‘Zie, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft. Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven, Hij zal het recht den heidenen voortbrengen’. Jesaja mag de beloofde Messias tekenen als de Gezondene des Vaders, Die gewillig komen zou uit eeuwige zondaarsliefde. Ook in Jesaja 52 vers 13 spreekt de profeet van Hem: ‘Zie, Mijn Knecht zal verstandiglijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden’. Maar aan die verhoging gaat een zeer diepe vernedering vooraf, zoals hij tekent in het vervolg en zoals hij daar ook spreekt over de heidenen die het horen zullen. Dan roept Jesaja het uit tot de Joden: ‘Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard?’ (Jes. 53:1).

Al spreekt Jesaja over ‘onze prediking’, het is niet zijn woord, maar Gods Woord, toen en nu. Hij had zo getrouw en zo veel jaren het Woord Gods gepredikt, maar ze geloven hem niet. En wij? Als we al vele jaren Gods Woord mogen horen, wat heeft het u gedaan? Waar heeft het u gebracht, als dood en leven, Adam en Christus, ons voorgehouden werden? Maar eeuwig wonder, daar is een arm des HEEREN. Hij wil door Zijn Heilige Geest en de prediking van het heilig Evangelie krachtig werken door hen te begiftigen met het ware geloof in de Heere Jezus Christus.

Een rijsje en een wortel

Al lijkt er geen vrucht op de prediking te zijn, toch gaat Jesaja Hem tekenen in Zijn Persoon: ‘Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde’ (vers 2a). Zo gering en nederig, terwijl de Joden zo’n andere voorstelling van Hem hadden.

‘Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen’ (vers 2b). Dan denken wij aan Zijn komst in het vlees en Zijn geboorte in de beestenstal van Bethlehem. Wie zag Zijn heerlijkheid op het tempelplein te Jeruzalem, dan alleen Simeon en Anna? Mag úw hart door ontdekkend licht van de Heilige Geest al naar Hem uitgaan? Voor de mens van nature geldt het: ‘Zo was er geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben’ (vers 2c). Maar voor dat ontdekte zondaarsvolk wordt Hij zo dierbaar, gepast en beminnelijk. Heel hun hart gaat naar Hem uit en dan verstaan ze de dichter: ‘Hoe branden mijn genegenheên, om ’s HEEREN voorhof in te treên! Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen; mijn hart roept uit tot God, Die leeft’.

Zijn er nog van die uitziende zielen, die zo begeren te kennen waar de dichter mee eindigt: ‘… en aan mijn ziel het leven geeft’? Dat ware leven zijn wij kwijt door onze diepe val in Adam, waarin we ons moedwillig van God hebben losgescheurd. Maar nu gaf de Vader Zijn eniggeliefde Zoon, opdat Hij zou wedergeven wat wij in Adam geroofd hebben. Zo tekent Jesaja Hem in dit kostelijke hoofdstuk. ‘Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen’ (vers 3a). Hij heeft Zijn heerlijkheid verlaten en onze menselijke natuur aangenomen. Hij is de mensen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Zo diep wilde de Zoon des mensen afdalen, dat Hij waarachtig en rechtvaardig mens werd. Hij is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Uit onbegrijpelijke liefde heeft Hij alle verachting verdragen, ja, Hij wilde de onwaardigste worden. Hij is uit eeuwige liefde de minste geworden, tot eer en verheerlijking van Zijn Vader en tot zaligheid van Zijn volk.

Hij wordt genoemd: ‘Een Man van (vol) smarten en verzocht in krankheid’ (vers 3b). Hier wordt een beeld gebruikt van iemand aan wie je het lijden kunt zien, kunt merken. Het lijden is van Hem af te lezen, zelfs zo dat Jesaja zegt: ‘En een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht’ (vers 3c). De mensen keren zich van Hem af en Jesaja sluit zichzelf erbij in als hij zegt: ‘En wij hebben Hem niet geacht’ (vers 3d).

Toch zal er een volk zijn dat door het ontdekkend licht van de Heilige Geest Jesaja gaat verstaan. Ontdekt aan zonde, gerechtigheid en oordeel, krijgen zij van die verborgen omgangen met God. Belijdend hun zonde en schuld, bedelend om genade, worstelen zij in de binnenkamer. Ze buigen hun knieën voordat ze naar de kerk gaan en zitten met een hongerige ziel in de kerk, of er nog een woordje voor hen bij mag zijn: zou het voor mij nog kunnen? Bij tijden worden ze getroost en bemoedigd, of bestraft en er buiten gezet.

Troost en vree

Wat werkt dat uit in de ziel? Het drijft ze nog meer in de binnenkamer, bedelend aan de troon der genade. Dat ware volk wacht op antwoord van de hemel: ‘Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft’. Daar is het hen om te doen. En dan staat achter: ‘Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft, Zijn gunstgenoot, van blijden troost en vree’. Daar gaat heel hun hart naar uit.

Eeuwig wonder, als de Heere een oog des geloofs wil geven om Hem te mogen zien in Zijn schoonheid, als de plaatsbekledende Borg en Zaligmaker. Om te sterven aan mezelf, maar het leven uit Hem te mogen ontvangen. Verstaat u het? Johannes zegt het zo heel eerlijk: ‘Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zone Gods niet heeft, die heeft het leven niet’. Dan mogen we u, die er nog buiten staat, of die er nog voor staat, toeroepen: ‘Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt’.


Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.

Jesaja 53:3

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 2023

De Saambinder | 20 Pagina's

De Man van smarten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 2023

De Saambinder | 20 Pagina's