De spiegel van Calvijn
Een toepassing van de gulden regel voor rijk en arm
Ook in het Genève van de tijd waarin Calvijn leefde waren er grote verschillen tussen rijk en arm. De instroom van vluchtelingen riep spanningen op, met name door de stijging van voedselprijzen. In het Nederland van vandaag zijn het vooral de toenemende huizenprijzen die zorgen geven. Calvijns beschouwingen over rijk en arm zijn met recht ‘ontdekkend’!
Ook in het welvarende Nederland wordt de kloof tussen rijken en armen steeds groter. Wie al rijk was, ziet zijn inkomen en vermogen harder stijgen dan bij de middenklasse. En de armere onderklasse komt op veel grotere achterstand te staan. Wat hieraan te doen? Veel christenen geven regelmatig geld aan goede doelen, aan de diaconie en aan allerlei organisaties die mensen in nood helpen. Vrijwilligers verzetten enorm veel werk. Geefgedrag in de vorm van geld en tijd is zondermeer goed. Ook doet de overheid veel aan armoedebestrijding, vooral door bijstandsuitkeringen via gemeenten en toeslagen voor inkomensondersteuning via de Belastingdienst. Zorg en Sociale zekerheid zijn de grootste uitgavenposten van de rijksbegroting. 1
De Mythe Van De Markt
Toch blijft armoede een hardnekkig probleem. Dat heeft allereerst te maken met de manier waarop ons economisch stelsel is georganiseerd. Beter gezegd: op welke (verkeerde) uitgangspunten dat berust. De vrije marktwerking met haar focus op het individuele eigenbelang lijkt een onomstreden concept, ook onder veel christenen. De mythe wordt grif geloofd dat het streven naar privé-rijkdom door de ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt vanzelf zal resulteren in welvaart voor iedereen. Echter, de markt ‘luistert’ niet naar wie geen koopkracht heeft. Een andere factor is dat de belastingen op arbeidsinkomen veel hoger zijn dan belastingen op inkomen uit vermogen. Dit versterkt de scheve verhoudingen, want hierdoor hoeven de meer bedeelden minder bij te dragen aan de publieke uitgaven dan minder bedeelden. Nog weer een andere oorzaak van armoede ligt in het menselijk handelen: hoe gaan wij om met ons geld en goed? Vanuit het reformatorisch gedachtegoed kan hierover zeker iets zinnigs worden gezegd.
Stijgende Prijzen
Om onze visies en gedachten op te scherpen, is het goed te rade te gaan bij de reformator Johannes Calvijn (1509-1564). In zijn vele preken en Bijbelcommentaren, alsook in zijn Institutie komen we een Bijbelse benadering van het armoedevraagstuk tegen die ons vandaag de dag veel te zeggen heeft. Uiteraard leefde Calvijn in een heel andere tijd dan wij nu. Om die reden zullen zijn inzichten en praktische adviezen niet altijd relevant zijn voor onze situatie. Anderzijds stond Calvijns tijd bol van maatschappelijke veranderingen. Als gevolg van de ontdekkingsreizen kreeg de handel enorm de wind in de zeilen. Genève vormde een knooppunt van handelsroutes en de stad ging mee in de vaart der volkeren. Maar in de vijftiende en zestiende eeuw waren er ook veel gewapende conflicten in Europa. Veel mensen leden onder de gevolgen van oorlogsgeweld en sloegen op de vlucht. Ook stegen de voedselprijzen, wat leidde tot grote armoede, zowel in de steden als op het platteland. In Genève werd de situatie extra nijpend doordat de stad verwikkeld was in een conflict met de hertog van Savoye, die de stad afsneed van het achterland, waardoor het transport van goederen en voedsel werd geblokkeerd. De armoede in de stad steeg pijlsnel. Door de toestroom van protestantse vluchtelingen verdubbelde het aantal inwoners in korte tijd. Dat dreef de voedselprijzen nog verder op. 2 Grote verschillen tussen arm en rijk waren in Calvijns omgeving zeker zichtbaar.
Vandaar dat we in de preken van Calvijn regelmatig scherpe opmerkingen tegenkomen over geldzucht, het streven naar rijkdom en overdadige consumptie. Als predikant begreep hij goed dat zijn hoorders bang waren voor de toekomst en zich grote zorgen maakten over de voedselvoorziening en de stijgende prijzen. Maar wie als reactie op die angst geld bij elkaar ging schrapen om maar zoveel mogelijk zekerheid voor zichzelf te hebben, kreeg van Calvijn een stevige reprimande. De zucht naar rijkdom, het begeren van datgene wat onze buurman heeft, komt voort uit gebrek aan vertrouwen op God. Zulke mensen tonen ongeloof in de zorg van God de Vader in de hemelen. Niet dat rijkdom de mens ‘automatisch’ verhindert om God te volgen, maar in de praktijk van alledag zag Calvijn maar al te vaak dat degenen die goed in de slappe was zaten, beneveld werden door hun rijkdom.
Niet Vrij, Wel Verantwoordelijk
Deze verblinding of verslaving aan geld en goed laat zien dat de mens niet vrij is. De mens is in zonde gevallen. Dat is volgens Calvijn – en hij spreekt hierin de Bijbel na - de hoofdoor-zaak voor het verlies van zijn vrijheid. Verlossing uit deze slavernij is alleen mogelijk door het offer dat Christus voor de zonden van mensen bracht. Dankzij Christus’ opstanding uit de doden is de weg naar het leven weer geopend. Gelovige christenen die door de Heilige Geest weer met Christus zijn verbonden, worden opgeroepen tot een leven in een nieuwe gehoorzaamheid. Wel blijven zij hier op aarde onvolmaakt, gebrekkig en onbekwaam om het volmaakt goede te doen. Het leven van een christen plaatst Calvijn in het licht van de eeuwigheid. Door in dit leven reeds het toekomende leven te overdenken 3 , wapenen christenen zich tegen twee gevaren: enerzijds is dat ze teveel gaan houden van de rijkdom; anderzijds is dat ze een grote angst krijgen voor ontberingen.
Ook al heeft de mens door de zonde zijn oorspronkelijke vrijheid verloren, de persoonlijke verantwoordelijkheid blijft intact. Calvijn wordt niet moe te benadrukken dat ieder mens een eigen plek in de samenleving inneemt, waarmee de persoonlijke verantwoordelijkheid voor de gemeenschap, voor het grotere geheel van de samenleving, onlosmakelijk verbonden is. In de lijn van Calvijn is het onjuist om vragen rondom armoede en rijkdom te beschouwen vanuit individueel perspectief. Als mens leven we namelijk altijd in betrekking tot anderen. Daarom moeten we rijkdom bezien in relatie tot de middelen en behoeften van anderen. Deze benadering stoelt op de Bijbelse grondgedachte dat mensen niet als afzonderlijke individuen zijn geschapen, maar op elkaar zijn aangewezen.
Gods Procureur
Als reactie op de intrigerende vraag waarom er in onze welvarende samenleving nog steeds arme mensen zijn, kunnen we een diepgaand sociaaleconomisch onderzoek opstarten. Heel treffend is echter de volgende gedachte van Calvijn: ‘In de arme komt God zelf naar de rijke toe om hem te ontmoeten, om zijn geloof en zijn liefde op de proef te stellen. Zo is de arme man Gods procureur (zaakwaarnemer) onder de mensen, om hun geloof en gehoorzaamheid te testen: de kwaliteit van een samenleving is te beoordelen aan de hand van het aantal arme mensen en hun lot, en God oordeelt een persoon op basis van de manier waarop door hem de armen worden verwelkomd, gerespecteerd en geholpen’. 4
Heilige Gemeenschapsband
In dit citaat komt impliciet Calvijns visie op de samenleving naar voren. Zijn commentaar op Lukas 10 vers 30 luidt: ‘Het menselijk ras is met elkaar verbonden door een heilige gemeenschapsband. Alle mensen zijn buren van elkaar. Het is voldoende dat iemand een persoon is, zodat hij of zij onze buurman kan zijn; want we mogen onze gemeenschappelijke natuur niet uitwissen’. 5 Calvijn geeft aan dat – onder Gods soevereiniteit - de natuurlijke orde van de samenleving berust op sociale verbanden, zoals gezinnen en families. Daarnaast zijn er hiërarchische relaties tussen werkgevers en werknemers, alsook die tussen overheid en burgers. Tenslotte schragen de vertrouwensrelaties in het economisch leven en de onderlinge afhankelijkheid deze orde, waardoor mensen hun producten en arbeid met elkaar kunnen uitwisselen. Calvijn noemt de solidariteit tussen mensen een essentieel kenmerk van deze natuurlijke orde, omdat die alle mensen met elkaar verbindt. Als tweede belangrijk kenmerk noemt Calvijn de sociale gelijkheid: voor God zijn alle mensen van gelijke waarde. God treft voorzieningen voor iedereen, zonder onderscheid. Daarom hebben alle mensen in gelijke mate recht op hetgeen de schepping voortbrengt. 6 Alle goede dingen, ook een plek om te wonen, zijn voor iedereen gelijkelijk bedoeld. Elke persoon heeft zijn eigen plek en niemand is overbodig in de samenleving. In Calvijns dagen was het concept van de menselijke waardigheid onbekend, maar toch brengt hij een belangrijke consequentie ervan reeds onder woorden.
Helaas is als gevolg van de zondeval van de mens, zijn ongehoorzaamheid aan God, de schepping aangetast en de natuurlijke orde met haar sociale verbanden ontwricht en relaties verstoord. Ruzie en afgunst zijn schering en inslag. Mensen ontlopen hun verantwoordelijkheden, of ze krijgen geen ruimte om er invulling aan te geven. De uitwisseling van goederen en diensten verloopt stroef en oneerlijk, waardoor de economische orde uit balans slaat. Omdat mensen niet vertrouwen op Gods voorzienigheid, gaan ze goederen monopoliseren die voor iedereen zijn bedoeld. In een preek over Deuteronomium 28 vers 49 e.v. geeft Calvijn de ingrijpende gevolgen hiervan aan: Bovendien moeten we, als we onze God zijn vergeten, onvermijdelijk ook de hele orde van de natuur vergeten, en dat maakt ons gek… 7
De Gulden Regel
We doen er wijs aan deze woorden van Calvijn serieus te overwegen en te betrekken op de huidige samenleving, waar bestaansonzekerheid voor teveel mensen een probleem is. Nu geeft Calvijn geen concrete voorschriften over hoeveel vermogen iemand zou mogen bezitten of hoeveel iemand per maand moet weggeven. Maar evenmin is hij vrijblijvend: ieder mens moet zijn persoonlijke verantwoordelijkheid onder ogen zien en op basis daarvan bepalen hoeveel geld nodig is voor hemzelf (z’n gezin) en wat aan anderen wordt gegeven. De grondregel daarbij is het woord van Christus: ‘En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen zullen, doet gij hun ook desgelijks’ (Lukas 6 vers 31).
In veel hedendaagse benaderingen van de economie staat de individuele mens centraal. Zo niet bij Calvijn: hij houdt heel het gezamenlijke mensdom in het oog, alsook de schepping van God. Mensen behoren het kwaad in te tomen, anderen recht te doen en het grotere geheel in het oog te houden. Financieel gewin en het gebruiken van aardse goederen gaat bij Calvijn samen op met liefde voor de naaste en zorg voor de schepping. In Genève werd de hulpverlening aan arme en berooide vluchtelingen zo georganiseerd, dat ze daar niet afhankelijk van werden gemaakt. 8 Daarmee onderscheidde Calvijn zich van ‘verdwaasde’ wederdopers die leren dat privébezit niet is toegestaan omdat de eerste christenen in gemeenschap van goederen met elkaar geleefd zouden hebben. Dat is de misvatting van het communistisch spiritualisme. 9 Tegenwoordig zijn wij westerlingen massaal vervallen in het andere uiterste, dat van het strikte individualisme. Dat is niet alleen ketters, maar ook een vorm van diefstal.
Christelijke Vrijheid
Calvijn legt het achtste gebod namelijk zo uit dat niets van wat ik bezit van mij is. Het is gegeven door God en valt daarom onder de regel van de naastenliefde. Het is diefstal als we het bezit, het land en het geld met een schijn van recht ons toe-eigenen, door ons daarbij alleen te beroepen op formele regels en rechterlijke uitspraken. 10 Als gezagsgetrouwe christenen vinden we dat iedereen de overheid moet gehoorzamen en zich moet houden aan de wettelijke regels. Hoe terecht ook, de vraag blijft staan of we daarmee ook aan Gods wet, aan het dubbelgebod van de liefde voldoen. Zijn de wetten van de staat voor ons de hoogste wetten? ‘Uw gebod is zeer wijd’, zo staat in Psalm 119. Dit houdt in dat we de Bijbelse boodschap niet kunnen vatten in precieze regels, normen of formules voor het gewone leven, die je dan kunt afvinken als je meent die te hebben gehoorzaamd. Als het gaat over omzien naar de armen, kunnen we er geen genoegen mee nemen dat de zorg voor hen helemaal aan de overheid wordt overgedragen. Christenen hebben de opdracht hulpvaardig te zijn, ongeacht het beleid. 11 ‘Geestelijk leven dat zich niet vertaalt in materiële daden is een leugen. […] De economie is niet de plaats waar het eigenbelang, maar christelijke vrijheid in praktijk moet worden gebracht.’ 12 De rijken krijgen van God de opdracht om een deel van hun rijkdom aan de armen geven, ‘ieder naar zijn maat en mogelijkheden’. 13
Deze voluit Bijbelse benadering is inspirerend en evenwichtig: publiek welzijn gaat namelijk niet ten koste van vrijheid, maar ook gaat de vrijheid niet ten koste van het publiek welzijn. 14 Precies op dit punt is onze maatschappij ontspoord: we weten geen maat te houden. Het grote belang dat vandaag de dag aan individuele autonomie en keuzevrijheid wordt toegekend, resulteert in zeer veel eenzaamheid: relationele en financiële armoede hangen met elkaar samen.
Mag Je Het Goede Genieten?
Bij velen is deze kant van Calvijn onbekend. Want als Nederlanders al iets over hem weten, dan is dat zijn spreekwoordelijke spaarzaamheid. Het klopt dat Calvijn zeer kritisch stond tegenover extravagante luxe. Maar was hij dan een asceet die vond dat een mens nergens van mocht genieten? Zeker niet. Calvijn was beducht voor hedonistische ontsporingen. ‘Want wanneer wij ons overgeven aan pracht en praal, dan gebeurt dat zeker niet zonder dat wij zondigen.’ Anderzijds vond hij wel degelijk dat de mens genieten mag, onder de voorwaarde dat ook het materiële bijdraagt aan verwezenlijking van het doel van het menselijk leven: het eren van God en het dienen van de naaste. Gods gaven in de schepping hebben ons welzijn als doel. Ze zijn niet alleen bedoeld voor het noodzakelijke levensonderhoud, maar ook om ervan te genieten. De mens die de aardse goederen veracht, vervreemdt van zichzelf en berooft zichzelf van alle gevoel, alsof hij een blok van hout is. 15
Calvinisten mogen dan bekend staan om hun zuinigheid, als ze in Calvijns geest handelen, dient gierigheid hun ten enenmale vreemd te zijn. ‘Gierige mensen bedenken niet dat ze niets zouden kunnen doen zonder de hulp van anderen en dat een mens alleen niets betekent.’ Als God ons meer goederen heeft gegeven dan we nodig hebben voor ons dagelijks gebruik, dan moeten we niet te krenterig zijn om ze ten goede te laten komen aan de behoeftigen. Er zijn helaas rijken die de arme zelf de schuld geven van zijn armoede. Dat lijkt iets van alle tijden te zijn. Paulus sprak de rijken in de gemeente van Korinthe er al op aan. Tegenwoordig denken veel Nederlanders dat armoede een gevolg is van de slechte keuzes die iemand zelf heeft gemaakt. Calvijn veroordeelt uiterst scherp de gedachte dat armen en ellendigen verstoken zouden zijn van Gods zegen. Of dat ze arm zijn door eigen schuld. Zowel rijkdom als armoede zijn door God bedoeld om het hart van de mens op de proef te stellen. 16
Rentmeester Van God
Mag je dan geen rijkdom verwerven? Wie deze vraag stelt, heeft de reformator van Genève niet goed begrepen. Calvijn zegt namelijk dat je rijkdom kunt verwerven zolang je de ander daarmee niet schaadt. Daarbij moeten we niet naar onze buren of mede-gemeenteleden kijken, maar naar de behoeften van de armen. Rijken hebben hun rijkdom ontvangen op voorwaarde dat ze de ‘dienaren van de armen’ en de ‘beambten van God’ zijn, zo stelt Calvijn. Luxe mag wel, je mag van je rijkdom genieten, maar alleen op voorwaarde dat niemand behoeftig is. Niemand moet menen dat hij zonder de ander kan. Daarom heeft God rijk en arm doen samenwonen. Maar wie de verwerving van zijn bezit toeschrijft aan eigen deugdzaamheid en bekwaamheid, lijdt aan een kwaal die Calvijn treffend de ‘verbeelding van verdienste’ noemt. 17
Welvaart of rijkdom plaatst ieder van ons voor de keuze: of je ziet er een gave van God in, een teken van Zijn genade, ofwel je kent er een autonome macht en werking aan toe, waarmee je dus Gods regering over alle dingen verloochent. 18 Calvijn wenst dat ‘onder ons de verantwoordelijkheid en zorg mogen overheersen tegenover alle goede dingen die God ons geeft, op zo’n manier dat ieder zichzelf beschouwt als de rentmeester van God. Zo zal niemand zich onmatig gedragen en door zijn misbruik bederven wat God wil bewaren’. 19
Minder Calvinistisch, Meer Calvijns
De vraag dringt zich op: waarom wijken wij reformatorische Nederlanders zo sterk af van Calvijns denken en doen als het gaat over economisch handelen en over onze omgang met geld en goed? In het kort drie aanzetten voor een antwoord.
Ten eerste beschouwde Calvijn economisch handelen vooral als een uitdrukking van een morele gesteldheid en een geestelijke werkelijkheid. In de gereformeerde gezindte is het geestelijk leven helaas steeds meer gescheiden van het materiële. Daardoor accepteren kerkmensen (en ambtsdragers), op enige uitzonderingen na, de algemene trend op economisch gebied. 20 Kijkend in de spiegel die Calvijn ons voorhoudt, komen veel praktijken en gewoonten in kritisch Bijbels licht te staan.
Ten tweede zit in het moderne economische denken het grenzeloze ingebakken. De gangbare economische theorie veronderstelt dat de consument oneindige behoeften heeft. Schaarste is er alom en dus zijn meer middelen altijd gewenst. Maar dat is toch niet normaal? In het denken van Calvijn en anderen is juist wèl sprake van een begrenzing van de consump-tiedrang, door de behoeften te beperken tot datgene wat nodig is, wat toereikend is. Een ‘economie van het genoeg’, zoals voorgestaan door bijvoorbeeld de onlangs overleden prof. dr. Bob Goudzwaard (1934-2024), sluit daarbij aan.
Ten derde verbond Calvijn het Woord van God heel praktisch met de daad in de praktijk. Hij had een scherp inzicht in de economische en politieke ontwikkelingen van zijn tijd en merkte de gevolgen op voor de gemeenteleden die ’s zondags onder zijn gehoor zaten. Welke predikant geeft tegenwoordig gehoor aan de oproep om bij het licht van het Woord deze tijd te duiden, zonder in moralistische gemeenplaatsen te vervallen? 21 Ambtsdragers en gemeenteleden kunnen daarbij behulpzaam zijn, bijvoorbeeld door praktische vragen en dilemma’s over verantwoord handelen als ondernemer, als ambtenaar, als huisvrouw, als docent of in welk beroep ook, geregeld met elkaar te bespreken, bijvoorbeeld tijdens een ‘groot huisbezoek’ of een gemeenteavond. 22
In het politieke discours kan de SGP zich helder en nog beter onderscheiden door het economisch beleid minder ‘calvinistisch’ en meer ‘Calvijns’ te benaderen. Niet dat we op basis van Calvijns geschriften een politieke of economische doctrine kunnen ontwikkelen, los van zijn theologie. 23 Maar willen we zijn denken over de verhouding van armen en rijken recht doen, dan betekent dit dat we niet mogen vervallen in kapitalisme, liberalisme en individualisme enerzijds of een door de overheid gedomineerde economie anderzijds. Niet de economische groei, maar het opbloeien van mens, samenleving en schepping zal onze voornaamste zorg zijn.
Noten
1 Zowel aan Zorg als aan Sociale Zekerheid wordt 26% van het begrotingstotaal van € 433,6 miljard uitgegeven. Bron: https:// www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/prinsjesdag/inkomsten-en-uitgaven-van-hetrijk
2 Vgl. André Biéler, Calvin’s economic and social thought, Genève 2005, p. 127.
3 Zie Calvijns Institutie, Boek III, hoofdstuk 9.
4 Zo vat André Biéler de gedachten van Calvijn op dit punt samen. A.w., p. 288.
5 Zie Calvijns commentaar, Harmonie van de Evangeliën, Lukas 10:30.
6 Biéler, a.w. p. 205-207; zie ook Calvijns commentaar op Exodus 23:10vv.
7 Sermon CLXI on Deuteronomy 28:49-58, Op. Calv., XXVIII, p. 454.
8 Zie: Edward Dommen & James D. Bratt eds, John Calvin Rediscovered: The Impact of His Social and Economic Thought, Louisville 2007, p. 73-74.
9 W. Balke, Calvijn en de doperse radicalen, Amsterdam 1973, p. 280.
10 Roelf Haan, Vergeten vragen. Humanisme in economisch-theologisch perspectief, Middelburg 2016, p. 76; Zie ook Calvijns Institutie, Boek II, hoofdstuk 8.
11 Haan, a.w. p. 75.
12 Haan, a.w., p. 78-79.
13 Haan, a.w., p. 67.
14 Dommen & Bratt eds, a.w., p. 72.
15 Zie Calvijns Institutie, Boek III, hoofdstuk 10; zie ook de bijdrage ‘Mammon op de korrel’ van prof. dr. Johan Graafland aan de congresbundel Calvijn op scherp, Gouda 2010, pp. 52-54.
16 Haan, a.w., p. 83, 85.
17 Haan, a.w., p. 84.
18 Haan, a.w., p. 83.
19 Haan, a.w., p. 77.
20 Haan, a.w., p. 72.
21 Zie bijv. drs. C. Blenk vdm, Waarom duidt u deze tijd niet? Historisch-theologisch levensverhaal, Apeldoorn 2020.
22 Voor een handreiking, zie Muel Kaptein, Christenzijn in het werk, z.p. 2023.
23 Biéler, a.w., p. 175.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 2024
Zicht | 98 Pagina's
