Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“Recht doen over grenzen: niet vóór maar mét mensen”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“Recht doen over grenzen: niet vóór maar mét mensen”

Interview met Rina Molenaar, Chris Lukkien en Gerben Heldoorn, de respectievelijke directeuren van Woord en Daad, ZOA en Kom over en Help.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laten we beginnen met een voorstelronde.

Chris Lukkien: Van 1993 tot 1997 werkte ik voor ZOA in Kenia. Vijf jaar geleden keerde ik terug als algemeen directeur. ZOA staat voor noodhulp en wederopbouw. Ik zeg altijd: ‘Wij werken in die landen waar een negatief reisadvies geldt.’ Dus in landen waar vaak sprake is van langdurige nood vanwege oorlog of natuurrampen, zoals Jemen, Soedan en Congo. Daar proberen we hoop te bieden, middels noodhulp, maar ook herstel. We willen zelfredzaamheid bevorderen. Want omzien naar de medemens in nood is duidelijk een Bijbelse opdracht.

Rina Molenaar: Ik werk nu twintig jaar bij Woord en Daad en ben letterlijk van stagiaire meegegroeid naar de functie van directeur. Ook wij zijn christelijk. Aansluitend op wat Chris zegt: wij zitten op die plekken waarvan ZOA wellicht zegt, ‘Deze hulprelatie wordt wel erg structureel, wij gaan hier weg en Woord en Daad gaat verder.’ Dat is wat gechargeerd, want wij werken deels in dezelfde ‘spannende’ landen als ZOA. Statutair gezien is ons eerste doel duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. Het tweede doel is bewustwording in Nederland. Dat doen we naar onze omvangrijke achterban en richting de politiek.

Gerben Heldoorn: Kom over en Help is in 1974 opgericht als organisatie die onder het communisme de vraag naar (Bijbelse) lectuur vanuit Oost-Europa verzorgde. Dat is erg veranderd. Kom over en Help is echter nog steeds echt een achterbanorganisatie, vergelijkbaar met wat Rina zegt. Onze drive is om het Woord praktisch te maken. Dat gebeurt door ontwikkeling naar zelfredzaamheid, en wel via drie interventies. De eerste is educatie, met name voor kinderen en jongeren. De tweede is maatschappelijke zorg voor wie afhankelijk is van hulp. Hier werd in het verleden honderd procent op ingezet. De derde interventie draait om inkomsten genereren: met maatschappelijke organisaties, overheden en bedrijven werkgelegenheid vergroten. Een baan is immers cruciaal voor meer zelfredzaamheid. We werken bewust in zes voormalig communistische landen in Oost-Europa.

Wat is jullie rol als directeur?

GH: Kom over en Help is een kleine en platte organisatie met 12 medewerkers. Mijn functie heeft alles in zich: van strategische en operationele werkzaamheden, met de nadruk op de koers van de organisatie, tot netwerken en de dagelijkse aansturing van de organisatie in Nederland. Ik heb een sterk mandaat vanuit het bestuur dat zich op zijn beurt echt richt op hoofdlijnen.

RM: Woord en Daad is een organisatie met een omzet van bijna 35 miljoen euro. We hebben een Raad van Toezicht en ik ben bestuurder van onze platte organisatie. We hebben geen managementteam, maar een strategisch team. We leggen veel verantwoordelijkheid bij collega’s neer, en werken projectmatig. Ik zie mijzelf als facilitator die mensen de vrijheid en ruimte geeft om hun werk te doen. Maar ik bewaak tegelijk de strategie. Daarbij staat ook bewustwording binnen de achterban centraal, zowel over ‘geefgedrag’ als ‘leefgedrag’.

CL: Naar de achterban moet het duidelijk zijn dat je het gezicht van de organisatie bent. Als ik op projectbezoek ben voor ZOA, bezoek ik vaak de ambassade. Waar nodig kun je zaken weer even lostrekken. Intern ben ik vooral bezig met de strategie en het leiden van het managementteam. Ik voeg toe dat ik het niet alleen doe: Edwin Visser is medebestuurder. We doen het samen, met heel veel plezier.

Wanneer komt een land in aanmerking voor ontwikkelingssamenwerking of noodhulp?

CL: Wij concentreren ons landen met korte of langdurige conflictsituaties. Typische landen zijn voor ons Jemen, Zuid-Soedan, Syrië en Irak, maar ook Oekraïne. Omdat ze door het conflict niet weerbaar zijn om andere klappen op te vangen, zoals bijvoorbeeld droogte, krijg je een opeenstapeling van problemen. Dat noem je gebrek aan veerkracht (‘resilience’). In zulke gebieden proberen wij via wederopbouw mensen toch in staat te stellen om zelfredzaam te zijn. Tegelijkertijd kijk je naar de oorzaken van conflicten, en naar welke rol je als NGO kunt spelen om een bijdrage te leveren om die oorzaken weg te nemen. Dan ben je duurzaam bezig.

GH: Ik denk dat dit de ontwikkeling is in het hele werkveld. Het gaat niet meer sec om jouw project, maar dat je veel meer kijkt naar de bredere invloeden, om uiteindelijk de problemen in een regio of een land te helpen oplossen. Daar hebben NGO’s toch wel een specifieke rol in.

RM: Wij zoeken niet fragiele staten op, maar zitten wel in landen die fragiel worden of kunnen worden. Dan zoeken wij ZOA op. Niemand schrijft erover, maar in Tsjaad is vorig jaar de president vermoord, en ook in Haïti, met een crisis op overheidsniveau als gevolg. Dan is het maatschappelijk middenveld belangrijk om grondoorzaken aan te pakken. Maar juist in zulke landen is het heel lastig om op systematische manier te gaan werken, want je hebt een overheid nodig. Dus kijk je hoe je het op een andere manier voor elkaar kunt krijgen. Als systeemverandering niet lukt via de overheid, moet je andere actoren in het land zien te bereiken.

Je kan systeemverandering wel bewerkstel-

ligen, maar bijvoorbeeld in Haïti, waar we al jaren zitten, is dat veel moeilijker dan in Ethiopië. Ook in Ethiopië is er oorlog, maar daar bestaat nog een overheid die iets met je wil op regionaal en nationaal niveau. CL: Tegelijkertijd is onze ervaring dat je daar zelfs in conflictsituaties naartoe moet werken. Met alleen hulpverlening kom je niet verder. Onder meer in Tsjaad neemt de fragiliteit dus toe. Welke andere ontwikkelingen zijn urgent? RM: Klimaatinvloeden en de daaraan gerelateerde voedselcrisis. CL: De huidige voedselcrisis is ook mede gerelateerd aan Oekraïne. We zien nu dat het Wereldvoedselprogramma van de VN de voedselrantsoenen halveert. Brandstofprijzen rijzen de pan uit. De prijzen gaan omhoog, terwijl er minder voedsel beschikbaar is. En er is inderdaad meer extreem weer: meer droogte en meer regen, en dat helaas tegelijkertijd. RM: We kijken hoe je met hetzelfde budget meer kunt bereiken. Partners worden ook creatief. Dat hebben we in coronatijd ook gezien. Toen heb ik veel partners een stap vooruit zien zetten, waar wij juist een stapje terug deden. Dan merk je dat er veel veerkracht is in bepaalde landen. GH: Dat hebben wij ook gezien. Oekraïners zeggen: de coronacrisis hadden we nodig om ons voor te bereiden op de oorlog. Het hele online werken heeft ons geholpen. Wel worden de kwetsbaren het meest getroffen. Stijgende prijzen raken dat soort landen dubbel hard. Bijvoorbeeld bij schaarste aan brandstof, waar ze gezien de grote afstanden extra afhankelijk van zijn.

CL: Klimaatverandering hakt er veel harder in voor de landen waar wij werken dan in het Westen. Laten we even doorgaan over Oekraïne. De oorlog breekt daar uit, en dan komt er gelijk een grote hulpactie op gang, ook vanuit het Christelijk Noodhulpcluster. Hoe gaat dat precies in zijn werk? RM: Ik vond het verschrikkelijk, maar had zelf in eerste instantie het gevoel van ‘wij werken daar niet en ik heb geen expertise’. Tegelijk vroeg mij direct af wat dit voor Afrika zou kunnen betekenen. GH: Ja, dat snap ik heel goed. Wat bij Oekraïne speelde sprak veel mensen aan omdat het relatief dichtbij is. Het is Europa. Kom over en Help zit normaliter niet bij het Christelijk Noodhulpcluster, maar voor deze ramp mochten wij gezien onze ervaring en ons netwerk in Oekraïne aansluiten. Geld binnen halen was niet het probleem. Het verantwoord besteden: dat is ingewikkelder. Je moet goed nadenken wat je als organisatie gaat doen. Wij zijn kritisch geweest op al die organisaties die met grote inzamelacties begonnen en rijst gingen inzamelen. Ik hoorde van mijn Moldavische partner dat er voor tien jaar rijst lag, maar dat zij geen rijst aten. Blijven luisteren naar wat nodig is, is belangrijk. RM: Jullie hebben wel een heel nuchtere toon aangeslagen. De dynamiek die loskwam was ontzettend krachtig. Het was bemoedigend om te zien hoeveel liefde er voor de naaste was. CL: Hoe komt een gezamenlijke actie op gang? We hebben het Christelijk Noodhulpcluster, daar zitten directeuren in van allerlei organisaties. Ik ben daar voorzitter van. Als zo’n crisis ontstaat, bellen we elkaar binnen vierentwintig uur. Op dat moment nemen we het besluit: gaan we gezamenlijk optrekken of doen we dat niet. Er was eensgezindheid dat we op deze crisis moesten reageren.

Zo kwam de actie dus op gang: via een telefoongesprek maak je binnen 24 uur strategische keuzes. Hoe kwam de hulp vervolgens ter plaatse?

CL: We hebben bij ZOA een noodhulpteam. Zo probeer je zo snel mogelijk met z’n allen in kaart te brengen welke capaciteit we hebben, waar we zitten, waar de nood is. Die eerste fase is ingewikkeld, want het is moeilijk om naar die gebieden toe te komen. Het is dus niet eenvoudig om een goed beeld te krijgen van wat er speelt.

GH: Dorcas en wij zitten al langer in Oekraïne. We konden vrij snel in beeld brengen in welke regio’s wij en onze partners nog actief zijn. Chris, jullie needs assessment heeft ons daarbij goed geholpen.

Kunnen jullie ook iets delen over de leermomenten in het proces?

GH: Het is lastig om je achterban aangesloten te houden. Je wilt als organisatie waardig communiceren. Je kan echt heel ellendige beelden laten zien. Maar we hebben gezegd: dat doen we niet. Dat stemmen we dan ook met elkaar af. Vervolgens hebben we bij de noodhulp veel gehad aan de expertise van ZOA en Red een Kind. Projectvoorstellen en partners zijn kritisch bevraagd en er zijn duidelijke keuzes gemaakt. Terwijl geld niet het probleem was.

CL: Om het concreet te maken: bij noodhulp denken mensen snel aan dekens en teddyberen, maar als organisatie kijk je of de lokale markt nog functioneert. Dan is het vaak beter om mensen geld te geven in plaats van goederen, omdat ze dan zelf de keuzes kunnen maken. Daarin spelen de Verenigde Naties ook een belangrijke rol. Zij berekenen hoeveel geld je moet geven per persoon. Dat is vaak een effectieve manier van hulpverlening.

RM: Laten we qua lessons learned een kijkje in de keuken geven. We voelden in de eerste weken veel emotie. Toch hebben we als Christelijk Noodhulpcluster onderling het gesprek gevoerd: wat is emotie en wat is feit? Ten tweede konden we de communicatie nog beter afstemmen. We hadden bijvoorbeeld vrij laat een Q&A-lijst.

De Tweede Kamer debatteert ook over wederopbouw van Oekraïne, en dan gaat het onder meer over het ‘Marshallplan’ van organisaties als het IMF en de Wereldbank. Hoe verhoudt het werk van NGO’s zich tot de miljardenplannen van zulke grote instellingen?

CL: Als je kijkt naar de grote wederopbouwplannen, dan zijn wij als organisatie daar te klein voor. Dat moet je bij die grote clubs laten. Als organisatie blijven wij juist kijken naar de meest kwetsbaren in de samenleving.

GH: Die kwetsbaren komen ook niet in dit soort plannen aan bod. Ook al zegt iedereen van wel en denkt iedereen van wel; die groep valt er in werkelijkheid vaak gewoon buiten.

RM: Deze plannen zijn nodig om een land er weer bovenop te krijgen. Vanuit Woord en Daad benadrukken we bij dergelijke plannen altijd: denk aan de rol van het maatschappelijk middenveld. Vanuit onze rol kunnen wij die stem goed vertegenwoordigen, samen met onze partnerorganisaties in het netwerk.

GH: Denk concreet aan de kapotgeschoten flats die door projectontwikkelaars worden opgebouwd vanuit dit soort fondsen. Voor de oorlog betaalde men 200 euro huur, maar in zo’n nieuwe flat wordt dat zomaar 400 euro. Dat kunnen de oude bewoners niet betalen. Dat soort mensen vallen vaak buiten de boot, en daar is ons werk heel relevant voor.

Welke Bijbelse uitgangspunten zijn leidend voor jullie organisaties?

CL: Voor ons is dat heel duidelijk Mattheüs 25: “Ik had honger en u hebt mij gevoed, Ik was naakt en u hebt mij gekleed.” We willen concreet uiting geven van de liefde van Christus in de dingen die wij doen. Daarnaast ook aan het grote gebod van God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Dat zijn de twee primaire uitgangspunten van ons werk.

GH: In onze naam ‘Kom over en Help’ hoor je Handelingen 16:9 al doorklinken. Wat is de vraag en wat is de nood, en wat is je antwoord daarop? Dat zijn voor ons kernwaarden. En het dan niet zelf gaan doen, maar lokale partners daar wel in ondersteunen. Dat kan financieel, via expertise, of middels netwerken.

RM: Woord en Daad is in het Hebreeuws eigenlijk één woord, ‘dabar’. Wij beleven dat ook heel erg als één woord. Door de programma’s heen willen wij ‘echt’ zijn. In onze aanbestedingen, in de manier hoe wij waterputten slaan: uit alles moet blijken dat je een christelijke organisatie bent. Het is mooi om te ervaren dat je richting overheden veel ruimte ervaart in landen om te zeggen vanuit welke hoop je werkt. Dan hoef je echt niet alleen met christenen samen te werken, ook seculiere mensen vinden dat mooi.

CL: Het gaat mij ook om de participatie van de doelgroep zelf. Je doet werk samen met mensen en niet voor mensen. Je kijkt verder kijkt dan alleen de acute noodhulpvraag; je richt je op een duurzame oplossing.

‘We werken mét, maar niet vóór de mensen’: is dat wat juist in de christelijke noodhulp centraal staat?

CL: Dat is van belang voor alle hulpverlening, maar ik denk voor christelijke organisaties eens te meer, omdat je de mens ziet als geschapen door God. Het is belangrijk voor mij dat je niet over die persoon heen walst, maar met die persoon kijkt wat de hulpvraag is en hoe we hem of haar verder kunnen helpen.

RM: Ik wil niet zeggen dat niet-christelijke organisaties dat niet doen. Menselijke waardigheid is echt een thema wat overal speelt.

GH: En ruimte en verantwoordelijkheid geven, want mensen weten over het algemeen best aan te geven waar hun probleem ligt. Laat mensen zelf bijdragen aan oplossingen.

Is jullie christelijke profiel soms ook een reden om terughoudend te zijn in de samenwerking met overheden of rondom subsidies? Er kan dan immers ideologische sturing plaatsvinden.

RM: Ons beleid is: 70% eigen geld en 30% subsidies. We blijven scherp op wat we aanvragen. Zo blijven we onafhankelijk.

GH: Kom over en Help doet niets met subsidies, dus voor ons speelt dit punt eigenlijk niet. Als je probeert met overheden samen te werken kunnen ideologische verschillen wel voorkomen. Een voorbeeld: in Moldavië zei de Nederlandse ambassadeur: “Wij kunnen geen zaken met jullie doen vanwege jullie compleet andere agenda.” Dan vragen we door: “Hoe kunnen we dan wel samenwerken?” En dan blijken er gelukkig toch mogelijkheden te bestaan.

CL: Wij krijgen veel institutionele gelden. Daarvoor hanteren wij duidelijke humanitaire principes en die zijn vastgelegd in de Internationale Code van het Rode Kruis.

Een kritische lezer kan zich afvragen: heeft Nederland eigenlijk wel een taak in Jemen of Ethiopië? Die overheden zijn toch zelf verantwoordelijk voor stabiliteit en ontwikkeling?

RM: Ik denk wel dat overheden gebaat zijn bij een internationale gemeenschap die met hen meedenkt. Alleen willen ze wel ruimte om hun eigen agenda te bepalen. Het zijn vaak fragiele landen die gewoon steun kunnen gebruiken.

CL: Wij kijken natuurlijk altijd vanuit de hulpvraag, maar tegelijkertijd vanuit Nederlands perspectief, omdat ook wij in Nederland gebaat zijn bij een stabiele wereld.

Toch: moeten we wel pleiten voor een ruim overheidsbudget voor ontwikkelingssamenwerking? Er vloeien immers honderden miljoenen naar abortusdiensten. En in de discussie over de Armenwet van 1854 meende Groen van Prinsterer dat, uit oogpunt van godsdienstvrijheid, niet de staat maar ‘Christelijke weldadigheid’ moest voorzien in armenzorg…

RM: Ik denk liever vanuit overvloed dan vanuit schaarste. Ik kan allemaal vertellen wat ik niet wil, maar ik vertel liever welke toegevoegde waarde ik wel zie. Waarbij ik het wel belangrijk vind dat je als maatschappelijke organisatie je eigen rol pakt en houdt. Wat ik zie is dat wij in ons strategisch partnerschap met de overheid heel eerlijk onszelf kunnen zijn. We weten waar we verschillen, we weten waar we elkaar kunnen vinden en we zoeken de verbinding.

GH: De Nederlandse ambassadeur in Moldavië zei: “Mijn opdracht is het bevorderen van mensenrechten en zorgen dat hier over twee jaar een gay pride is.” Ik ga dan het gesprek aan: is dat waar dit land op dit moment het meest behoefte aan heeft? Waar kunnen wij elkaar vinden? Dan ontstaan er toch mogelijkheden om samen te werken. Terwijl zijn formele agenda wellicht voor 80% procent een andere is, wil ook hij dat het met de kwetsbare mensen in Moldavië goed gaat. Er zijn altijd mogelijkheden om elkaar te vinden. Mits je eerlijk bent.

Hebben jullie afsluitend nog een goede raad voor SGP’ers?

CL: Blijf oog houden voor de medemens in nood, maar dat is in zekere zin een open deur. We zijn heel blij dat jullie ons een stem geven door vaak met ons in gesprek te gaan.

RM: Blijf investeren in inhoudelijke kennis van wat ontwikkelingswerk inhoudt. Ook ik ben dankbaar dat jullie vaak met ons in gesprek gaan rondom debatten. Vanuit inhoud kom je heel ver.

GH: Omzien naar de ander moeten we samen blijven doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 2022

Zicht | 104 Pagina's

“Recht doen over grenzen: niet vóór maar mét mensen”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 2022

Zicht | 104 Pagina's