Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schuld en boete ten opzichte van het Joodse volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schuld en boete ten opzichte van het Joodse volk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch de koning verschoonde Mefiboseth, den zoon van Jonathan, den zoon van Saul, om den eed des HEEREN, die tussen hen was, tussen David en tussen Jonathan, Sauls zoon. 2 Samuël 21 vers 7

Ik spits deze bijbelstudie toe op de schuldverklaring van verschillende Nederlandse kerken die zij in 2020 tijdens de jaarlijkse herdenking van de Kristallnacht (9 november 1938) ten overstaan van de Joodse gemeenschap in Nederland hebben afgelegd.

Vanuit 2 Samuël 21: 1-14 motiveer ik een aantal Bijbelse redenen voor deze verklaring en formuleer ik een paar aanzetten voor een voortgaande theologische en politieke doordenking van de verhouding tussen christenen en de Joodse gemeenschap in Nederland.

De auteur van 2 Samuël beschrijft in de laatste hoofdstukken verschillende daden van David die heeft verricht tijdens zijn regering. David wordt met tal van problemen geconfronteerd, waaronder een hongersnood. Volgens Gods Woord veroorzaakt een nationale zonde hongersnood. De oorzaak van deze misère is dus meteen duidelijk. Onduidelijk is echter om welke zonde God Zijn volk straft. Op deze vraag geeft de HEERE antwoord. Deze collectieve straf is te herleiden tot Saul die in zijn ijver het land van de laatste Kanaänieten zuiverde en daarbij de Gibeonieten niet ontzag, ondanks Gods verbond met hen.

Verbond

Met deze zuiveringsactie schendt de koning Gods verbond met de Gibeonieten (Jozua 9). Hoewel de Gibeonieten met een leugen dit verbond met Israël hebben bewerkstelligd, blijft God trouw aan Zijn belofte. Omwille van dat verbond spaarde Israël de Gibeonieten tijdens de inname van Kanaän (Joz. 9: 19-20). Saul is deze angst voorbij, omdat hij God niet vreest en Zijn verbond niet eerbiedigt. Onder het mom van godsdienstige motieven poogt hij de Gibeonieten uit te roeien.

Tijdens Davids regering komt God op Sauls zonde terug. Gods keus voor dit moment ligt voor de hand. Op Israëls troon resideert nu een godvrezende koning, die in tegenstelling tot Saul Gods verbond wél eerbiedigt en persoonlijk een verbond met God heeft gesloten (2 Samuël 7 en 22). Om die redenen acht de HEERE de tijd rijp om Israël door een hongersnood te confronteren met Israëls schuld ten opzichte van Gibeon. Wanneer David weet wie voor deze schuld verantwoordelijk is, worden zeven mannen uit Sauls nageslacht gedood en opgehangen. Deze zeven gehangenen representeren Sauls nageslacht. Hun lichamen blijven als een symbolische vloek hangen, totdat het regenseizoen aanbreekt. Wanneer de regen valt, bewijst God dat Israëls schuld ten opzichte van Gibeon verzoend is. Tegelijkertijd handhaaft David omwille van de eed van de HEERE het verbond dat hij met Jonathan gesloten heeft door het leven van Mefibóseth, Jónathans zoon, te ontzien (2 Sam. 21: 7).

Verbondswraak

In dit hoofdstuk valt de centrale plaats van het verbond op. God handelt verbondsmatig met Saul, David, hun nageslacht, met Israël en de Gibeonieten. De Bijbelse notie van Gods verbond kenmerkt gereformeerde theologie en doordrenkt het theocratisch gedachtegoed van de SGP.

In de tweede plaats legt God door middel van het handhaven van Zijn verbondswraak Israëls schuld ten opzichte van de Gibeonieten bloot. God wreekt Zich pas tijdens Davids regering over Zijn volk omwille van het verbond, ook al is de hoofdschuldige al jaren geleden overleden. Dit feit heft de geldigheid van Gods verbondswraak niet op. Deze notie – het eeuwigdurend karakter van Gods verbond met Israël en de volkeren – zet Paulus in Romeinen 9-11 verder uiteen. Deze notie motiveert de blijvende verbondenheid tussen Israël en de volkeren in het algemeen en de band tussen kerk en Israël in het bijzonder en is het fundament van de Israël-visie van de SGP.

In de derde plaats verleent Gods verbond aan de Gibeonieten het recht om zich te wreken. Al hebben zij niet het recht van bloedwraak, maar een beroep op Gods verbond verschaft hen wel het recht om namens de HEERE van Israëls koning voldoening door recht te eisen (2 Sam. 21: 4-6). Door het voldoen aan dit recht heiligen Gibeon en Israël elk op zijn eigen manier en met zijn eigen verantwoordelijkheid Gods verbond. Zó verzoent Gibeon Israëls schuld bij God; Kanaänitische nakomelingen heffen de vloek over Kanaän op waardoor Israël weer door de HEERE gezegend wordt. Deze notie is een direct gevolg van Gods belofte aan Abraham, een belofte die ook in het Nieuwe Testament terugkeert en nog steeds actueel is.

Theologische aanzetten

Deze gebeurtenis bewijst hoe God op een verbondsmatige wijze met Israël en door het Joodse volk met andere volkeren omgaat. Deze concrete uitwerking van Gods verbond met Abraham en zijn nageslacht verrast. Het antwoord op de vraag of dit Bijbelse kernthema – Gods verbond met Israël en de volkeren – nog steeds actueel is, bepaalt vandaag onze houding ten opzichte van het Joodse volk.

Wie in de Bijbelse zin van het woord met Israël zich niet verbonden weet, ziet de noodzaak van een schuldbelijdenis door kerken vanwege de rol van de kerken voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog begrijpelijkerwijs niet in. Wie belijdt dat de volkeren in Israël gezegend zijn of vanwege Israëls lijden vervloekt worden (Gen. 12: 1-3), erkent de noodzaak van schuld belijden, al is het alleen maar de schuld ten opzichte van de Joodse gemeenschap vanwege de zonde van nalatigheid.

In de tweede plaats hangt dit verschil samen met een verschillend lezen en waarderen van het Oude Testament. Wie het Oude Testament in woord en geschrift een op een op de kerk van vandaag toepast, ontzegt Israël zijn unieke plaats onder de volkeren. Begane misdaden tegen het Joodse volk zijn dan nog wel misdaden tegen de mensheid, maar de theologische betekenis en consequenties van deze misdaden voor de kerk en samenleving van vandaag worden niet erkend.

In de derde plaats bewijst 2 Samuël 21 dat schuld met het sterven van de direct betrokkenen lang niet altijd gedateerd is. Dit Bijbels gegeven plaatst ons de vraag of dit dan ook omgekeerd geldt voor wat andere volkeren Israël, het volk van Gods verkiezing, hebben aangedaan. Wanneer God Zich in later tijd wreekt op Zijn volk vanwege schuld tegenover de Gibeonieten, zou Hij Zich dan ook niet wellicht kunnen wreken op volkeren die Zijn oogappel aanraken?

Ten slotte, in de Nederlandse kerken moet de theologische bezinning op het theologisch karakter en de gevolgen van de Shoah nog op gang komen. Een enkele uitzondering daargelaten, is op dit terrein nog weinig gepubliceerd. Vandaag dreigt deze lacune opgevuld te worden door bijvoorbeeld theologen van Sabeel, de invloed van de nieuwtestamenticus N.T. Wright op jonge theologen en predikanten (die van mening zijn dat het Joodse volk sinds de nieuwtestamentische bedeling geen unieke plaats meer heeft in Gods heilsgeschiedenis), of het opnieuw manifesteren van een nu nog latent vervangingsdenken.

Politieke actualiteit

In deze theologische bezinning, waarin de groeiende groep messias-belijdende Joden in toenemende mate een steeds grotere inbreng zullen krijgen, is een van de kernvragen hoe het Oude Testament met het oog op het land en het volk Israël gelezen moet worden. Voor Nederlandse christenen is deze bezinning noodzakelijk om zich op een Bijbelse wijze te verhouden tot de beladen theologische erfenis van ons voorgeslacht, maar ook evident met het oog op de Nederlandse politieke actualiteit. Aan het begin van de 21e eeuw blijkt een substantieel deel van het Nederlands kiezerspotentieel sensitief te zijn voor het in West-Europa opkomend rechts-populistisch gedachtegoed. In combinatie met een vervangingstheologie kan deze zorgelijke ontwikkeling een reëel gevaar voor de christelijke politiek vormen.

Dat SGP’ers in de periode voor, tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog dit gevaar niet onderkend hebben, lag niet alleen aan hun partijleiders, maar is ook te herleiden tot het toenmalig maatschappelijk en theologisch denkklimaat in Nederland en Europa. Helaas bleek de SGP toen een kind van zijn tijd te zijn. Wie vandaag zich distantieert van deze vorm van volkstheologie, staat direct voor de vraag wat de Bijbelse verbondenheid met Israël dan wél betekent. Op dit punt moeten kerkverbanden en christelijke politiek in Nederland nog een hele slag maken. Daarbij is haast geboden, omdat de tijd begint te dringen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2021

Zicht | 108 Pagina's

Schuld en boete ten opzichte van het Joodse volk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2021

Zicht | 108 Pagina's